vrijdag, maart 30, 2007

Symbiopsychotaxiplasm, Two Takes by William Greaves

Take One (1968) ****

Ik heb niet snel dat ik niet goed weet hoe een film te moeten omschrijven of te duiden, maar deze krijgt het voor elkaar. Het is een soort van pseudo-documentaire/cinema vérité-achtig iets, waarbij een filmploeg gefilmd wordt die een film probeert te filmen en ook nog ergens twee acteurs samen constant een ruziescène spelen. Dit soort zelfbewuste toestanden lopen vaak snel uit op een soort van zelfmasturbatie, maar ik vond hier juist de ontzettend hoge kijkbaarheid ontzettend opvallend: ik had geen idee waar ik precies naar te kijken zat, maar ik vond het mateloos fascinerend om de een of andere vage reden. De momenten waarin de acteurs de scène spelen, deden me sterk denken aan die briljante scène in ‘Mulholland Drive’ waarin Naomi Watts een scène speelt met die oude viezerik: het kijken naar acteurs die binnen een film acteren voor de camera geeft mij altijd een merkwaardig voyeuristisch gevoel, erg leuk. Het is een prachtig document van en tegelijkertijd kritiek op de jaren ’60 counterculture en is opvallend niet gedateerd, wat je vaak ziet met die swinging sixties.


Take 2 ½ (2005) ***1/2

Take 2 ½ verhoudt zich zo ongeveer tot Take One zoals Linklater’s ‘Before Sunset’ zich tot ‘Before Sunrise’ verhoudt en brengt twee van de acteurs uit 1968 weer samen in 2005 en zij spelen zowel zichzelf als wederom een rol. Deze update is mogelijk gemaakt door uitvoerend producenten Steven Soderbergh (wiens ‘Schizopolis’ een zekere verwantschap heeft met ‘Symbiopsychotaxiplasm’) en Steve Buscemi, die zichzelf speelt in de film en een van de cameramensen is die de scènes filmt. Ik had aanvankelijk mijn twijfels, maar toch trok ook deze film me over de streep.

Ik heb geen idee wat een gemiddelde kijker hier van kan maken, maar ik als gevorderde avant-garde hoer vond dit erg aanzienbaar en leuk. Het is een van de gewaagdere maar wat mij betreft interessantere toevoegingen aan de Criterion Collection.

Labels:

donderdag, maart 29, 2007

Shoah *****

Regie: Claude Lanzmann (1985)

Nou, dit was het dan, ik heb hem gezien: ‘Shoah’, de meer dan 9 uur durende documentaire over de Holocaust. Woorden schieten te kort om deze film te beschrijven. Vergeet echt iedere andere film of documentaire die over het onderwerp gemaakt is, ja zelfs ‘Nuit et Brouillard’. Maar liefst twaalf jaar was Claude Lanzmann bezig om deze film gemaakt te krijgen; de hele wereld heeft hij afgereisd om overlevenden, ooggetuigen en zelfs kampbeulen te vinden en hun verhaal te laten doen. Deze film gebruikt namelijk geen archiefmateriaal of zet de gruwelen niet opnieuw in scène. Enkel de testimonia van de geïnterviewden vullen deze film, gecombineerd met beelden van de landschappen zoals ze er nu (nu als in: toen de film opgenomen werd uiteraard) uitzien. Dit klinkt misschien saai, maar dat is het absoluut niet. Het is beklemmend, onbevattelijk, onwerkelijk, beangstigend gedetailleerd en vaak intens ondraaglijk.

Het is ook een film die nooit meer gemaakt kan worden, simpelweg omdat we alweer meer dan 20 jaar verder zijn en er steeds minder mensen die het hebben meegemaakt nog in leven zijn. Met iedere dag die er verstrijkt wordt er een spoor uitgewist door de tijd en juist daarom is het zo belangrijk dat deze film tot stand gekomen is toen het nog mogelijk was. Maar ach, ik heb reeds veel te veel gezegd over deze film, ik kan nu beter zwijgen. De film zelf vertelt het verhaal dat verteld moet worden.

‘Shoah’ is gewoonweg een van de meest belangrijke filmdocumenten ooit vervaardigd, een film die echt iedereen gezien MOET hebben. Als is er maar één DVD die je nog koopt die jaar, laat het dan de release van Shoah zijn, want MoC is er weer in geslaagd om de definitieve versie van een ongeëvenaarde filmervaring te presenteren.

Labels:

El Espejo de la bruja ***1/2

Regie: Chano Urueta (1962)


Na het prima ‘Curse of the Crying Woman’ is dit al de tweede zeer vermakelijke Mexicaanse horrorfilm die ik zie van het erg leuke Casa Negra label. Het verhaal is op zich redelijk simpel: een goede heks ontsteekt in woede en maakt het leven van een echtpaar zuur met allerhande magische grappen en grollen, hoewel het verhaal wat verder opgeleukt wordt met het welbekende thema van de obsessieve gekke dokter. Ook deze film is geënt op de klassieke atmosferische Universal horrorfilms van de jaren ’30 en leent hoofdzakelijk op sfeer en suggestie, hoewel de lijn richting meer expliciete gruwelen hier al zichtbaar is. Het meest opmerkelijke vond ik nog dat de film redelijk zwaar op speciale effecten leunt maar daarmee niet echt gedateerd is, het komt nog steeds leuk over allemaal. Uitstekend genrewerkje dus.

Labels:

woensdag, maart 28, 2007

Das Gasthaus an der Themse ****1/2

Regie: Alfred Vohrer (1962)

Hoewel ik niet direct een onbekende ben in filmland zijn er nog hele gebieden in hoofdzakelijk de (Europese) genrecinema waar ik weinig tot geen weet van heb en het is vaak zeer opwindend om de bronnen die deze gebieden verborgen houden aan te boren. ‘Das Gasthaus an der Themse’ is mijn eerste Duitse Krimi en deze Edgar Wallace verfilming is naar verluid een van de beste uit het genre, wat ik goed begrijpen kan. Dit is fantastisch namelijk! Het is zo ongeveer de ontbrekende schakel tussen de Amerikaanse film noir en de Italiaanse giallo, twee genres die ik altijd verwant heb gevonden en waar ook dit genre vele raakvlakken mee lijkt te hebben. Het geheel is werkelijk erg mooi gefilmd met sfeervolle zwart-wit fotografie, een mooi gebruik van belichtingen bijzondere camerastandpunten en enkel visueel zou ik deze film al willen aanraden voor de doorgewinterde kijker. Maar er is meer: natuurlijk het leuke verhaal en de acteerprestaties welke over de gehele linie sterk zijn (hoewel meestal overgeacteerd, wat past bij de film) met een bijzondere rol van een wat jongere Klaus Kinski. De beruchte humor is hier ook volop aanwezig, maar vond ik nergens storend. Integendeel, ik heb meermalen schaterlachend voor de buis gezeten en ook al is het soms erg suffig, ik vond het prettig.

Als de andere Krimi’s ook maar een beetje bij deze film in de buurt komen, heb ik het gevoel nog veel plezier met dit genre te kunnen gaan beleven!

Labels:

Border Incident ***1/2

Regie: Anthony Mann (1949)

Ik moet nog steeds mijn eerste Mann Western zien (hoewel deze wat Western trekjes heeft), maar die film noirs van hem mag ik toch godverdomme graag zien, zo ook deze. De nachtelijke scènes zijn weer prachtig als altijd want samen met zijn vaste DoP John Alton worden de meest normale momenten omgetoverd tot omineuze visuele spektakels – het duo moet toch zeker tot de beste nachtfilmers aller tijden behoren. De film speelt zich niet af in de stad, maar op de grens tussen Amerika en Mexico en het pakt een soortgelijke thematiek aan als een recente film als ‘The Three Burials of Melquiades Estrada’ en daar zit het grote probleem wat mij betreft: het lijkt er op dat de film het goed bedoelt en wellicht was het wat veel gevraagd voor een Amerikaanse film uit 1949 maar in plaats van de stereotiepen af te kalven, worden deze grotendeels in stand gehouden, waardoor de film een mooie kans op politieke ondermijning mist volgens mij. Ik vond sowieso het verhaal verre van het sterkste punt van deze film, maar omdat het op visueel gebied erg hoge ogen gooit en opmerkelijk grimmig van toon is toch een ruime voldoende voor deze film.

Labels: ,

Sukeban gerira ***1/2

Regie: Norifumi Suzuki (1972)

Mijn tweede film uit die Pinky Violence Collection van Panik House is wederom een uiterst genietbaar werkje. Het begint eigenlijk al direct redelijk uitzinnig, compleet met bizarre cameratrucs zoals ik het graag zie en dit eindigt feitelijk pas als de film afgelopen is. In tussentijd worden we dus getrakteerd op veel naakt, geweld en zelfs redelijk wat komische onzin en dit alles erg aantrekkelijk gefilmd. Dat de humor lang niet altijd even goed werkt, er soms overduidelijk in de lucht geslagen wordt en het verhaal niets voorstelt zien we graag door de vingers, want jummie: deze is fris en fruitig als een Hoegaarden op een zonnig terras!

Labels: ,

dinsdag, maart 27, 2007

Dr T. & the Women **

Regie: Robert Altman (2000)

Al direct vanaf het gecompliceerde openingsshot waarin hordes vrouwen het beeld in en uit lopen en constant door elkaar heen kakelen, besef je beland te zijn in een Altman film, wiens kenmerkende overlappende geluidsband gemaakt lijkt voor de wereld van ‘Dr. T & The Women’: vrouwen met iets teveel geld die zichzelf iets te serieus nemen en geen moment hun mond lijken te kunnen houden, zonder ook maar iets interessants te zeggen in hun spraakwatervallen. Het is niet moeilijk om voor te stellen dat Altman zich als een vis in het water voelde omringd door al die vrouwen tijdens het filmen, want hij groeide op tussen vrijwel enkel vrouwen en hij stond bekend als een vrouwengek. Veel kritiek kreeg Altman omdat hij in deze film voor zo’n beetje de enige keer in zijn carrière werkte met bekende Hollywoodster (Richard Gere), maar deze keuze is vrij logisch omdat de rol die Gere hier speelt juist erg inspeelt op diens imago, zodat Gere een welhaast natuurlijke keuze voor de rol is. Helaas is de casting zo’n beetje het meest inventieve deel van de film, want verder is er maar weinig van Altman’s enthousiasme op het scherm beland en krijg je het gevoel dat hij plichtmatig het vrij matige scenario van Anne Rapp verfilmd heeft zonder veel eigen inbreng. Zo slecht als sommige mensen willen doen laten geloven is de film niet, maar binnen Altman’s imposante carrière is het een niemendalletje.

Labels:

They Shoot Horses, Don’t They? ****1/2

Regie: Sydney Pollack (1969)

Naast een indrukwekkend karakteracteur wil Sydney Pollack ook nog wel met enige regelmaat achter de camera kruipen, met wisselend succes. ‘They Shoot Horses, Don’t They’ is misschien niet zijn meest bekende film (voor die titel strijden films als ‘Tootsie’, ‘Out of Africa’ of ‘The Firm’), maar wordt door velen wel gezien als een van zijn beste, misschien wel dé beste. Nu heb ik nog niet veel Pollack gezien, maar ik kan in ieder geval wel zeggen dat deze film erg sterk is. De film is gesitueerd tijdens de Depressie van de jaren ’30 en de sfeer is erg goed getroffen, zeker geholpen door de aankleding, decors en muziek en je wordt echt twee uur lang naar een ander tijdperk gevoerd. Je zou de film misschien als ietwat depressief kunnen bestempelen, maar dat vond ik nog reuze meevallen, vooral omdat de karakters zo sterk zijn uitgewerkt. Er is veel ellende in de film, maar de dynamiek tussen de karakters maakt een zeer prettige invoelbaarheid mogelijk, waarbij ik vooral de prestatie van Jane Fonda ronduit indrukwekkend vond. Daarnaast geeft Pollack de film een prettige visuele dynamiek met een mooie combinatie van montage en camerawerk en zit de film thematisch nog een stuk complexer in elkaar dan ik in eerste instantie dacht; zo wordt Guy Debord’s ‘Spektakelmaatschappij’ in deze film op bijzondere wijze onder de loep genomen en ondanks dat we bijna 40 jaar verder zijn is dit fenomeen (en dus deze film) nu misschien nog wel actueler dan ooit. Een uitmuntende film die na herhaaldelijke kijkbeurten volgens mij enkel nog in kracht en impact kan toenemen.

Labels:

O slavnosti a hostech ****

Regie: Jan Nemec (1966)


Sinds ik de recente film ‘Landscape of my Heart’ van Jan Nemec zag een jaar of drie geleden op IFFR wilde ik meer werk van deze Tsjechische figuur zien en hoofdzakelijk diens meest bekende film, ‘The Party and the Guests’, zoals deze film vaak in het Engels vertaald wordt. Een chronische gebrek aan DVD releases werkte mij echter steeds tegen, totdat het geweldige Britse Second Run label ons weer te hulp schoot met een DVD release van deze hoogst controversiële film. Deze mijlpaal van de Tsjechische New Wave werd namelijk vrij snel verbannen door de Communistische regering omdat het gezien werd als een rechtstreekse aanval op die regering en dat hadden ze goed gezien, want dat was het ook. Het is echter ook breder te nemen en te lezen als een directe aanval op iedere vorm van autoriteit, conformisme en onderdrukking. Het resulterende product zou je kunnen zien als een variant op Luis Buñuel (vooral ‘The Exterminating Angel’ en ‘The Discreet Charm of the Bourgeoisie’), een vleugje Federico Fellini, en een dosis existentiële zinloosheid en absurdistische humor a la ‘Wachten op Godot’ van Samuel Beckett. Misschien dat mijn verwachtingen gewoon iets te hoog waren, want het is (nog) niet het volmaakte meesterwerk wat ik er stiekem in gehoopt had. Dat gezegd hebbende moet iedereen met gevoel voor zwarte humor en iedere gevorderde filmkijker deze DVD aanschaffen, zeker voor die schamele 15 euro, want het is zonder meer een film die gezien mag worden.

Labels:

Boys Life 5

Verzamel DVD met vier korte (homoseksuele) coming of age drama’s:

Dare ***1/2

Regie: Adam Salky (2005)

Alleraardigst: herkenbaar en invoelbaar.

Fishbelly White **1/2

Regie: Michael Burke (1998)

Deze korte film zou de basis blijken van de langspeler ‘The Mudge Boy’. Niet heel speciaal, hoewel het einde wel bijzonder is..

Late Summer ***

Regie: David Ottenhouse (2001)

Een vrij aardig coming of age dramafilmpje dat aan de ene kant totaal niets brengt wat we nog niet eerder gezien hadden maar aan de andere kant absoluut niet vervelend is om naar te kijken en een prettig nostalgische sfeer van onschuld heeft.

Time Off ***

Regie: Eytan Fox (1990)


Deze eerste film van de Israëlische regisseur Eytan Fox is in veel opzichten de voorloper van zijn uitstekende doorbraakfilm ‘Yossi and Jagger’. Het is duidelijk een eerste film en alles oogt een beetje amateuristisch, maar de goede bedoelingen maken veel goed. Grootste pluspunt was de ontzettend leuke hoofdrolspeler die zeer liefdevol door Fox in beeld gebracht wordt, dat is geen straf om naar te kijken. Geen briljante film, wel leuk voor mensen die ‘Yossi and Jagger’ een warm hart toedragen.

Labels:

maandag, maart 26, 2007

Little Miss Sunshine **

Regie: Jonathan Dayton & Valerie Faris (2006)


Toen ik de trailer van deze film gezien had wilde ik al onder mijn bioscoopstoel kruipen van pure ergernis, maar omdat vele mensen zo positief waren besloot ik het toch een kans te geven. En hemeltje, wat een slechte beslissing was dat. Ik heb me werkelijk door deze hilarisch ongrappige film heen moeten slaan, constant de ergernis verbijtend – mijn lip zit nu vol met blaren. Oh, wat grappig offbeat is het allemaal… we zetten een disfunctionele familie bij elkaar met figuren die allemaal op hun eigen manier niet sporen, laat wat figuren depressief of opzettelijk irritant zijn en probeert grappige dialoog te schrijven en leuke situaties te creëren; het voelde aan alsof Werner Herzog een volbloed komedie gemaakt had of Miranda July met een opvolger van het onuitstaanbare ‘Me and You and Everyone We Know’ op de proppen was gekomen. Help!

The Hills Have Eyes **1/2

Regie: Alexandre Aja (2006)

Remakes van horrorfilms zijn op zich een vak apart en meestal pakt het verkeerd uit, maar omdat ik Aja’s eerdere film ‘Haute Tension’ een weliswaar onevenwichtige maar toch intrigerend frisse film vond en ik Wes Craven’s origineel wel interessant vond, had ik toch vrij hoge verwachtingen voor deze film, verwachtingen die echter nauwelijks ingelost werden. Vrij vervelend in de film vond ik de montage, waarbij er vaak niet bepaald sprake was van een match on action en ik het geheel vaak ruimtelijk desoriënterend vond. Nu kan dit goed een bewuste keuze van Aja’s kant zijn (het lijkt me wat bijzonder als het incompetentie is), maar ik vond het effect in ieder geval niet bijzonder geslaagd en de film visueel rommelig daardoor. Daarbij is Aja niet bijster begiftigd als het gaat om het regisseren van acteurs, zodat sullige dialogen begeleid worden door houterig acteerwerk. Maar goed, het is tenslotte een horrorfilm en geen Shakespeare verfilming, maar ook op het horrorvlak kon de film mij nergens overtuigen. Het is zoals te verwachten was na ‘Haute Tension’ behoorlijk smerig allemaal en de intense directheid die ik inmiddels met Aja associeer is ook hier volop aanwezig. En hoewel dat in sommige scènes, zoals de lange sequentie in de caravan, best goed werkt, gaat het veel te vaak volledig over de top. Overdaad schaadt nog steeds en de transformatie van de sullige nerd in een heroïsche, met bloed overgoten held vond ik zelfs lachwekkend, helemaal dankzij de pathetische muziek die er onder gezet was. Ik zie Aja er nog toe in staat dat hij speelt met genreconventies en ze binnenstebuiten wil keren, maar op deze manier vond ik het niet werken.

Absoluut pluspunt is wel de casting van Billy Drago, een van de meest hilarische acteurs aller tijden: bij hem weet ik nooit goed of het nu simpelweg onkunde of een bizarre vorm van overacting is, maar slechts weinig personen maken zo duidelijk dat ze aan het acteren zijn en hij fungeert vaak als een merkwaardig soort Brechtiaans verfremdungseffect; van een naturel soort acteren is bij hem nooit sprake. Helaas heeft hij maar een ondankbaar klein rolletje en zelfs Billy kan de film niet redden. Een gemiste kans.

vrijdag, maart 23, 2007

New Rose Hotel ****

Regie: Abel Ferrara (1998)


Hoewel de film redelijk uitgekost is door het grote publiek, wordt ‘New Rose Hotel’ in hardcore auteurskringen bejubeld als een van de grootste meesterwerken van de laatste jaren, zeg maar een ‘Letter from an Unknown Woman’, ‘Viaggo in Italia’ of ‘Vertigo’ van de jaren ’90. Welnu, na slechts een kijkbeurt kan ik er natuurlijk nooit zo’n label op plakken, maar gefascineerd geraakt ben ik zeker. Het is een soort van cyberpunk thriller naar een verhaal van William Gibson met acteerkanonnen Christopher Walken en Willem Dafoe en schoonheid Asia Argento in de hoofdrollen. Met dit basisgegeven zou je nog een redelijk commerciële film kunnen verwachten, maar dat is ‘New Rose Hotel’ absoluut niet. Dit is kunstzinnigheid ten top maar dan verpakt in een science fiction jasje, gepresenteerd als designer cool. Lange tijd vroeg ik me af waarom deze film nu zo gewaardeerd werd, maar langzaamaan begon hij onder mijn huid te kruipen en uiteraard na het zeer veel vragenoproepende einde werd de film enkel interessanter. Dit is geen film die je na een keer kijken volledig kunt doorgronden. Visueel gezien deed de film me ook niet direct ontzettend veel tijdens het kijken (het was ook mijn eerste Ferrara film), maar na afloop bleef de sfeer die de film opgeroepen had opmerkelijk lang hangen en dat is meestal ook al een teken van creatieve duurzaamheid. Het oogde wat mij betreft aanvankelijk allemaal iets te veel als een matige cyberfilm als ‘Strange Days’ maar als ik er aan terugdenk was hier wellicht veel meer aan de hand: bijzondere dingen gebeurden er met geluid en ruimte, ze vormden een soort van collage leek het wel: woorden leken vaak eerder uitgesproken omwille van hun klank dan hun betekenis en het leek hier te gaan om texturen, zowel visueel als qua klank. Thematisch gezien doet de film iets met herinnering, maar veel kan ik daar nog niet over zeggen, want het is typisch een film die je helemaal opnieuw moet zien met de kennis van de film als geheel in je achterhoofd en dat zijn zaken die enkel een tweede kijkbeurt kunnen verduidelijken. Er is vast iets aan de hand ook met die opmerkelijke openingsgeneriek, waardoor identiteit een belangrijk thema lijkt te zijn in deze film.

Geheugen en identiteit als thema’s verpakt als een audiovisuele collage. Zoiets. Meer kan ik er niet van maken momenteel. Dat de film bijzonder is en verdere studie verdient staat in ieder geval vast, want dit is iets waar je je tanden in kunt zetten. Ik ga deze film in ieder geval nog wat vaker zien en ga ook zeker het werk van Abel Ferrara verder uitdiepen.

Labels:

Rappresaglia **1/2

Regie: George Pan Cosmatos (1973)


Hmmm… een nogal tegenvallende film, ik kan niet anders zeggen. Er zijn veel parallellen met het terrorisme meesterwerk ‘La Battaglia di Algeria’, maar in vergelijking faalt deze film op alle fronten. De affiche was nochtans goed: dezelfde cameraman (Marcello Gatti) en componist (Ennio Morricone) als voor ‘Algeria’, twee internationale sterren (Marcello Mastroianni en Richard Burton) en de latere regisseur van ‘Rambo First Blood Part II’ (George P. Cosmatos). Goed, dat laatste had me wellicht kunnen doen bevroeden dat dit nergens het niveau zou gaan halen als die Pontecorvo film, maar ook de rest laat jammerlijk afweten: Morricone recyclet zijn eigen score min of meer, zowel Burton als Mastroianni hebben veel beter werk laten zien en visueel gezien is het ook allemaal magertjes. Het grootste probleem vond ik echter dat het conflict waar de film volgens mij uiteindelijk om draait (dat tussen Burton en Mastroianni) pas na 75 minuten zich gaat ontspinnen en dan is de film praktisch gedaan! Had men dus de aanleiding ervoor, die verder toch niet zo interessant is, wat sneller gedaan, dan was er meer tijd over geweest voor de echt interessante issues en hadden de karakters ook wat meer uitgediept kunnen worden - nu stuiteren ze door het beeld als bordkartonnen poppetjes. Een zeer interessant gegeven waar veel meer mee gedaan had kunnen worden dus, wat de film een gemiste kans maakt.

donderdag, maart 22, 2007

For All Mankind *****

Regie: Al Reinert (1989)


En dan ein-de-lijk deze documentaire over de maanlanding gezien. Tja, wat kan ik zeggen? De soundtrack van Brian Eno kende ik al jaren en is vele malen de persoonlijke soundtrack geweest van mijn eigen nachtelijke avonturen, maar zoals altijd krijgt dergelijke muziek een extra betekenislaag als je het hoort met de bijbehorende beelden. En deze beelden zijn uiteraard alleszeggend. Groots. Onbevattelijk. Indrukwekkend. Mysterieus en bekend tegelijk. Ik zou er nog ontzettend veel benamingen op kunnen plakken, maar ik wil iedereen gewoon aanraden om deze film toch minstens een keer in zijn leven te kijken. Want je zit gegarandeerd 80 minuten aan de buis gekluisterd. Ach en wee, was er nog maar ooit de gelegenheid om deze film op het grote scherm te kijken…

The Gingerbread Man ****

Regie: Robert Altman (1998)

Deze film staat volgens mij toch redelijk te boek als een van Altman’s meest onevenwichtige films, maar na het zien kan ik het daar enkel roerend mee oneens zijn. Nee, als je de film als een traditionele thriller ziet, stijgt het wellicht nergens boven de middelmaat uit. Nee, als je het als een John Grisham verfilming ziet, komt het misschien nergens in de buurt van iets als ‘The Firm’. Maar het is een Robert Altman film en dat moet de getrainde kijker direct een signaal geven dat het niets gaat worden in de traditionele of gebruikelijke zin.

Altman vond het oorspronkelijke scenario van Grisham zo ronduit waardeloos dat hij het volledig herschreef samen met Clyde Hayes (onder de naam ‘Al Hayes’) en Grisham distantieerde zich vervolgens van de film, net zoals de filmmaatschappij die er ook totaal geen brood in zag. Als commercieel valide thriller is de film inderdaad niet de meest kundige of spannende film –hoewel ik persoonlijk het zelfs als thriller behoorlijk vond werken– maar dat is niet omdat Altman geen thrillers kon maken (dit was wel zijn enige poging), maar omdat Altman nog nooit geïnteresseerd is geweest in een lineair verhaal of een reguliere genrefilm. Het grappige is ook eigenlijk dat het enige échte thriller element in deze film afkomstig is van de (geweldige) muziek van Mark Isham, want op alle fronten saboteert Altman de thriller werking met kleine speldenprikjes, hoofdzakelijk met humor: neem het moment dat Robert Duvall bevrijd wordt uit de gevangenis en je hem verwoede pogingen ziet doen om middels het opengezette raam te ontsnappen om dan wild gebarend aan te geven dat het zo niet gaat en hij uiteindelijk maar doodleuk de deur neemt. De Altman kenner *ziet* gewoon Altman voor zich die de scène regisseert en met een diabolisch lachje een dergelijk moment –dat vrijwel zeker nooit in het scenario stond– ter plekke laat improviseren. Het zijn echter ook momenten die weer zo relatief verborgen zijn dat een minder geoefende Altman kijker het gemakkelijk over het hoofd kan zien en dus de subversiviteit zal missen, terwijl dit voor mij de momenten zijn die me in hogere sferen brengen.

Of kijk naar de wijze waarop Altman de storm die in de film woedt bijna belangrijker maakt dan de echte intrige door constant de film te larderen met berichtgevingen over de storm op TV’s (vergelijkbaar overigens met het gebruik van de luidsprekers in ‘MASH’) wat ook meteen Altman’s methode is om het decor, de omgeving waarin de film zich afspeelt, naar de voorgrond te brengen, een vitaal aspect van zijn manier van film maken: vrijwel iedere scène in een Altman film begint met een shot van iets volledigs onbelangrijks uit het decor waarna de camera later naar de personen binnen die ruimte manoeuvreert. Daarmee benadrukt Altman niet enkel de ruimte waarin de film zich afspeelt maar het is meteen zijn visuele strategie om mensen te laten kijken naar de details, om te pogen mensen verder te laten kijken dan de oppervlakte en zijn manier om de personages (traditioneel hét focuspoint van iedere kijker) feitelijk te degraderen tot hetzelfde niveau van het decor in de hoop de traditionele wijze van kijken van de toeschouwer te ontregelen.

‘The Gingerbread Man’ is het zoveelste voorbeeld van hoe Altman constant speelt met de verwachtingen van de kijker en is exemplarisch voor wat Robert T. Self de ‘subliminal reality’ van Altman noemt: als je bij Altman enkel kijkt naar de oppervlakte (het verhaal doorgaans) dan zul je weinig interessants vinden. Het zit hem bij Altman altijd net onder de oppervlakte, tussen de regels door; de betekenis van zijn films schuilt in de kleine details, in de onderbewuste realiteit dus. En als je die details gaat zien en aanvoelen, dan zul je in Robert Altman een van de meest intrigerende en briljante regisseurs aller tijden ontdekken. Ik heb me in ieder geval rot geamuseerd met deze film.

Labels:

woensdag, maart 21, 2007

Hets ****

Regie: Alf Sjöberg (1944)

Dit is de eerste film uit die eerste box van het nieuwe sublabel van Criterion, Eclipse (de beeldkwaliteit is overal merkbaar een tandje onder de reguliere Criteron standaard, maar nog steeds prima kijkbaar), een box die zich richt op de vroege films van Ingmar Bergman. Deze film is echter nog niet geregisseerd door Bergman (op de eindscène na), maar door diens mentor en inspiratiebron Alf Sjöberg en de reden dat deze in de box zit is dat ‘Hets’ Bergman’s eerste verfilmde scenario is. Hoewel het voor Bergman dus het begin was, was zijn scenario duidelijk in handen van iemand die wist van de hoed en de rand, want Sjöberg giet het geheel in een uiterst prettige visuele vorm. Het begin gaf me direct een heerlijk gevoel van ruimtelijkheid met groothoekopnames en een prettig bewegende camera, terwijl andere scènes juist weer claustrofobisch zijn als ware het een film noir. Het scenario is meteen typisch Bergman, wiens pessimistische kijk op de liefde reeds hier aanwezig is, terwijl ook de rebel die aanschopt tegen bestaande instituten, die Bergman natuurlijk ook was, al volop in actie is. Naast het liefdesverhaal is de film ook een bijtende aanklacht tegen een verstikkend schoolsysteem, ingegeven door Bergman’s eigen nare ervaringen op school en de parallellen tussen de sadistische en onderdrukkende schoolleraar en het Nazi-regime zijn gemakkelijk te trekken zeker gezien de tijd waarin de film gemaakt werd. ‘Hets’ is een behoorlijk sterk psychologisch drama met de nodige visuele flair dat mij erg beviel. Het kan aan mij liggen, maar ik vind het vaak zo opwindend om van een gevierd filmmaker van wie je de meeste van zijn erkende meesterwerken gezien hebt te zien op welke wijze de creatieve zaadjes gepland werden en het kijken van deze film vormt daar geen uitzondering op. Want als je gezien hebt hoe de bloem ontknopt dan wordt de uiteindelijk bloeiende bloem er enkel mooier op.

Labels:

Criss Cross ****

Regie: Robert Siodmak (1949)


Eindelijk deze toch behoorlijk bekende film noir van Robert Siodmak gezien en het is er inderdaad een van de bovenste plank. Beproefde film noir elementen als de voice-over en het gebruik van flashbacks zorgen direct voor het vertrouwde film noir sfeertje, terwijl de muziek van de immer betrouwbare Miklos Rosza de rest doet. Er was ooit een tijd dat ik niets moest hebben van Burt Lancaster, maar inmiddels ben ik volledig omgedraaid en vind ik zijn aanwezigheid een groot voordeel in plaats van een nadeel, zo ook in deze film. Visueel gezien houden regisseur Siodmak, van wie ik tot op heden enkel het eveneens geweldige ‘The Killers’ had gezien en cameraman Franz Planer het behoorlijk rustig en helder, hoewel er gelukkig ook voldoende visuele fratsen in zitten om het toch typisch noir te maken. Ik vond de eerste helft zeker vermakelijk maar een beetje gewoontjes, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt in het laatste half uur waarin dat prettig ontwrichte film noir universum in volle glorie aanwezig is en de film op een bijzonder grimmige noot eindigt. Een toppertje!

Labels: ,

dinsdag, maart 20, 2007

Præsidenten ****

Regie: Carl Th. Dreyer (1919)


De debuutfilm van Dreyer en meteen een behoorlijk indrukwekkende film, evenals direct een typische Dreyer film – hij schreef zelf ook het scenario. Net als in vrijwel al zijn films zien we hier ook het individu afgezet worden tegen de maatschappij en het is de strijd van de persoon tegen de massa en de persoon die worstelt met zijn innerlijke demonen die ook hier al de overkoepelende thema’s zijn, op een wijze zoals alleen Dreyer dat kon: met veel emotie en zwaar op de hand zonder echter het al te zeer door de strot de duwen of te zwelgen in ellende – er is vrijwel altijd een sprankje hoop of vreugde in Dreyer’s miserabele wereld. Maar er is meer voor Dreyer adepten om van te genieten in deze film. Neem bijvoorbeeld de rechtbankscène in de film: niet alleen is dit in veel opzichten een voorloper van zijn beroemde ‘La Passion de Jeanne d’Arc’ film, het is ook symbolisch voor Dreyer’s persoonlijke haat jegens autoriteit, nog zo’n immer terugkerend Dreyer aspect. Hij presenteert de vrouw die aangeklaagd wordt als hulpeloos maar schuldig, laat haar tragische verhaal vertellen, laat het publiek huilen om haar verhaal, maar laat dan ook de gestrenge oude rechters haar toch veroordelen; hoewel dit moment geen directe religieuze lading heeft zoals in zijn beroemdere tegenhanger in ‘Jeanne d’Arc’ is het toch Dreyer’s afkeer van dogmatisch denken en zijn voorvechten van de eigen wil dat hier geventileerd wordt en daarmee krijgt de film dus een directe link met zijn andere werken. Visueel gezien is het ook allemaal behoorlijk appetijtelijk met enkele mooie shots en vooral een sterk gebruik van (bijna Expressionistische?) belichting bij vlagen, iets wat gelukkig ook redelijk goed naar voor kwam in de DVD transfer van het Deense Filminstituut gemaakt van het getinte nitraatorigineel – ik heb altijd een zwak voor getinte films en deze film maakt weer eens duidelijk waarom. Nieuwkomers dienen natuurlijk niet met deze film te beginnen, maar voor Dreyer liefhebbers is dit verplicht kijkvoer omdat het enkel je kennis van en inzicht in Dreyer kan verdiepen en daarmee ook de waardering enkel kan stijgen.

Labels: ,

maandag, maart 19, 2007

Revenge in the House of Usher *

Regie: Jess Franco (1982)


Jemig, dit werkje van Franco is echt niet de moeite van het zien waard. Nu is Franco op zich geen onbekende met recycling maar hier gaat hij wel erg ver en het resultaat is niets smakelijker dan een lauw opgewarmde kliekjesmaaltijd die reeds enkele dagen staat. Dat hij dezelfde thema’s opnieuw gebruikt is tot daar aan toe, maar ik had het gevoel dat hij zelfs complete shots en manieren van belichting uit zijn eigen films aan het hergebruiken was en waren dat niet gewoon een hele stukken uit zijn eigen ‘Gritos en la noche’ waarmee een substantieel deel van deze film gevuld werd? Dit maakt deze film ofwel een reflexieve zelfpastiche, ofwel gewoon een ernstige vorm van bloedarmoede – ik gok op het laatste. Het viel mij overigens op dat Howard Vernon in al die jaren feitelijk geen spat veranderd is: of je hem nu in een jaren ’60 film ziet of hier, hij lijkt exact dezelfde figuur en slechts wat rimpeltjes en minder haar verraden de twintig jaar die ertussen zit. Gelukkig is de muziek van de hand van Daniel White dus toen de gebeurtenissen op het scherm me danig de keel uit begonnen te hangen, heb ik me daar maar op geconcentreerd, maar helaas is ook White hier geen schim van zijn hoogtijdagen. Misschien dat zware insomnia patiënten nog wat aan deze film hebben als alternatief slaapmiddel?

Labels: ,

Le Clan des Siciliens ****1/2

Regie: Henri Verneuil (1969)

Ik kwam deze film voor het eerst op het spoor dankzij de cover die John Zorn van de muziek deed op het ‘Naked City’ album en ik ben zo langzaamaan bezig om alle invloeden en verwijzingen in de muziek van Zorn op te snorren – dat is een dagtaak op zich. Toen ik onlangs weer op de film en een keurige Franse DVD release stuitte kon ik mezelf niet meer bedwingen en ik ben zeer blij, want dit is een uitmuntende film. Naast de reeds genoemde muziek van Ennio Morricone, die als altijd sterk en smoelbepalend is, is deze film een behoorlijke verzameling van talent wat je terug ziet in het eindproduct, wat stijlvol is tot in de puntjes. Met Jean Gabin, Alain Delon en Lino Ventura in de hoofdrollen ben je sowieso verzekerd van charme en uitstraling maar de gehele cast brengt een prettige onderkoeldheid naar de film, perfect voor het gangstergenre. Visueel gezien is het niet ontzettend opzienbarend, maar zonder meer erg prettig en wederom met stijl en souplesse. Regisseur Henri Verneuil wist zich dan ook geholpen door de beroemde Henri Decae die een sensatie veroorzaakte door in 1958 samen met Louis Malle zonder extra belichting in de nachtelijke straten van Parijs te gaan filmen voor het baanbrekende ‘Ascenseur pour l'échafaud’ en later ook als DoP zou fungeren voor vermaarde films als ‘Les 400 Coups’ en ‘Le Samuraï’. Het resultaat is een heerlijke, bijna ouderwets goede gangsterfilm met meer klasse in zich dan vrijwel al die moderne Britse gangsterfilms bij elkaar.

The Clock ****

Regie: Vincente Minnelli (1945)

Vincente Minnelli is voor mij de personificatie van het klassieke Hollywood Studio ideaal, alles wat ik daar zo aan waardeer is terug te vinden in zijn films: universele thema’s, altijd een zekere herkenbaarheid (zowel in thema als visueel gezien), een prettig logische verhaalopbouw, een heldere, effectieve en hoogst vakkundige beeldtaal en altijd een zekere mate van invoelbaarheid met de personages/acteurs. En Minnelli weet dan ook meestal het geheel nog eens persoonlijke touch te geven, waardoor hij een van mijn favoriete regisseurs is. ‘The Clock’ is de zoveelste heerlijke film die ik zie van Minnelli. Nee, het is niet een film waar zijn reputatie op gevestigd is, het is ook niets meer dan een simpel en voorspelbaar liefdesverhaal maar zeker wel een heerlijk liefdesverhaal wat dat aangaat. Het is een evergreen, een valentijnskaart, een film als een warme deken. De romance tussen Robert Walker en Judy Garland is niets wereldvernieuwends, het is zelfs misschien wel een tikkeltje corny of schmaltzy, maar het is ook hartverwarmend, prettig en herkenbaar en boven alles tijdloos. Misschien ben ik gewoon een sentimentele lul of heb ik soms een iets té grote zwak voor Klassiek Hollywood, Minnelli of zelfs Garland, het zou goed kunnen. Maar ik heb erg genoten van deze Amerikaanse tegenhanger van ‘Brief Encounter’.

Labels:

Duck Soup ****1/2

Regie: Leo McCarey (1933)

Ik had tot op heden enkel fragmenten gezien van de Marx Brothers dus waar beter te beginnen dan bij hun meest bekende en gevierde film (nu dan althans)? En deels is uitgekomen waar ik een beetje bang voor was, namelijk dat hun humor niet volledig mijn kopje thee is. Natuurlijk is het uniek en geïnspireerd en zit de film boordenvol met echt goede grappen, maar tegelijkertijd voeren ze het vaak dermate ver door dat het grenst aan het ronduit irritante en daar ook overheen gaat. Het zal ongetwijfeld de bedoeling zijn maar het werkte bij mij bij vlagen op de zenuwen en het zou gedoseerd, in de zin van korter, vermoedelijk beter gewerkt hebben bij mij. Net als vroege Mae West is ook deze film duidelijk pre-Productie Code, want de grappen zijn vaak volledig immoreel en prettig anarchistisch, iets wat hierna voor jaren onmogelijk zou worden in Hollywood. De film werkt dan ook uitstekend als politieke satire, hoewel ik het ook weer wat gemakzuchtig vond: er wordt ook nergens een uitweg of oplossing geboden, het enige wat er gebeurt, is dat chaos vervangen wordt door nog meer chaos. Maar ook dat heeft op zich wel zijn charme natuurlijk en ik vond het toch een van de sterkste aspecten van de film. Ik zou gemakkelijk met de meute kunnen meelopen en dit als briljant meesterwerk kunnen verklaren en in zekere zin is dat het ook wel, maar enkel al de onuitstaanbare Harpo Marx staat mij dat in de weg.

Labels:

zondag, maart 18, 2007

On Dangerous Ground ****1/2

Regie: Nicholas Ray (1952)

Een zeer hoog aangeslagen film noir van Nicholas Ray en een film die ik al tijden wilde zien en hij heeft me zeker niet teleurgesteld - ik vind hem voorlopig beter dan de twee andere noirs van zijn hand die ik gezien heb: ‘They Live by Night’ en ‘In a Lonely Place’. Het is absoluut niet moeilijk om na het kijken van deze film te begrijpen waarom de latere Nouvelle Vague regisseurs (en dan met name Godard) Ray op zo’n voetstuk plaatsten, want dit is het type termite art territorium dat zij zelf zouden gaan ontginnen. De vele snelle shots en ietwat hakkelige montage, het schudderige handcamerawerk, intense close-ups, het gebruik van onconventionele camerastandpunten: het verlaat alle idealen van het nog steeds heersende Hollywood Studio Systeem en brengt een zeer prettige nerveuze energie naar de film, een energie die Godard tot het maximum zou drijven in zijn ‘A Bout de Souffle’. Emotionele intensiteit is altijd zo’n Ray stokpaardje en ook dat is hier zeer duidelijk aanwezig, met immorele en ambigue karakters in plaats van de eenvoudig te doorgronden en morele karakters die de meeste Hollywoodfilms nog steeds domineerden. Nu zijn deze visuele en thematische elementen uiteraard een kenmerk van de algehele film noir stijl, maar in de handen van Ray worden de emoties allemaal nog een beetje extremer gemaakt en wordt het allemaal nog verder over de top geduwd, vaak akelig dicht tegen het hysterische aanschurkend; het is wat ik altijd zo in Ray waardeer en ook hier levert hij zijn heerlijk paradoxale mengeling van rauw realisme en overtrokken melodrama. Robert Ryan is niet direct mijn favoriet, maar ik moet hem nageven dat hij het hier erg sterk doet, ongetwijfeld geholpen door acteursregisseur Ray, terwijl ik Ida Lupino sowieso altijd graag mag zien en de wijze waarop ze hier door Ray geïntroduceerd wordt is niets minder dan fantastisch. De muziek van Bernard Herrmann tenslotte maakt het geheel af. ‘On Dangerous Ground’ is film noir én Nicholas Ray op zijn best.

Labels: ,

My Little Chickadee ****1/2

Regie: Edward Cline (1940)

Na het leuke maar niet geheel overtuigende ‘She Done Him Wrong’ is dit voorlopig mijn kers op de taart die Mae West heet. Voor deze geweldige dijenkletser kreeg West hulp van niemand minder dan W. C. Fields, van wie ik enkel het hilarische ‘The Bank Dick’ gezien had maar wiens werk ik nu toch echt verder moet gaan uitdiepen. Het is onmogelijk om een film als deze voor te stellen als stomme film, want zowel Fields als West waren gezegend met twee van de meest distinctieve vormen van stemgeluid ooit: Fields met die heerlijk stomme, nasale zingende stem en West maar haar hese erotische stemgeluid en enkel het luisteren naar beide figuren is een constante vorm van plezier. Daarnaast is de grove en botte humor van Fields ook een perfecte metgezel van het cynische onaantastbare filmpersona van West en het feit dat beiden samen het scenario schreven is direct terug te horen in de werkelijk sublieme dialogen; dat het verhaaltje slechts als kapstok voor de oneliners dient kan dan ook nooit als kritiek worden uitgeoefend. ‘My Little Chickadee’ is een komisch meesterwerkje dat iedereen met gevoel voor humor tenminste een keer gezien moet hebben.

Labels:

vrijdag, maart 16, 2007

Stolen Identity ****

Regie: Gunther von Fritsch (1953)


Deze Oostenrijks-Amerikaanse coproductie werd gelijktijdig in twee versies opgenomen: in het Duits onder de titel ‘Abenteuer in Wien’ en in het Engels met de naam ‘Stolen Identity’; ik zag de Engelse versie. Een Oostenrijkse film noir is niet direct alledaagse kost, maar dit is ultiem film noir op alle fronten: een eenzame protagonist in een ontwrichte wereld waarin niets is wat het lijkt, een plot met intriges en het idee van identiteitsverwisseling - het zijn welbekende ingrediënten. Ook visueel gezien is het noir met die typische chiaroscuro belichting, veel nacht filmen op locatie en die heerlijke vervreemdende camerastandpunten die bijna van zichzelf een ontwrichte wereld schetsen. Bij een film noir gesitueerd in Wenen denk je bijna onwillekeurig aan ‘The Third Man’ maar dit is een wat ander Wenen dan Carol Reed ons voorschotelde, zonder dat het overigens een minder interessant Wenen is. Welnu, ik kan lang en breed lullen, maar ‘Stolen Identity’ doet feitelijk gewoon alles goed en is dan ook een zeer geslaagd en sfeervol werkje wat iedere rechtgeaarde noir-aholic gezien mag hebben.

Labels:

Les Fruits de la passion **1/2

Regie: Shuji Terayama (1981)


Deze film van de hand van de Japanse cultfiguur Shuji Terayama is een vervolg op het erotische meesterwerk ‘The Story of O’ (een film die ik nog steeds zien moet overigens) en was na Emperor Tomato Ketchup de tweede film die ik zag van Terayama maar deze is helaas een stuk minder dan ‘Emperor’. De film sleurt zich als een slak richting einde en het verhaal bestaat uit niet meer dan een aaneenschakeling van verknipte seksuele uitspattingen die je na verloop van tijd wel gezien hebt en een soort van politieke achtergrond erin gefrommeld om het geheel wat aan te kleden en quasi-diepgang te geven. Een pluspunt zeker is de afstotelijk-intrigerende Klaus Kinski die zich geen reet lijkt aan te trekken van zijn reputatie (of had hij die überhaupt nooit?) en zich ook een weg door de film heen neukt, waarbij de film overigens niet al te veel aan de verbeelding overlaat. Gelukkig houdt Terayama het visueel gezien behoorlijk interessant met een vaak bizarre mise-en-scène, een merkwaardig gebruik van een soort meerkleurenfilter en wat verdere experimentele touches. Het resultaat valt helaas een beetje tussen wal en schip: het is een experimentele sexploitationfilm met echter nergens het echt goede van beide werelden en je blijft dan ook wat onbevredigd achter. Enkel interessant voor Klaus Kinski fanatici en erotica completisten vermoedelijk.

Labels: ,

She done him wrong ****

Regie: Lowell Sherman (1933)

Tot voor deze film was Mae West niet meer dan slechts een naam voor me en de kennismaking is een zeer prettige. Deze film staat te boek als een van haar beste films, een film ook waardoor ze voor even de meest invloedrijke comédienne van Hollywood zou worden, totdat de Hays Code een einde zou maken aan haar gepatenteerde risqué komedie en haar ster weer even snel zou zakken als ie gerezen was. West speelt hier een ordinaire griet die op zijn zachtst gezegd haar mannetje wel staat en de vloer aanveegt met alle mannen om haar heen, een rol die haar op het lijf geschreven is. Het is dus duidelijke pre-Hays Code materiaal, want de duidelijke seksuele ondertoon zou door de Code snel verboden worden, waarmee ook de hele raison d’etre van West verloren zou gaan. De film kent vele goede grappen maar toch had ik er meer van verwacht, het is niet het meesterwerk waar ik op gehoopt had, terwijl de film met zijn 61 minuten wat aan de korte kant is. Een zeer jonge Cary Grant staat West overigens bij en ik blijf het altijd wat onwennig vinden om Grant zonder grijs haar te zien, maar dit terzijde. Toch zeker wel een mooie introductie in Mae West, maar helaas ook een film die je zeer in zijn tijd moet plaatsen en nu dus iets van zijn glans verloren heeft.

Labels:

dinsdag, maart 13, 2007

Il Mulino delle donne di pietra ***

Regie: Giorgio Ferroni (1960)


Je kunt op Mondo Macabro altijd wel vertrouwen om met bijzondere films op de proppen te komen en Italiaans-Franse productie die ook nog eens deels in Nederland gefilmd is vormt daar op zich geen uitzondering op, ook al is het absoluut geen meesterwerk. De film is wat traag en is feitelijk een soort van variant op ‘House of Wax’ met een vleugje ‘Les Yeux sans visage’, zonder natuurlijk het niveau te halen van die Franju film. Erg prettig vond ik het gebruik van decors/locaties en de belichting wat het geheel een prettige sfeer vond geven. Het meest opmerkelijke vond ik echter het jaar waarin deze film gemaakt is, 1960. Hoewel het op zich redelijk tam is en nergens expliciet vond ik het allemaal redelijk zijn tijd vooruit zijn; ik ken in ieder geval weinig (of geen?) films uit deze periode die een zelfde sfeer uitstraling hebben of houding aan de dag leggen: dit heeft meer te maken met een sexploitationfilm uit de jaren ’70 dan met een Val Lewton horror zullen we maar zeggen. Niet briljant allemaal, maar als latenight entertainment zeker geslaagd.

Labels:

Moolaadé ***1/2

Regie: Ousmane Sembene (2004)

De Afrikaanse cinema is voor mij een compleet gesloten boek, maar dankzij het artikel in Sight & Sound van vorige maand was mijn interesse wel gewekt en toen bedacht ik me dat ik nog een recente film had liggen van een van de grondleggers van de Afrikaanse cinema, Ousmane Sembene. Het grootste struikelblok bij het kijken van deze film vond ik een bepaald soort naïviteit, simplisme of amateurisme, ik weet niet goed hoe het te verwoorden. Ik weet dan ook niet of het typisch is voor de regisseur, deze film in het bijzonder of gewoon een cultuurverschil is wat mij parten speelt. Dat gezegd hebbende vond ik het aanstekelijke spel van de (volgens mij) amateur acteurs op zich wel erg prettig en levendig, een gebrek aan enthousiasme kun je deze film in ieder geval niet verwijten. De film heeft min of meer als thema de emancipatie van de vrouw en ik kan me zo eens voorstellen dat dit in een land als Senegal een vrij vooruitstrevend en heikel thema is en hoewel ik de uitwerking dus wat eenvoudig vond kan ik me voorstellen waarom Sembene als sociaal geëngageerd filmmaker wordt gezien, ook al kan ik er nog niet de John Ford van Afrika in zien zoals Sight & Sound hem omschreef. Visueel gezien vond ik vooral het expressieve kleurenpalet in het oog springen, want middels een zeer kleurrijke garderobe en warme gloedvolle locaties weet Sembene het visueel vrij aantrekkelijk te houden. Helaas duurt de film iets te lang, zeker naar het einde toe begint het zich allemaal wat voort te sleuren. Desondanks absoluut geen onaardige film en een leuke introductie in een filmcultuur die nog volledig door mij ontgonnen moet worden.

Labels:

Spalovac mrtvol ****1/2

Regie: Juraj Herz (1968)

Deze opmerkelijke Tsjechische film, ‘The Cremator’, wil ik best een klein meesterwerkje noemen. Een heel duidelijk referentiepunt is de vermaarde animatiespecialist Jan Svankmajer, want de film kent dezelfde surrealistische sfeer en humor. Aan de andere kant is de film met zijn frivole ‘alles kan in film en waarom zouden we niet allerlei ogenschijnlijk onverenigbare stemmingen elkaar in hoog tempo kunnen laten opvolgen?’-houding ook een typische exponent van die wonderlijke Tsjechische New Wave stroming. De film speelt zich af in een crematorium en de combinatie zwarte humor en uitvaartbusiness doet natuurlijk direct denken aan de briljante TV serie ‘Six Feet Under’, hoewel er ook grote verschillen zijn. Heel opvallend is dat de film feitelijk een lange scène is, want in de wereld van ‘Spalovac mrtvol’ wordt iedere scène afgesloten middels een close-up om vervolgens middels die close-up naadloos de volgende scène te beginnen, maar dan wel op een compleet andere locatie: tijd en ruimte zijn in deze film feitelijk een grote brei wat een erg prettige dromerige sfeer met zich meebrengt. Een standaard lineair verhaal kent de film niet en ik vond het op zich wel wat weg hebben van de surrealistische verteltechniek ‘The Exquisite Corpse’ waar allerlei verschillende mensen een deel bijdragen aan het verhaal zonder direct op de hoogte te zijn wat vooraf ging of wat de context was. Dankzij deze heerlijk ontwrichte sfeer kan horror, surrealisme, drama en vreemde humor allemaal gebroederlijk samen onder een dak leven en krijgen de meest dagelijkse momenten een unheimisch gevoel of worden de meest gruwelijke momenten op een beangstigend straightforward wijze gepresenteerd. En omdat alles kan en mag in deze film is zelfs de openlijke Nazi verheerlijking waar de film naar het einde toe in zwelgt ontzettend hilarisch omdat je op de klompen aanvoelt dat het satirisch bedoeld is. Visueel gezien is het ook allemaal zeer aantrekkelijk, met vaak absurde montage, extreme close-ups (vergelijkbaar met de close-ups die je vaak ziet in de speelfilms van de Quay Brothers, die niet geheel verrassend een introductie verzorgd hebben voor de DVD uitgave), bijzonder gebruik van lenzen en belichting en een vaak merkwaardige mise-en-scène. ‘The Cremator’ is een heerlijk geïnspireerde film uit een erg interessante filmstroming.

Labels:

maandag, maart 12, 2007

The Miracle Worker ****1/2

Regie: Arthur Penn (1962)

Wat betreft de films van Arthur Penn was ik nog niet verder gekomen dan ‘Bonnie and Clyde’ en ‘Night Moves’ dus mede daarom was deze film zo’n heerlijk aangename verrassing. ‘The Miracle Worker’ is namelijk een klein meesterwerk, een prachtige combinatie van emotionele doorwrochtheid en de nodige stilistische bravoure. Het is een verhaal over een 7-jarig meisje (Patty Duke) dat niet kan zien of horen, feitelijk een wild kind is dus en door lerares Anne Bancroft de weg gewezen wordt van volledige onhandelbaarheid richting een zekere geciviliseerdheid. Over een onderwerp als dit zijn veel films gemaakt en in de verkeerde handen kan het erg snel uitslaan richting een walgelijk kleffe hap a la Stanley Kramer, maar net als Truffaut’s ‘L’Enfant Sauvage’ weet deze film de echt overtrokken sentimenten vakkundig buiten de deur te houden. Natuurlijk spelen emoties een belangrijke rol, maar de film weet een bijzondere mengeling van drama, humor en realisme te bewerkstelligen, niet in de laatste plaats door de voortreffelijke acteerprestaties van zowel Bancroft als Duke. In hoofdzakelijk fysieke performances zetten beiden een prestatie van formaat weg, waarbij vooral enkele lang uitgerekte scènes tussen beide vrouwen een indringendheid en directheid weten te creëren die je echt grijpen. Visueel gezien is Penn zeer op dreef in deze film, zonder dat ik nu direct kan omschrijven waarom: voorlopig kan ik enkel melden dat het er mooi en sterk uitzag, hoewel de bijzondere belichting een direct in het oog springend element is. Een indrukwekkende rolprent.

Labels:

Suddenly, Last Summer ****1/2

Regie: Joseph L. Mankiewicz (1959)

Een van de grote pleziertjes van het zien van een Mankiewicz film is doorgaans zijn dialoog en interessant scenario, want daar was hij een meester in, dus ik was enigszins verrast om te zien dat hij hier enkel als regisseur actief geweest was. Maar met Tennessee Williams die hier zijn eigen toneelstuk bewerkte heb je op zijn zachtst gezegd een waardig vervanger en de film is weer boordevol gevuld met die bijzondere observaties van menselijke fenomenen die Williams zo’n uniek en doortastend auteur maakten. Een ander plezier van een Mankiewicz is de centrale rol die acteurs in zijn films innemen en de bijzondere prestaties die acteurs in zijn films weten te geven. Hier wordt de cast aangevoerd door niemand minder dan Elizabeth Taylor, Katharine Hepburn en Montgomery Clift en hoewel ik van Clift nooit een fan ga worden (ook hier ‘acteert’ hij weer alsof hij in een Bresson film zit, wat een drol is die vent toch), leveren beide dames onnavolgbare prestaties. Een derde punt van plezier in een Mankiewicz is de wijze waarop hij filmische ruimte indeelt als arena’s van strijd en macht, want zijn gehele oeuvre is zo’n beetje gebouwd op de wijze waarop mensen elkaar manipuleren en met elkaar omgaan, waarmee hij een soort voorloper is van Fassbinder. Natuurlijk gebruikt Mankiewicz ook close-ups maar vaker dan ieder ander regisseur zal hij medium of long shots gebruiken die de personen binnen een scène in hetzelfde kader tonen en weet hij de spanningen tussen de karakters op visuele wijze te representeren. Daarom is hij de perfecte regisseur van een Tennessee Williams toneelstuk, omdat intermenselijke relaties ook het kloppende hart vormen van Williams’s werk en hij als geen ander wist bloot te leggen hoe mensen elkaar bespelen. Emoties schieten altijd alle kanten op in zijn werk en Mankiewicz weet die kwaliteit ook in deze film om te zetten tot een borrelende pot van menselijke emoties te creëren, waarin de intensiteit van de emoties soms bijna ondraaglijk wordt in bepaalde scènes, scènes waarin de oorsprong als toneelstuk zeer duidelijk is omdat ze zo lang doorgaan, maar die juist dankzij die lengte de menselijke emoties tot de laatste druppel uitwringen en waarin je als kijker bijna de naakte waarheid van de menselijke emotie kunt zien; in dit opzicht moet Williams haast wel een invloed op John Cassavetes geweest zijn.

‘Suddenly, Last Summer’ is een voortreffelijke film, een prachtig huwelijk tussen twee herkenbare auteurs (Williams en Mankiewicz) die de handen ineengeslagen hebben en dankzij hun overeenkomstige visies tot een broeiend en bruisend werk gekomen zijn. De inbreng van beide auteurs is duidelijk zichtbaar, maar het is een duidelijk geval van ‘de som is meer dan de afzonderlijke delen’. ‘Suddenly, Last Summer’ is een film die druipt van de emoties en ook nog eens visueel interessante dingen daar mee doet, een dikke aanrader dus.

Labels: ,

Procès de Jeanne d'Arc ***

Regie: Robert Bresson (1962)

En mijn worsteling met Robert Bresson sleept zich voort, ook na het zien van deze film. Het is meteen overduidelijk herkenbaar als een Bresson film en in zekere zin is zijn afgekalfde stijl zeer geschikt voor dit beroemde verhaal, want daarmee dwingt Bresson je om naar de inhoud van het verhaal te kijken en ik ken weinig verhalen waarin religie zo’n belangrijke rol speelt die tegelijkertijd georganiseerde religie zo problematiseren, een mooie boodschap als je het mij vraagt. Bresson brengt het geheel bijna als een documentaire met zeer veel herhaling en zijn systematische weigering tot establishing shots benadrukt de eenzaamheid van Jeanne enkel, want niet alleen op emotioneel vlak is ze volledig alleen, ook in Bresson’s filmische universum zwemt ze hulpeloos alleen. Toch bleef ik ook bij deze film hangen in een soort intellectuele waardering en liet de film mij verder volledig koud, iets wat op zich een prestatie is met een verhaal als dit. Ik weet niet wat het is, ik denk dat Bresson gewoon te puur is voor mijn smaak. Ik ben groot voorstander van films die veel aan de toeschouwer over laten, maar omdat Bresson het zo in het extreme doorvoert blijft er voor mij niets anders over dan een lege huls. Of laat ik het anders zeggen: de meeste films zijn reeds ingekleurde kleurplaten en ik vind het altijd zeer mooi als delen van die kleurplaten nog niet zijn ingekleurd en voor de kijker worden opengelaten. Ik kan het zelfs nog hebben als de kleurplaat zich nog in een ‘verbind de puntjes’ stadium bevindt, maar bij Bresson zie ik vaak niet eens de puntjes maar enkel een blanco vel papier. En dat is spijtig.

Labels:

zondag, maart 11, 2007

Saturday Night and Sunday Morning ****

Regie: Karel Reisz (1960)


Deze film is een van de meest bekende voorbeelden van de Britse New Wave, ook wel British Kitchen Sink Cinema genoemd en het is typisch een film met een verzameling talent: acteur Albert Finney in een van zijn eerste rollen, producent Tony Richardson (The Loneliness of the Long Distance Runner, een film die net als deze geschreven is door schrijver Alan Sillitoe) zou zelf als regisseur een speerpunt van de Britse New Wave worden en Director of Photography Freddie Francis zou later nog DoP zijn voor bijvoorbeeld de Lynch films ‘The Elephant Man’ en ‘Dune’, evenals regisseur voor de Hammer Studio’s. De film zou mede de standaard bepalen voor de gehele beweging, dus dat betekent realistisch drama in een lagere klas milieu op een wijze die nog niet eerder gedaan was, met hier en daar een vleugje van de stilistische experimenten van de Nouvelle Vague. Albert Finney is werkelijk perfect gecast in zijn rol en hij deed me qua uitstraling en charisma wat denken aan de jonge Marlon Brando en hij vormt het kloppende hart van de film. Een rolprent als deze moet het niet hebben van indrukwekkende plotontwikkelingen want uiteraard is de film een verzameling nietszeggende gebeurtenissen, maar van een eerlijke portrettering van het dagelijkse leven en herkenbare situaties en daarin slaagt de film met vlag en wimpel. Ik had wellicht iets meer emotionele binding met de film gewild, maar het is zonder meer een memorabele film die gezien mag worden.

Labels:

zaterdag, maart 10, 2007

Anders als du und ich ***1/2

Regie: Veit Harlan (1957)


In 1957 was in Duitsland Paragraaf 175, die homoseksualiteit weer een wettelijk verboden verschijnsel maakte, weer ingesteld en de Duitse Arca maatschappij produceerde toen deze ronduit bizarre film die je als een soort exploitationfilm zou kunnen zien. De film vertelt het verhaal van een moeder die haar zoon wil redden en genezen van diens latente homoseksualiteit maar daardoor veroordeeld wordt op gronde van procuratie. Je zou deze film als exploitation kunnen zien omdat het een taboeonderwerp, homoseksualiteit, neemt en daar een smeuïg verhaal omheen bouwt in de hoop financieel binnen te lopen. Maar er is veel meer aan de hand in deze film.

Allereerst is de film namelijk geregisseerd door niemand minder dan Veit Harlan, jazeker dezelfde Veit Harlan die voor de Nazi’s de beruchte antisemitische film ‘Jud Süß’ maakte, waarvoor hij na de oorlog nog aangeklaagd is. Nu is dit niet direct een anti-homo propaganda film, maar echt lekker komen de homo’s er in deze film ook niet van af, want homoseksualiteit wordt steeds gepresenteerd als een ziekte die genezen moet worden en iedere homo in de film is ronduit zielig, verdorven of crimineel. Hoogtepunt hierin is zonder meer de archetypische vieze oude man Dr. Wrinkler (gespeeld door een real life homo blijkbaar) die zijn huis middels leuke praatjes weet vol te krijgen met leuke knaapjes en ze dan aan Grieks-Romeins worstelen laat doen, werkelijk schrijnend hilarisch gefilmd in een scène met bizarre elektronische muziek (welke zeer sterk doet denken aan de soundtrack van ‘Forbidden Planet’ en welke van de hand Oskar Sala was, die later ook de muziek voor Hitchcock’s ‘The Birds’ zou verzorgen) en vreemde gekantelde camerastandpunten: je moet lachen en huilen tegelijk. Deze emotie weet de film constant op te roepen eigenlijk, want naast het feit dat nergens in de film nu echt duidelijk is of er een pro- of anti homostandpunt wordt ingenomen, (ik gok op het laatste) is overal duidelijk dat de makers niet bijzonder goed op de hoogte waren van homoseksualiteit en het fenomeen uit de tweede hand via wetenschappelijke krantenknipsels of zo hebben bestudeerd. Nu weet ik niet goed hoe een homobar er in 1957 uit zag, maar de wijze waarop het hier gepresenteerd wordt is erg bijzonder op zijn zachtst gezegd, terwijl de scène misschien onbedoeld hilarisch wordt door de homofobe vader tussen alle homo’s te plaatsen, waardoor hij uiteindelijk in blinde paniek en walging weg beent. Een scène als deze is typisch voor de hele film: het is aan de ene kant waarheidsgetrouw want zulke mensen bestaan, maar het wordt ook weer lachwekkend door de wijze waarop het gepresenteerd is en deze constante spanning maakt deze film de curiositeit die het is.

Wat ook de insteek van de makers was, het moet gezegd dat de film ontzettend open met het onderwerp om gaat, ik ken geen andere film uit deze tijd die dat op die manier doet en dat is op zich prijzenswaardig. Het is echter hoogst opmerkelijk om te zien hoe schizofreen deze film is, want op het ene moment slaat het de spijker volledig op zijn kop, maar een moment later blijkt dat de makers geen flauw idee hebben wat homoseksualiteit nu precies is. De scènes waarin de ouders wanhopig zich afvragen wat ze toch kunnen doen om hun zoon van zijn ziekte af te helpen zijn behoorlijk realistisch en lijken rechtstreeks uit het leven gegrepen. Maar de makers hadden duidelijk totaal geen idee wat het is om als jonge homo door het leven te gaan, wat het is om in onzekerheid te leven, om jezelf afgescheiden te voelen van de rest, wat het is om met je eigen identiteit te worstelen en je plaats in de maatschappij te vinden. Op zich is de film ronduit beledigend, ware het niet dat de film zo duidelijk geen idee heeft vaak waar het over praat zodat het juist weer lachwekkend wordt. Het moment dat onze toch duidelijk homoseksuele protagonist ‘bekeerd’ wordt door quasi-gepassioneerd een meisje te zoenen wordt begeleid door een overdadige overwinningsmuziek waardoor je haast zou gaan jubelen voor deze heteroseksuele genezing/overwinning. Het klinkt nu wellicht alsof het allemaal duidelijk homofobisch is en de film is sowieso veel meer gericht op de kant van de ouders dan op de jongen zelf, maar toch zit er een aantal momenten in de film die juist weer het gevoel geven dat de film oprecht probeert homoseksualiteit te begrijpen en het oprecht te portretteren –al was het enkel dankzij de openlijkheid waarmee de film het onderwerp aangaat– maar daar gewoon niet zo goed in slaagt. Dat de bedoelingen dus misschien (deels?) goed waren maar enkel de uitwerking wat te wensen over laat.

In het laatste gedeelte schakelt de film ineens over in film noir/detective/rechtbankdrama modus, blijkbaar een knieval richting de censors die de film opruiend vonden en vonden dat het zou aanzetten tot verderfelijke homoseksualiteit. Hoe ze dat konden denken is mij een raadsel, maar dankzij deze interventie van de censors krijgt deze reeds verknipte en hoogst tegenstrijdige film nog eens extra schizofrene dimensie en het einde zou in de gemiddelde soap niet misstaan hebben. Ik zou deze film feitelijk niet eens kunnen beoordelen want het is een van de meest merkwaardige en opmerkelijke films die ik in heel mijn leven gezien heb, een film waarvan de intentie nooit duidelijk wordt en waarvan vaak de makers zelf niet eens leken te weten of ze nu voor of tegen waren. Als historische curiositeit scoort deze film in ieder geval de allerhoogste punten.

Een homofobische exploitationfilm gemaakt door een Nazi-sympathisant of iets anders? Wie het weet mag het zeggen…

Labels:

vrijdag, maart 09, 2007

Mat i syn **1/2

Regie: Aleksandr Sokurov (1997)


Om deze film visueel overdonderend te noemen is een understatement: er wordt constant gewerkt met een bijzonder zacht kleurenpalet, met spiegels en allerlei soort vervormingen waardoor ieder shot een schilderij lijkt, het is niet voor niets dat het openingsshot de indruk wekt een schilderij te zijn aanvankelijk. Probleem is ook meteen dat ik ieder shot er uit vond zien alsof het van een ansichtkaart was afgeschraapt, want ik vind Aleksandr Sokurov maar ontzettend pretentieus. Waar de films van Andrei Tarkovsky of Terrence Malick, bij wie Sokurov duidelijk leentjebuur speelt, hun films ook larderen met prachtige shots van landschappen, daar hebben zij nog een spirituele, emotionele of filosofische inhoud om aan die beelden te koppelen, inhoud die Sokurov wat mij betreft altijd mist. Zijn mooie plaatjes zijn niet inherent aan zijn stijl zoals bij Malick of Tarkovsky het geval is, het komt op mij altijd over als l’art pour l’art, als een verpakking zonder inhoud. Ik vind zijn films, althans de drie die ik gezien heb, steevast ontzettend saai worden na verloop van tijd omdat je dan het idee wel zo eens gezien hebt en het gebrek aan diepgang zich begint te manifesteren. Misschien heeft Sokurov wel diepgang, maar ik vind het zeer onovertuigend en pretentieus. J. Hoberman kan leuk zeggen dat het kijken van deze film is als ‘het kijken naar de laatste zonsondergang’, maar ik vind zonsondergangen meestal maar saai. Niet mijn filmmaker denk ik, die Sokurov.

Labels:

Lo Squartatore di New York ***

Regie: Lucio Fulci (1982)


Deze film van Lucio Fulci is toch een stuk anders van toon dan de andere films die ik van hem gezien heb, het is meer een rechttoe rechtaan giallo. De overdadige hoeveelheden gore waar ie om bekend staat zijn hier zeker aanwezig, evenals een redelijke dosis erotiek en de film ziet er wat professioneler en standvastiger uit dan ik van hem gewend ben. Dit vond ik op zich wel jammer want ik hou wel van die eigenaardige, dilettante droomsfeer die hij vaak weet te creëren, terwijl wat mij betreft de sfeervolle muziek van Fabio Frizzi hier ook met node gemist wordt, maar dit zou goed een bewuste keuze geweest kunnen zijn gezien de andere insteek die deze film heeft. Dit alles gezegd is ‘The New York Ripper’ zonder meer uitstekend kijkbaar, weinig opzienbarend, maar toch vermakelijk en leuk. De scène met de donkere kamer, het meisje, Donald Duck en de kapotte colafles was inderdaad memorabel.

Labels:

donderdag, maart 08, 2007

M*A*S*H *****

Regie: Robert Altman (1970)


De doorbraakfilm van Robert Altman was ooit mijn eerste Altman film en sindsdien had ik hem nooit meer gezien dus hoogste tijd voor een herkijkbeurt en wat is dit toch een godvergeten briljante film! Altman’s karakteristieke stijl is hier meteen in volle glorie aanwezig en dat betekent dus improvisatie, een verhaal zonder duidelijke focus en een walging aan alles wat duidelijk, helder of eendimensionaal is. Iedereen vertelde hem dat je niet te veel moest inzoomen met de camera maar Altman heeft een hekel aan visueel nette films, dus zoomt hij constant in. Hij filmt alles van een afstand of vanachter objecten vandaan, gebruikte vrijwel constant fogfilters om de kleuren er mat en smerig te laten uitzien en laat iedereen dwars door elkaar heen ouwehoeren, terwijl de reeds drukke en overlappende geluidsband nog een stukje chaotischer wordt door dat prachtige omroepsysteem wat constant overal doorheen tettert. Improvisatie en een gemeenschappelijke creatieve sfeer (Altman liet bij al zijn films dagelijks de gefilmde dailies zien aan cast en crew om ze op die manier betrokken te laten voelen bij het creatieve proces) is iets waar Altman grote waarde aan hechtte dus ondanks dat Donald Sutherland en Elliott Gould de regie van Altman vreselijk vonden (Altman staat erom bekend acteurs nooit echt te regisseren) en hem wilden laten ontslaan geeft de gehele cast heerlijke performances weg en weten ze de reeds hilarische situaties echt tot leven te brengen. De hele film heeft een volledige rot op! houding, zowel omdat het tegen alle klassieke regels van film maken in gaat maar ook dankzij de cynische en grove humor. Niets wordt gespaard en niets wordt ontzien, de film gaat all the way en schopt alle heilige huisjes omver, waarbij ik de zelfmoord in de vorm van het Laatste Avondmaal denk ik het absolute hoogtepunt vond. Je vraagt je regelmatig af hoe zo’n film door een grote studio gemaakt heeft kunnen zijn, maar in werkelijkheid heeft Altman de film letterlijk langs de studio heen gefriemeld: toen hij met ‘MASH’ bezig was werden ook de oorlogsfilms ‘Patton’ en ‘Tora! Tora! Tora!’ gemaakt door dezelfde studio en beiden waren veel meer prestigieuze projecten dan ‘MASH’. Altman liet cast en crew zich letterlijk gedeisd houden, zorgde dat de film niet teveel aandacht trok, hield het budget keurig onder controle en wist op deze manier zonder bemoeienis van de studio de onconventionele film af en in de bioscoop te krijgen: de film werd uitgebracht en het vond warempel een publiek: de film was meteen een succes en Altman heeft de rest van de jaren ’70 op het succes van deze film kunnen teren, zonder ook nog maar ooit een film met een zelfde commercieel succes af te leveren. Maar het was de echte start van een van de meest eigenzinnige en avontuurlijke filmmakers ooit en het was meteen ook een van Altman’s beste films.

Labels:

woensdag, maart 07, 2007

Limelight ***

Regie: Charles Chaplin (1952)


Een van de laatste films van Charles Chaplin en niet exact vergelijkbaar met veel van zijn vroege werk, want een stuk serieuzer, hoewel Chaplin natuurlijk altijd een serieuze kant gehad heeft. De toon van deze film wordt vaak omschreven als elegisch, maar ik vond hem een beetje prekerig. De film opent met het statement dat de oude mensen plaats moeten maken voor de jeugd en in de film speelt Chaplin een gevallen komiek die een jonge ballerina onder zijn hoede neemt en er ontstaat een bijzondere band tussen beiden. Er is niet veel fantasie voor nodig om het autobiografische element in deze film te ontdekken, want de reputatie van Chaplin zelf was natuurlijk redelijk tanende toen hij deze film maakte dus dat geeft de film een prettig reflexief tintje. Ik had de toon van de film echter wat meer melancholisch verwacht, ik vond het toch iets te zeurderig allemaal en te gemakkelijk inspelen op goedkoop sentiment, het was allemaal wat gemakzuchtig. Het is zeker wel een goede film, maar iets te lang want het verhaal kun je van tevoren al volledig uittekenen. Aan de goede kant is er het prachtige nummer dat Chaplin doet samen met Buster Keaton, een glorieus moment waarin beide grootmeesters nog even hun ding doen maar uiteindelijk is ‘Limelight’ niet het late herfstmeesterwerk dat vele grote artiesten weten te creëren als ze terugkijken op hun roemrijke carrière, iets waar ik stiekem wel op gehoopt had.

Labels:

Popeye **1/2

Regie: Robert Altman (1980)


‘Popeye’ is toch zonder meer een van de meest merkwaardige films in het toch al redelijk merkwaardige oeuvre van Robert Altman, een film ook die ik lang geleden ooit eens zag en hem toen ronduit bespottelijk vond. Maar je bent Altman adept of niet dus je neemt dan de moeite om deze beruchte anti-musical nog eens te zien en verhip het was ineens een vermakelijke film! Althans het eerste uur, want na verloop van tijd begon het toch wel te vervelen. Altman benaderde het bijzondere project door een ‘musical zonder professionele zangers en dansers, een komedie zonder grappen en een fantasiefilm met een minimum aan speciale effecten’ te maken en deels is dat zeker gelukt. Altman wilde namelijk absoluut geen Broadway musical maken dus niemand kon ook echt goed zingen of dansen, waardoor je al snel het idee van amateurisme krijgt. Verder moesten alle acteurs zich ook echt gedragen alsof zij in een cartoon speelden, ook al zo’n onconventioneel idee en bijdragend aan het aparte karakter van de film. Het resultaat is eigenlijk te kinderlijk voor volwassenen en te volwassen voor kinderen. Het is in veel opzichten wel een typische Altman film, want enkel hij had zo’n eigenzinnig geheel kunnen fabriceren, waarin de halve cast en crew tijdens het filmen volledig onder de cocaïne zat, altijd opmerkelijk tijdens de opnames van een kinderfilm maar vermoedelijk noodzakelijk om mensen in zo’n ridicule film te houden. Ondanks dat ik geen liefhebber ben van Robin Williams doet hij het hier toch geweldig en weet hij soms de meest briljante oneliners te prevelen tussen zijn pijp door (waarvan het grootste gedeelte overigens geïmproviseerd was) en is Shelley Duvall uiteraard geknipt voor de rol van Olijfje. Het is zeer gemakkelijk te begrijpen dat mensen een film als deze neersabelen want het kent geen context, het is waarschijnlijk zelfs een stompzinnige film, maar daarmee is het juist een van de meest fantastisch mislukte experimenten die ik ken. De film heeft overigens de reputatie een gigantische commerciële flop te zijn geweest, maar in werkelijkheid is het een van Altman’s meest succesvolle films geweest!

Labels:

Fängelse ***

Regie: Ingmar Bergman (1949)


De vroege film ‘Prison’ van Ingmar Bergman is een film in een film en het geheel speelt zich voor een deel af op een filmset waarbij de regisseur op die set vermoedelijk raakvlakken kent met de jonge Bergman zelf. Belichting en een spel met licht en donkerte is een van Bergman’s meest kenmerkende elementen en ook deze film al is bijzonder belicht. Hier gaat hij meer voor een grijzig monochroom palet dan voor de diepe contrasterende zwart-wit fotografie die je vaak in zijn latere films ziet maar sfeervol en stijlvol gefilmd is het zeker, terwijl in enkele sublieme momenten al het enorme talent van Bergman doorschemert. Thematisch gezien is de film ultiem Bergman en ik vond het opmerkelijk om te zien dat deze intieme karakterstudie meer gemeen had met de psychologische drama’s waarmee hij vanaf pakweg 1960 furore zou maken dan met zijn symboliekzwangere films van de jaren ’50. De film mist de scherpte, focus of emotionele diepgang van zijn echt grote werken en het is duidelijk een film van iemand die zijn stijl aan het perfectioneren. Zo is er bijvoorbeeld een memorabele droomsequentie, misschien wel de mooiste scène uit de film, maar ik vond hem een beetje uit de toon vallen, je verwacht zo’n moment eerder in een Buñuel film of zo. ‘Fängelse’ is zeker interessant voor mensen die de ontwikkeling van Ingmar Bergman willen gadeslaan en het bevat reeds flarden van genialiteit, maar zijn echt grote films zijn beter en vooral sfeervaster.

Labels:

Hellzapoppin’ *****

Regie: H.C. Potter (1942)


Oh mijn god, weinig tot niets had me kunnen voorbereiden op de duizelingwekkende ervaring van ‘Hellzapoppin’’! Denk de volslagen absurditeit van Monty Python, de übermeligheid van Mel Brooks en de manische energie van de Marx Brothers samen en je komt een redelijk eind in de buurt van deze film, een onafgebroken achtbaan van onzin, humor, musical en satire. Sommige mensen zullen aanvankelijk wellicht wat afgeschrikt worden door de constante energie van de film, een keer met de ogen knipperen is er niet bij want dan mis je twee of drie grappen, maar zelfs de grootste zuurpruim zal uiteindelijk worden ingepakt door deze unieke ervaring en dat is vooral toe te schrijven aan de inspiratie. Want een 80 minuten durende stroom van grappen en grollen kan heel snel heel vervelend worden als die ongeïnspireerd is, maar dat is iets waar ‘Hellzapoppin’’ absoluut niet aan lijdt. Een verhaal hoef je niet te zoeken, het heeft allemaal iets te maken met een film in een film (in een film?), het komische duo Ole & Johnson en het opvoeren van een musical maar al deze elementen worden bewust niet uitgewerkt, dit is een grote zelfreflexieve potpourri van waanzin en humor, bedoeld als een chaotische farce. Zonder meer een van de meest grappige films die ik ooit heb gezien en absoluut een hoogst invloedrijke one of a kind film! Mensen doen zich ernstig tekort door deze film nooit te kijken! Er is zelfs een heuse ode aan Busby Berkeley!

Labels:

maandag, maart 05, 2007

The Prestige ****

Regie: Christopher Nolan (2006)


Het moet gezegd dat Christopher Nolan duidelijk een paar treden boven de gemiddelde Hollywood regisseur van het moment staat, maar meer dan een goed vakman kan ik ook niet in hem ontdekken. Visueel gezien is ‘The Prestige’ wat Nolan altijd is: goed, mooi met een oog voor mooie plaatjes zonder echter echt bijzonder te zijn; een duidelijke persoonlijke stijl heb ik in ieder geval nog niet bij hem kunnen ontdekken. Dan is er het verhaal wat intrigerend en interessant is maar in mijn ogen ook nodeloos gecompliceerd en met meer plottwists dan het gehele giallo genre bij elkaar. Ik snap dat de film thema’s als de onbetrouwbaarheid van de waarneming, de illusie van de waarheid of de waarheid van illusie aansnijdt, maar de wijze waarop het uitgewerkt is vond ik iets te veel van het goede. Het verhaal is al gecompliceerd genoeg van zichzelf en dat wordt nog eens gecompliceerd door de vele visuele dubbels en ook nog eens wordt het verhaal op traditionele Nolan wijze in verschillende tijdslagen verteld, het was mij iets te veel gericht op het Grote Gebaar of de Slimme Uitwerking. Dat wil niet zeggen dat de film niet goed is, want naast de gelikte visuele stijl en de uitstekende acteurs heeft de film ook nog wel wat te zeggen, maar het was jammer dat de film de film uiteindelijk verzandde in ongeloofwaardigheid. En de ultieme film over dit onderwerp is overigens ook al gemaakt en ‘The Prestige’ kan niet in zijn schaduw staan: ‘F for Fake’ van Orson Welles.

Switchblade Sisters ***1/2

Regie: Jack Hill (1975)


Ik heb van exploitationicoon Jack Hill feitelijk nog nooit een film gezien die niet vermakelijk is en deze vormt daar gelukkig geen uitzondering op, een film ook die onderdeel uitmaakt van de Rolling Thunder serie waarin Quentin Tarantino zijn favoriete films aanprijst. Het is een heerlijk onzinnige achtbaan van humor en geweld begeleid door prettige funky muziek wat het geheel een blaxploitation randje geeft, niet vreemd omdat Hill met ‘Foxy Brown’ en ‘Coffy’ twee blax klassiekers op zijn naam heeft staan. De film wordt bevolkt door een bende van vrouwelijke stoeipoezen die hun mannetje wel staan en terreur uitoefenen over de stad, een steeds terugkerend Jack Hill fenomeen want sterke vrouwen zijn vrijwel altijd het stralende middelpunt van zijn films en de omkering van traditionele geslachtsverhoudingen loopt als een rode draad door zijn oeuvre. Wat ‘Switchblade Sisters’ zo leuk maakt is dat het een soort curieuze mengeling van ingrediënten uit drie subgenres is: de women in prison film, de biker movie en een blaxploitation. Uiteraard bevat de film de nodige spitsvondige dialogen, ook al zo’n Hill handelsmerk, hoewel ze nergens het niveau halen van die ultiem briljante dialoog uit (ik meen) ‘The Big Doll House’:

‘what are you gonna do with me?’
‘What do you think? I’m gonna rape you!’
‘You can’t rape me, I like sex!’

Plus er is constant geweld en heel veel debiliteit, wat wil je nog meer? Een heerlijke exploitation flick!

Labels:

The Servant ****1/2

Regie: Joseph Losey (1963)


Deze film was mijn introductie in het werk van Joseph Losey, die blijkbaar vermaard is vanwege zijn psychologische drama’s, welke nog wel eens vergeleken worden met de psychologie in de films van Nicolas Roeg. Een intieme karakterstudie als deze is natuurlijk zeer afhankelijk van de acteurs en in Dirk Bogarde (‘Death in Venice’, ‘The Night Porter’) en James Fox (‘Performance’) zit het meer dan snor in deze film, beiden brengen de destijds controversiële homoseksuele ondertoon zeer subtiel naar boven. Het is mijn eerste Losey dus over zijn stijl kan ik nu nog weinig zeggen, behalve dan dat zijn stijlvolle mise-en-scène en camerawerk bijzonder prettig en natuurlijk aanvoelde, met een erg mooi belichte zwart-wit fotografie. Wat me erg opviel was een bijzonder gebruik van voorgrond/achtergrond waarmee Losey voor mij de psychologische spanning tussen de personages visueel benadrukt, een beetje zoals Antonioni. Al direct vanaf het begin stond de film mij aan, iets wat je met sommige films hebt en ik werd nergens teleurgesteld. Soms spookte John Schlesinger’s bijzondere ‘Darling’ (1965) door mijn hoofd, ook al heeft dat meer te maken vermoedelijk met het feit dat Dirk Bogarde in beide films speelt, het beiden wat onbekendere Britse films zijn uit dezelfde periode en met een zelfde psychologische inslag en het feit dat ik beide films meteen in mijn armen sloot dan met stilistische overeenkomsten, hoewel ook in Losey soms experimentele touches doorschemeren net zoals in het werk van Britse tijdgenoten als Schlesinger en Tony Richardson. Als het ijzersterke ‘The Servant’ enige maatstaf is voor de rest van Losey’s werk dan heb ik het gevoel nog heel veel moois te kunnen gaan ontdekken in wat ik als een broeierig en zeer persoonlijk oeuvre verwacht. Iemand tips?

Labels:

Paura nella città dei morti viventi ***1/2

Regie: Lucio Fulci (1980)


Ik heb nog niet zoveel van Lucio Fulci gezien, maar mezelf baserend op de drie die ik van hem gezien heb (naast deze ‘Zombi 2’ en ‘The Beyond’) is hij niet direct een technisch briljant filmmaker. Net als bij Jean Rollin hangen zijn films feitelijk als los zand aan elkaar en eindigen scènes voordat ze moeten eindigen maar zijn films worden gelukkig gelardeerd met enkele hoogst memorabele scènes waardoor je de foutjes graag vergeeft. Gelukkig is ook in deze film die bijzondere dromerige sfeer die ‘The Beyond’ ook al zo interessant maakte weer aanwezig, hoewel die dromerige sfeer dan ook weer net zo vaak teniet wordt gedaan door de overdadig smerige en vaak goedkope special effects, wat ik juist het bijzondere aan Fulci vind: hij weet twee elementen die elkaar feitelijk tegenspreken toch te combineren, want waar horrorfilms doorgaans oftewel suggestief oftewel expliciet zijn daar doet Fulci vrolijk beiden. En ik vind dat leuk. Daarnaast vind ik het altijd bijzonder om te zien hoe de meest waanzinnige momenten in Fulci volledig onverwacht kunnen opduiken, je weet nooit wat te verwachten. Neem nu die scène aan het begin waarin de politieagent de dood van het vrouwtje tijdens de seance onderzoekt: wat vreemde extreme close-ups van ogen (sowieso een Fulci kenmerk is het niet?) achter elkaar en dan ploef! een vuurwolkje. Het gaat allemaal nergens over maar het houdt mij aan de buis gekluisterd. Wat ook helpt is dat Fulci doorgaans de steun van de sfeervolle muziek van Fabio Frizzi heeft, altijd een hoogtepunt op zich en eentje van het type dat organisch in de film verwerkt zit. Mensen die in staat zijn om langs houterige dialogen, malle acteerprestaties en een onevenwichtig tempo te kijken, zullen in deze cultklassieker een zeer prettig filmpje treffen. Ik vond het in ieder geval de perfecte film om de katerige maandagmiddag mee door te komen.

Labels: ,