zondag, juli 19, 2009

The Girl Can’t Help it (Frank Tashlin, 1956) ****1/2


Dat Frank Tashlin zijn achtergrond in cartoons naar zijn live-action films bracht is in vrijwel al zijn films te zien, maar in weinig zo sterk als in ‘The Girl Can’t Help it’, de film die van alle films die ik ken misschien wel het dichtst bij de combinatie van cartoonfiguren met ‘echte’ mensen komt pre ‘Who Framed Roger Rabbit’. Met de cartoonslapstick valt het in deze film relatief wel mee, dat komt slechts enkele keren naar voor, zoals bijvoorbeeld in de titelmuziek sequentie waar Jayne Mansfield over straat loopt en het ijs laat smelten, de melk laat overkoken en de brillenglazen laat knappen (de scène is natuurlijk door John Waters geparodieerd in ‘Pink Flamingos’ met Divine in de rol van Mansfield). Ook Tashlin’s voorliefde voor cartooneske primaire kleuren is in deze film zeker aanwezig, maar minder duidelijk dan bijvoorbeeld in ‘Will Succes Spoil Rock Hunter?’. Het is dus vooral in de behandeling en uitwerking van de personages dat de cartoonwereld het meest duidelijk naar voor komt. Om dit echt te kunnen begrijpen moeten we inzien hoe Tashlin de film heeft opgebouwd, namelijk als pre-postmoderne citeersoep.

De film is eigenlijk opgebouwd uit twee verhaallijnen die Tashlin rechtstreeks gerecycled heeft uit twee andere films: Billy Wilder’s ‘The Seven Year Itch’ (1955) en het jazzgangsterdrama ‘Pete Kelly’s Blues’ (1955). De Billy Wilder film is nu nog hoofdzakelijk bekend door het opwaaiende rokje van Marilyn Monroe, maar de film draait natuurlijk om het feit dat seksbom Monroe een oudere man verleidt, gespeeld door Tom Ewell. Dit gegeven gebruikt Tashlin ook in ‘The Girl Can’t Help it’ en vormt de ene helft van het verhaal, waarbij Tashlin doodleuk dezelfde acteur, Tom Ewell dus, in eenzelfde soort rol gebruikt. Voor de Monroe rol gebruikt Tashlin niet Monroe zelf, maar de onvergetelijke Jayne Mansfield, the world’s smartest dumb blond. Mansfield is hoofdzakelijk bekend geworden als het wat ordinaire en extremere antwoord op Monroe en het is dus een fantastische zet om Mansfield voor deze rol te casten: niet alleen is de knipoog naar ‘The Seven Year Itch’ hiermee compleet, tegelijkertijd is de relatief brave Monroe vervangen door haar extremere en stripfiguurachtige tegenhanger (het Mansfield personage heet in de film Jerri en Tom Ewell heet gewoon Tom, waarmee ze dus Tom & Jerri heten, nog meer cartoonknipogen).

De andere helft van het verhaal is een rechtstreeks overgeheveld subplotje uit ‘Pete Kelly’s Blues’, waarin een schreeuwerige vent een grietje waar hij dol op is wil laten doorbreken als zangeres. De acteur is in beide films ook dezelfde, Edmond O’Brien. Maar als je het O’Brien personage van ‘Pete Kelly’s Blues’ naast zijn tegenhanger in ‘The Girl Can’t Help it’ zet, zie je heel duidelijk de Tashlin touch: het is van bloedserieus gegaan naar een van de meest hilarische en cartooneske figuren die je ooit in een film gezien hebt: met zijn Vermeer aan de meur en zijn ruiten jasje lijkt hij letterlijk zo uit een strip gelopen – zeker in combinatie met de uitzinnige wijze waarop O’Brien zijn rol neerzet. Met ‘The Girl Can’t Help it’ hebben we dus een film die volledig bij elkaar gejat (‘geciteerd’) is, in een periode voordat het door mensen als Godard en later De Palma modieus gemaakt zou worden, zonder dat het echter geforceerd overkomt. In tegenstelling tot De Palma slaagt Tashlin er wel in om de ingrediënten die hij gebruikt om te zetten tot een volledig organisch geheel, waarbij het citeren volledig in dienst staat van het verhaal. Tel daarbij op het feit dat er talloze echte muzikanten gewoon zichzelf spelen en de film opent en sluit met het verwijzen naar zichzelf en je krijgt een idee van het baanbrekende werk dat Tashlin verricht heeft in het doorbreken van de filmische illusie die in Hollywood zo gekoesterd wordt. In hoeverre dat ingegeven is door avant-gardistische ideeën of ‘gewoon’ is ingegeven door het humoristisch doorbreken van het vierdewandprincipe zoals dat in veel cartoons gebruikt wordt laat ik even in het midden.

Maar Tashlin’s beste werk is altijd meer dan enkel lachen, gieren en brullen, het bevat altijd een ontzettend kritische en melancholische noot. Ik heb al eerder een door Tashlin geschreven verhaal aangehaald, maar ik doe dat hier nog eens, omdat het in mijn ogen Tashlin welhaast definieert: hij schreef ooit een boek over een luiaard die volstrekt tevreden is met zijn leven en glimlachend ondersteboven aan een tak hangt. De mensen die hem zien echter, interpreteren zijn glimlach, omdat ze hem ondersteboven zien, als een grimas en gaan vervolgens van alles proberen om hem te laten lachen, waardoor hij zo depressief wordt dat hij een sombere blik op zijn gezicht krijgt, die mensen echter (omdat hij ondersteboven hangt) verkeerd interpreteren als een glimlach. Het verhaal is zeer typisch voor de sombere Tashlin, die in veel van zijn films (vrijwel allemaal uitzinnige parodieën) een bijzonder scherpe maatschappijkritische ondertoon weet te verwerken, waardoor een bijzonder contrast ontstaat met de verder vrolijke toon van zijn films.

Dit is zeer duidelijk in ‘The Girl Can’t Help it’, een film die op het eerste gezicht een liefdevolle ode aan de rock ’n roll lijkt, maar volgens mij tegelijkertijd ook een kritiek er op is. Rock ’n roll was ten tijde van de film een compleet nieuw fenomeen (‘The Girl Can’t Help it’ is een van de eerste rock ’n roll films) en zou bijzonder belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de populaire cultuur en de opkomst van de tiener als commerciële afzetmarkt. De film stelt volgens mij grote vraagtekens bij de tiener als commercieel product, de tiener die in blinde adoratie alles klakkeloos consumeert wat hem voorgeschoteld wordt. De tieners die op het einde van de film als publiek te zien zijn worden geportretteerd als halve zombies die niets anders doen dan hard juichen en opgaan in de muziek. Neem het significante moment waarop de platenbaas Legs Wheeler zijn hand voor de ogen van een tiener beweegt zonder dat deze dat ziet, zozeer gaat is ze verblind door de muziek en de ‘sterren’ op het podium. En het is exact na dit moment dat Legs Wheeler besluit om Fats niet om te leggen, maar juist een contract aan te bieden: geld verdienen is belangrijker in deze popwereld dan integriteit of persoonlijke gevoelens. Het punt is dat dit moment bijna terloops gepresenteerd wordt zodat het bijzonder gemakkelijk gemist kan worden, maar het is in mijn ogen typerend voor de melancholische en sombere ondertoon van de film en het maakt Tashlin’s werk zo sterk.

En er is natuurlijk nog altijd de gehele manier waarop van Jerri een popster gemaakt wordt: het draait primair om haar uiterlijk, wat ze eventueel kan komt altijd op de tweede plaats. Als ze dan zelfs niet eens blijkt te kunnen zingen (of dat pretendeert), maakt zelfs dat niet uit, want haar stem kan dan altijd nog worden ingezet als gimmick – succes gegarandeerd! Nu was de gehele wereld van de popmuziek nog compleet nieuw in 1956, maar het is bijna eng om te zien hoe profetisch Tashlin was, aangezien wat hij toen voorspelde enkel nog duidelijker is geworden met het verstrijken van de tijd: het draait in de popmuziek niet om kwaliteiten, maar om show, uiterlijk vertoon of podiumprestatie. Als je het maar goed verpakt, verkoopt het toch wel. ‘In the future, everyone will be world-famous for 15 minutes’ zei Andy Warhol tien jaar later, waarmee hij refereerde naar de weggooicultuur, de vergankelijkheid en relativiteit van roem en de extreem korte attentiespanne van het publiek. Tashlin zei het in 1956 al en een jaar later zou hij deze thematiek nog verder uitwerken in ‘Will Succes Spoil Rock Hunter’, lang voordat meneer Warhol zijn uitspraak deed. Frank Tashlin als eerste popartist en ‘The Girl Can’t Help It’ als eerste popart film vermomd als cartoon – waarom niet?

Labels: