Regie: Veit Harlan (1957)
In 1957 was in Duitsland Paragraaf 175, die homoseksualiteit weer een wettelijk verboden verschijnsel maakte, weer ingesteld en de Duitse Arca maatschappij produceerde toen deze ronduit bizarre film die je als een soort exploitationfilm zou kunnen zien. De film vertelt het verhaal van een moeder die haar zoon wil redden en genezen van diens latente homoseksualiteit maar daardoor veroordeeld wordt op gronde van procuratie. Je zou deze film als exploitation kunnen zien omdat het een taboeonderwerp, homoseksualiteit, neemt en daar een smeuïg verhaal omheen bouwt in de hoop financieel binnen te lopen. Maar er is veel meer aan de hand in deze film.
Allereerst is de film namelijk geregisseerd door niemand minder dan Veit Harlan, jazeker dezelfde Veit Harlan die voor de Nazi’s de beruchte antisemitische film ‘Jud Süß’ maakte, waarvoor hij na de oorlog nog aangeklaagd is. Nu is dit niet direct een anti-homo propaganda film, maar echt lekker komen de homo’s er in deze film ook niet van af, want homoseksualiteit wordt steeds gepresenteerd als een ziekte die genezen moet worden en iedere homo in de film is ronduit zielig, verdorven of crimineel. Hoogtepunt hierin is zonder meer de archetypische vieze oude man Dr. Wrinkler (gespeeld door een real life homo blijkbaar) die zijn huis middels leuke praatjes weet vol te krijgen met leuke knaapjes en ze dan aan Grieks-Romeins worstelen laat doen, werkelijk schrijnend hilarisch gefilmd in een scène met bizarre elektronische muziek (welke zeer sterk doet denken aan de soundtrack van ‘Forbidden Planet’ en welke van de hand Oskar Sala was, die later ook de muziek voor Hitchcock’s ‘The Birds’ zou verzorgen) en vreemde gekantelde camerastandpunten: je moet lachen en huilen tegelijk. Deze emotie weet de film constant op te roepen eigenlijk, want naast het feit dat nergens in de film nu echt duidelijk is of er een pro- of anti homostandpunt wordt ingenomen, (ik gok op het laatste) is overal duidelijk dat de makers niet bijzonder goed op de hoogte waren van homoseksualiteit en het fenomeen uit de tweede hand via wetenschappelijke krantenknipsels of zo hebben bestudeerd. Nu weet ik niet goed hoe een homobar er in 1957 uit zag, maar de wijze waarop het hier gepresenteerd wordt is erg bijzonder op zijn zachtst gezegd, terwijl de scène misschien onbedoeld hilarisch wordt door de homofobe vader tussen alle homo’s te plaatsen, waardoor hij uiteindelijk in blinde paniek en walging weg beent. Een scène als deze is typisch voor de hele film: het is aan de ene kant waarheidsgetrouw want zulke mensen bestaan, maar het wordt ook weer lachwekkend door de wijze waarop het gepresenteerd is en deze constante spanning maakt deze film de curiositeit die het is.
Wat ook de insteek van de makers was, het moet gezegd dat de film ontzettend open met het onderwerp om gaat, ik ken geen andere film uit deze tijd die dat op die manier doet en dat is op zich prijzenswaardig. Het is echter hoogst opmerkelijk om te zien hoe schizofreen deze film is, want op het ene moment slaat het de spijker volledig op zijn kop, maar een moment later blijkt dat de makers geen flauw idee hebben wat homoseksualiteit nu precies is. De scènes waarin de ouders wanhopig zich afvragen wat ze toch kunnen doen om hun zoon van zijn ziekte af te helpen zijn behoorlijk realistisch en lijken rechtstreeks uit het leven gegrepen. Maar de makers hadden duidelijk totaal geen idee wat het is om als jonge homo door het leven te gaan, wat het is om in onzekerheid te leven, om jezelf afgescheiden te voelen van de rest, wat het is om met je eigen identiteit te worstelen en je plaats in de maatschappij te vinden. Op zich is de film ronduit beledigend, ware het niet dat de film zo duidelijk geen idee heeft vaak waar het over praat zodat het juist weer lachwekkend wordt. Het moment dat onze toch duidelijk homoseksuele protagonist ‘bekeerd’ wordt door quasi-gepassioneerd een meisje te zoenen wordt begeleid door een overdadige overwinningsmuziek waardoor je haast zou gaan jubelen voor deze heteroseksuele genezing/overwinning. Het klinkt nu wellicht alsof het allemaal duidelijk homofobisch is en de film is sowieso veel meer gericht op de kant van de ouders dan op de jongen zelf, maar toch zit er een aantal momenten in de film die juist weer het gevoel geven dat de film oprecht probeert homoseksualiteit te begrijpen en het oprecht te portretteren –al was het enkel dankzij de openlijkheid waarmee de film het onderwerp aangaat– maar daar gewoon niet zo goed in slaagt. Dat de bedoelingen dus misschien (deels?) goed waren maar enkel de uitwerking wat te wensen over laat.
In het laatste gedeelte schakelt de film ineens over in film noir/detective/rechtbankdrama modus, blijkbaar een knieval richting de censors die de film opruiend vonden en vonden dat het zou aanzetten tot verderfelijke homoseksualiteit. Hoe ze dat konden denken is mij een raadsel, maar dankzij deze interventie van de censors krijgt deze reeds verknipte en hoogst tegenstrijdige film nog eens extra schizofrene dimensie en het einde zou in de gemiddelde soap niet misstaan hebben. Ik zou deze film feitelijk niet eens kunnen beoordelen want het is een van de meest merkwaardige en opmerkelijke films die ik in heel mijn leven gezien heb, een film waarvan de intentie nooit duidelijk wordt en waarvan vaak de makers zelf niet eens leken te weten of ze nu voor of tegen waren. Als historische curiositeit scoort deze film in ieder geval de allerhoogste punten.
Een homofobische exploitationfilm gemaakt door een Nazi-sympathisant of iets anders? Wie het weet mag het zeggen…
Labels: gay