zondag, april 29, 2007

Terror in the Haunted House ***

AKA My World Dies Screaming

Regie: Harold Daniels (1958)


Dit is eigenlijk gewoon een bijzonder leuke en sympathieke film, veel beter dan ik verwachtte. De titel is een beetje misleidend want het is slechts deels een spookhuisfilm, je vraagt je soms af wie dat soort titels verzint. Ik vond de film erg sfeervol, vooral dankzij de constant aanwezige muziek en de hele film ademt dat nostalgische sfeertje uit waar ik zo van kan genieten, terwijl het ook nog eens prima gefilmd en geacteerd is. Beetje onzinnig waren de subliminal messages die de gehele film door terugkomen, maar dat zullen we de filmmakers maar vergeven. Zeker voor die paar euro die deze DVD bij Pacific kost kun je dit niet laten liggen, want de beeldkwaliteit is ook nog gewoon goed, waarmee dit ideaal midnight entertainment is.

Cobra Woman ***1/2

Regie: Robert Siodmak (1944)


Camp, wat een fantastisch concept is dat toch, ik kan er in ieder geval een geweldige tijd mee beleven. En het maakt natuurlijk helemaal niet meer uit of het bedoeld of onbedoeld camp is, als je iets als camp leest kun je de meest waardeloos slechte films middels camp redden van vergetelheid en katapulteren naar de hoogste regionen van plezierig tijdverdrijf. Deze beruchte film wilde ik al jaren zien en hemeltje, wat een heerlijke onzin is dit. Er is natuurlijk Maria Montez, de exotische schoonheid die niet bijzonder goed kan acteren maar hier zelfs een dubbelrol wordt toebedeeld – het is altijd goed om iemands tekortkomingen uitgebreid in beeld te brengen. Maar het gaat natuurlijk niet om Maria’s acteercapaciteiten, het gaat om haar uiterlijk, zoals deze hele film om uiterlijk gaat, en haar beroemde cobradans. De overdadige decors en kostuums, het uitbundige gebruik van Technicolor, het simpele verhaaltje, de debiele dialogen, het is allemaal even leuk om te zien. Het is een exotische avonturenfilm a la, zeg eens wat, ‘Indiana Jones and the Temple of Doom’ maar dan nog een stukje onzinniger. Maar juist daarom nog veel leuker. Regisseur was niemand minder dan Robert Siodmak, bekend van enkele briljante film noirs onder meer. Voorlopig is ‘Cobra Woman’ mijn favoriete Siodmak film denk ik. Natuurlijk is het niet zijn beste, het stelt zelfs bijzonder weinig voor als film. Maar dat kan me allemaal niks schelen, dit zijn films naar mijn hart. Gaat dat zien!

Labels:

woensdag, april 25, 2007

The Courtship of Eddie’s Father ***1/2

Regie: Vincente Minnelli (1962)


Een komedie van Vincente Minnelli, daar loop ik wel warm voor, want ik loop voor iedere Minnelli film warm. En deze was me aangeraden als een van Minnelli’s beste, dus verwachting waren hooggespannen. Deze hooggespannen verwachtingen transformeerden echter direct tot laagspanning toen ik in de gaten kreeg dat de Eddie uit de titel gespeeld werd door niemand minder dan… Ron Howard! Mijn aartsvijand nummer 1 speelt hier nog onder de naam ‘Ronny Howard’ maar is eigenlijk al net zo irritant als ie nu is, de duivel heeft er altijd al ingezeten. Maar goed, laten we dan proberen om Ronny te degraderen tot slechts een rekwisiet in Minnelli’s traditioneel virtuoze mise-en-scène. Deze is uiteraard weer bijzonder kleurrijk en hoewel er veel lange takes waren was zijn camera wat minder beweeglijk dan gewoonlijk had ik het gevoel, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik te moe was om de stijl aandachtig onder de loep te nemen. Het is een komedie maar een waar heel duidelijk een dramatische toon in zit en dat vond ik erg prettig. Een van Minnelli’s beste zie ik er voorlopig niet in, maar een bijzonder vermakelijke is het toch zeker wel. En ok, laat ik het maar toegeven: als kindacteur is Howard een stuk genietbaarder dan als regisseur.

Labels:

Kris **1/2

Regie: Ingmar Bergman (1946)

Sommige regisseurs maken met hun eerste film direct een meesterwerk, maar dat zijn uitzonderingen, de meeste hebben gewoon eerst een paar films nodig om het in de vingers te krijgen. Ingmar Bergman hoort getuige zijn debuutfilm ‘Kris’ duidelijk tot de laatste groep. Ik kon mijn aandacht er bijzonder moeilijk bijhouden, het gleed allemaal langs me heen. Visueel is het erg tam en oninteressant en je kunt duidelijk nog merken dat Bergman uit het theater afkomstig is, want in veel opzichten is dit een verfilmd toneelstuk. Echt alleen voor de Bergman completisten.

Labels:

Det Hemmelighedsfulde X ****1/2

Regie: Benjamin Christensen (1914)

Ik vind het altijd wat moeilijk om iets zinnigs over zwijgende films te zeggen omdat ik er simpelweg niet zoveel context bij heb als gewoonlijk. Van regisseur Benjamin Christensen, de meest beroemde Deense regisseur van de stomme film, had ik eerder de indrukwekkende heksenfilm ‘Häxan’ (1922, beschikbaar op Criterion) gezien dus ik was zeer benieuwd naar zijn debuutfilm, ‘Sealed Orders’. En ik vind het een geweldige film! Christensen was niet alleen regisseur van zijn films, maar ook producent en scenarist en speelde bovendien vaak de hoofdrol en hij is een bijzonder charismatische figuur, wat al direct een pluspunt is van deze film. Maar ook visueel vond ik het erg mooi, vooral het gebruik van licht en schaduwen maakte grote indruk op me. Normaal interesseert het verhaal me niet zo, maar hier vond ik het zeer interessant: lekker dramatisch aangezet zonder al te ver door te slaan en bovendien gevat in allerlei zeer expressieve beelden – zo was het shot waarin de jongen in silhouet voor een raam met zijn handen in de lucht zit te bidden bijna iconisch van aard. De intense climax zet je helemaal op het puntje van je stoel, niet in de laatste plaats dankzij de heftige pianobegeleiding op de DVD. Ik heb bijzonder genoten van deze film en wil hem iedereen aanraden.

Labels: ,

The Return of Swamp Thing **1/2

Regie: Jim Wynorski (1989)


Ik had niet bijzonder veel verwacht van deze komische horrorfilm, maar het viel me eigenlijk alleszins mee. Het is er een van het type zelfbewust slecht en corny en ik zou hem nergens al te zeer ter verdediging willen schieten, maar als je het neemt voor wat het is… ach, dan heb ik veel slechter zien. Het is erg eighties allemaal, wat goed te zien is aan de kapsels met Heather Locklear voorop natuurlijk, maar de Che Guevara figuur met zijn bimbo assistente vond ik de hoogtepunten. Tja, het is leuker dan slapen…

Labels:

Kommissar X - Jagd auf Unbekannt ***

Regie: Gianfranco Parolini (1966)

Mijn eerste Eurospy film, een subgenre van hoofdzakelijk goedkope James Bond spoofs en deze Duitse zou op zijn eigen beurt blijkbaar een heuse reeks worden. Het is allemaal te retro en gedateerd voor woorden, maar dat maakt het eigenlijk wel zo leuk. James Bond heet hier Joe Walker en is gespeeld door Tony Kendall die ik qua ijdele zelfverzekerdheid wel wat weg vond hebben van Face uit The A-Team. Het is absoluut geen flauwe Austin Powers toestand, het is meer een tongue in cheek variant op Bond – en alsof die al zo serieus was. We zien pistolen, gadgets, romantische dames met foute kapsels, exotische locaties, een megalomane booswicht en vraag me niet waarom maar soms moest ik aan ‘Thunderbirds’ denken. Leuk dus!

Labels:

dinsdag, april 24, 2007

Man cheng jin dai huang jin jia ****

Regie: Zhang Yimou (2006)

Met zijn laatste film ‘Curse of the Golden Flower’ keerde Zhang Yimou wat terug naar de intieme karakterstudies waarmee hij begin jaren ’90 furore gemaakt had, maar lange tijd had ik geen idee wat ik met de film aanmoest. Ik vond het hoofdzakelijk saai en wist niet goed wat Zhang hier nu mee wilde. Toch duwden de uitzinnig kleurige decors en aankleding me steeds richting een camp lezing van de film, maar ik was er niet zeker van – tot dat laatste half uur want toen wist ik het zeker: dit is fantastisch! Na het ingetogen begin komt de wuxia uit ‘Hero’ en ‘House of Flying Daggers’ weer om de hoek kijken, maar op nogal ongewoonlijke wijze als je het mij vraagt. De film gaat namelijk in ware Paul Verhoeven modus en duwt alle emoties tot een hysterisch hoogtepunt en daar nog ver over heen. Het melodramatische verhaaltje krijgt de proporties van een Griekse tragedie en de vechtscènes waren zo briljant overdreven dat ik het las als een parodie op de CGI massaspektakels van toestanden als de ‘Lord of the Rings’ franchise. En dat alles nog steeds gepresenteerd in die uitzinnige en overdadige visuele kitschstijl. Alsof Verhoeven een onzalige samenwerking met de Kuchar Brothers was aangegaan, zo voelde het. De vader die zijn zoontje tot pulp slaat (grotendeels buiten beeld weliswaar, maar toch), de pathetische muziek, de ridicule slowmotions, de vechtersbazen die door de grasmaaier worden gehaald, het rent de goede smaak volledig voorbij. En goede smaak is nu juist zo’n beetje hét kenmerk van Zhang, dus het overdadige effect moet welhaast intentioneel zijn. Als je het serieus neemt kom je volgens mij van een koude kermis thuis, maar als je het als kitscherige campparodie bekijkt kun je er een enorme berg lol aan beleven. Ik heb me kapot gelachen in ieder geval!

Labels:

Employee of the Month *

Regie: Greg Coolidge (2006)

Ik had een eenvoudige romantische komedie verwacht maar bleek beland te zijn in een wanstaltig Jessica Simpson vehikel, Help! Dat ik de doelgroep voor zo’n film niet ben snap ik, maar zelfs 13-jargie tieners halen hun neus nog op volgens mij voor de zielige humor van deze film. Misschien dat de zwakzinnigen er nog wat aan hebben.

Perfect Stranger ***

Regie: James Foley (2007)


Een ontzettend middle of the road thriller die echter wel vakkundig is en daarom nergens gaat vervelen. Je hebt het allemaal allang in allerlei variaties voorbij zien schuiven maar de star power van Halle Berry (die zelfs ik een bloedmooie meid vind) en Bruce Willis (geen commentaar) geven het net een beetje extra. Vooral voor mij erg leuk was het feit dat ik de stilistische kant van de film kon afzetten tegen de intensified continuity waar David Bordwell over spreekt in het boek wat ik zojuist gelezen had en verhip: de film bleek een tekstboekvoorbeeld van het fenomeen waar Bordwell over sprak. En er is niets mooiers dan theorie en praktijk samen te zien vallen.

The Godfather *****

Regie: Francis Ford Coppola (1972)

Tja, wat kan ik nog over deze gedoodverfde klassieker zeggen dat nog niet gezegd is? Coppola wilde de film eigenlijk niet maken, maar het is maar goed dat hij het wel gedaan heeft. Als je het in zijn tijd plaatst, valt vooral de vorm op. Want in een tijd waarin experiment hoogtij viert binnen de Amerikaanse cinema is het een weergaloze voortzetting van de geijkte Hollywood conventies en verteltechnieken, terwijl het ook weer goed past in de tijdsgeest van verhoogd realisme, een meer grimmige sfeer en aandacht voor psychologisering, aspecten die in Klassiek Hollywood zo goed als schitteren door afwezigheid. De lange openingsscène is feitelijk exemplarisch voor de gehele film: het zet de toon voor het epische canvas waarop geschilderd gaat worden in de gehele trilogie; het gebruikt klassieke verteltechnieken zoals de kruismontage om de verschillende gebeurtenissen tijdens de bruiloft te tonen; het introduceert op traditionele découpage classique wijze direct alle karakters en hun kenmerkende eigenschappen; het introduceert enkele van de belangrijkste thematische rode draden van de film, zoals Michael die te laat is voor de familiefoto, waarmee direct de afstand tussen beiden benadrukt wordt en qua locaties contrasteert de donkere kamer waarin Don Corleone zijn zaken regelt met de zonovergoten bruiloft. In 25 minuten legt Coppola alle kaarten op tafel die later in de film uitgewerkt gaan worden in een stijl die de rest van de film aangehouden gaat worden. Het is dus een aan de tijd aangepaste voortzetting van klassieke tradities. Want hoe klassiek de film ook is in stijl, Coppola is niet voor niets een van de Movie Brats, de eerste generatie Amerikaanse filmmakers die duidelijk terugkijken, hergebruiken en bewust voortbouwen op bestaande films en filmstijlen. En Klassiek Hollywood is uiteraard een van de pijlers waarop Coppola steunt, de andere is de Europese arthouse cinema met zijn modernistische en zelfbewuste aanpak. De keuze om componist Nino Rota de muziek te laten schrijven is daar een goed voorbeeld van, want iedereen associeert deze figuur vooral met de films van Federico Fellini en door hem als componist te gebruiken geeft Coppola de film een arthouse smaakje, terwijl de nadruk op psychologische diepgang en thematische ambiguïteit deze film ook direct in verband brengt met de klassieke arthouse zoals bijvoorbeeld de films van Ingmar Bergman of Michelangelo Antonioni. Er zitten zelfs intertekstuele verwijzingen a la Jean-Luc Godard in zoals het moment dat Michael en Kay samen een Leo McCarey Hollywoodfilm bezoeken.


Samenvattend kun je dus zeggen dat Coppola de vloeiende vertelstijl en visuele toegankelijkheid van Klassiek Hollywood combineert met de nadruk op karakterontwikkeling en dubbelzinnigheid van de modernistische arthouse films en dit alles overgiet met een licht exploitationsausje (het grafische geweld) en daarom kun je met recht spreken van een van de mijlpalen van de New American Cinema van de jaren ’70. In mijn herinnering was het tweede deel nog beter, dus die zal ik eerdaags ook maar weer eens bekijken.

Labels: ,

maandag, april 23, 2007

Le Notti Bianche ****

Regie: Luchino Visconti (1957)

Ik ben nog nooit bijzonder overtuigd geweest van het oeuvre van Luchino Visconti, dus met enige terughoudendheid schoof ik deze in de speler maar hij viel me alleszins mee. Het is een soort van quasi-realistisch sprookje, een liefdesverhaal gebaseerd op Dostoyevsky en het zijn vooral de interne tegenstrijdigheden die de film voor mij zo mooi maakten. Een zeer grote bijdrage aan deze tegenstrijdigheid leveren de decors, welke aan de ene kant realistisch zijn, maar toch ook zo duidelijk artificieel (hoofdzakelijk dankzij de extreem onnatuurlijke belichting) dat het de film de sfeer van een sprookje en een droom geeft. Ik heb Visconti’s statige tempo altijd als relatief ergerlijk ervaren, maar hier past het perfect bij de dromerige sfeer van de hele film; zoals altijd glijdt en draait zijn camera langs zijn personages die hier gevangen lijken in de schaduwrijke omgeving van het gekunstelde stadje en dompelt hij de kijker onder in een elegant bad van pure sfeer. Het is een film die je letterlijk verplaatst naar een andere dimensie, een wereld die op de beste momenten van de film zo’n sterke sfeer in zich draagt dat je er volgens mij keer op keer wilt terugkeren – net zoals je dat wilt met een mooie droom. Marcello Mastroianni en Maria Schell zijn de personificatie van de contrasten van de film: hij stevig verankerd in de realiteit, zij verloren in de schaduwrijke omgeving van haar fantasieën en het is de invloed die beiden op elkaar hebben die de basis vormt van de hele film. Op het eerste oog vond ik de film niet altijd even stabiel (maar dit kan heel goed nog veranderen), maar op de beste momenten van de film bereikte Visconti een verbluffende symbiose van alle filmtechnische elementen: de mise-en-scène, de dictie van de dialoog, de muziek (van niemand minder dan Nino Rota), de aankleding en decors, alles draagt harmonieus bij aan die uiteindelijke sfeer en het ongewone ritme van de film, welke het gevoel geven dat de tijd in de echte wereld even stilstaat. Maar toch had ik op deze film dezelfde reactie die ik altijd heb bij Visconti: het doet me niets op emotioneel vlak. Ik heb altijd voor de formeelesthetische kant waardering, maar verder voelt het altijd zo onpersoonlijk en koud aan. Dit hoeft an sich geen probleem te vormen, maar wel als je film letterlijk om emoties draait, dan gaat het voor mij in de weg zitten. Daarom is het maar de vraag of Visconti ooit echt een regisseur naar mijn hart gaat worden.

Labels:

Tigrero – A Film that was never made ***

Regie: Aki Kaurismäki (1994)

In de jaren ’50 werd de avontuurlijke regisseur Samuel Fuller naar de Braziliaanse jungle gestuurd om locaties te scouten voor een grootse avonturenfilm die hij mocht gaan regisseren, een film met sterren als John Wayne, Ava Gardner en Tyrone Power. Fuller ging er heen en leefde een tijd met de inboorlingen aldaar, maar de film zou nooit gemaakt worden. 40 jaar later ging Fuller samen met filmmaker en vriend Jim Jarmusch weer naar dezelfde plaats om herinneringen op te halen en deze film/documentaire, geregisseerd door de gerenommeerde Finse regisseur Aki Kaurismäki, is daarvan het gevolg. Beelden van het bezoek in 1994 worden afgewisseld met beelden die Fuller in 1954 geschoten had en tussendoor babbelen Fuller en Jarmusch over de filmbusiness en het leven. Een project als dit is van zichzelf een curiositeit, maar helaas blijft het daar ook hangen. De momenten met de inboorlingen vond ik totaal niet interessant en daarom moet het komen van de gesprekken tussen Fuller en Jarmusch, maar ook dat vond ik wat tegenvallen. Hoewel ik beide figuren uiterst fascinerend vind en er zeker ook leuke dingen gezegd worden, komt het uiteindelijk niet verder dan koffietafel niveau. Intrigerend, maar niet geweldig.

Labels: , ,

Little Caesar ****1/2

Regie: Mervyn LeRoy (1930)


De gangsterfilm is bij mij enigszins een ondergeschoven kindje, dus hoogste tijd om daar eens verandering in te brengen. ‘Little Caesar’ is de eerste van een hele reeks gangsterfilms uit de jaren ’30 en alleen daarom al bijzonder invloedrijk; erg veel van de conventies en steeds terugkerende elementen van het genre zijn in deze film reeds aanwezig. Gelukkig echter bezit de film meer dan enkel historische importantie en brengt de film ook een hoge dosis kijkbaarheid. Het is allemaal wat minder flashy en showy dan de gangsters van de laatste jaren, maar de enorme compactheid en vaart van de film ervoer ik als erg prettig. Daarnaast betekende deze film de doorbraak van George Robinson in een carrièrebepalende rol en ik vind het natuurlijk erg leuk dat Robinson’s personage, Rico geïnterpreteerd kan worden als homo.

Labels:

donderdag, april 19, 2007

Die Tür mit den 7 Schlössern ****

Regie: Alfred Vohrer (1962)


En wederom een erg leuke Edgar Wallace Krimi geregisseerd door Alfred Vohrer. Het kent de bekende ingrediënten, dus een ingewikkeld moordverhaal met Scotland Yard inspecteur en een fikse dosis humor en ik geloof dat ik juist die humor het sterkste punt van deze films ga vinden. Eddi Arent is ditmaal een op Dr. Watson gemodelleerde stuntelige sidekick, maar gelukkig komt de humor zeker niet enkel van zijn kant, het zit organisch verweefd in de gehele film. Net als ‘Das Gasthaus and der Themse’ kent ook deze film een prettige visuele stijl, iets minder dan ‘Themse’ en nergens iets om van je stoel af te vallen, maar wel prettig om te zien. Gewoon fantastisch no-nonense vermaak!

Labels:

Golok Setan ****

Regie: Ratno Timoer (1984)

OK, kan iemand me vertellen wat ik zojuist gezien heb? Want deze uitzinnige Indonesische fantasyfilm is wel het meest heerlijk delirische wat ik in tijden gezien heb. Het heeft iets van doen met een magisch zwaard waarmee de wereldheerschappij verkregen kan worden en een krokodillenkoningin die haar lichaam gebruikt om mannen te rekruteren voor haar zombieleger (dit heb ik allemaal van de DVD hoes). Aan het verhaal kon ik geen touw vastknopen (dit kan ook aan de GHB gelegen hebben) maar dat is altijd een voordeel in dit soort films, het was in ieder geval lekker uitzinnig. Uitzinnigheid is namelijk het sleutelwoord van deze film: er was heel veel vechten, ledematen en mensen vlogen in de rondte, bloed besmeurde aan alle kanten de camera, zelfs stenen konden dienen als luchtvaartuig en ik kan je verzekeren dat het vrij hilarisch is om een man te zien vechten met krokodillen die net als mensen op twee benen lopen. Wat een waanzin!

Labels:

woensdag, april 18, 2007

The Spiral Staircase ***

Regie: Robert Siodmak (1945)


Deze thriller viel me eigenlijk nogal tegen, ik had hier in ieder geval veel meer van verwacht. Aan de chiaroscuro belichting en Expressionistische effecten is duidelijk te zien dat DoP Nicholas Musaraca een bepalende rol gespeeld heeft in het ontwikkelen van de klassieke film noir look (met films als ‘Cat People’ en ‘Out of the Past’), terwijl ook regisseur Robert Siodmak uiteraard zijn sporen in dat ‘genre’ ruimschoots verdiend heeft maar de visuele kant van de zaak was dan ook direct het hoogtepunt voor mij. Ik vond de film verder niet bijzonder spannend, beklemmend of sfeervol en nodeloos traag bovendien. Grootste probleem was echter nog dat de karakters frustrerend onuitgewerkt bleven en de ontwikkeling van het stomme meisje dat dankzij een shock toch weer leert praten wel heel voorspelbaar was. Had veel meer ingezeten volgens mij.

Labels:

Captain Blood ****

Regie: Michael Curtiz (1935)

Mijn eerste swashbuckler en mijn eerste Errol Flynn film of gaan die twee altijd hand in hand? Hoe dan ook, ik vond deze avonturenfilm eigenlijk best een vermakelijk hapje. Regisseur Michael Curtiz (‘Casablanca’) weet samen met niemand minder dan DoP Ernst Haller de film de nodige visuele flair te geven, waarbij ik vooral het gebruik van schaduwen hier en daar leuk gedaan vond. Over Flynn heb ik nog steeds gemengde gevoelens, ik vind hem nog steeds een ronduit irritant hoofd hebben en kan enkel hopen dat hoe meer ik er naar kijk, hoe meer dat gevoel van walging afneemt. Erg leuk vond ik in ieder geval een jonge Olivia de Havilland te zien die ik enkel kende uit Aldrich’s ‘Hush, Hush, Sweet Charlotte’. Ik geloof niet dat ik ooit een gigantisch liefhebber van het genre ga worden, daarvoor is het mij allemaal iets te braaf en oudbakken, hoewel dit het ook direct zijn charmes geeft natuurlijk, maar bij tijd en wijlen kan ik dit prima gaan zien vermoed ik.

Labels: ,

Fallen Angel ****1/2

Regie: Otto Preminger (1945)

Een werkelijk fantastische studie naar dubbelzinnigheid van de onnavolgbare Otto Preminger. Preminger wordt vaak synoniem gezet aan lange takes en hoewel hij dit vaak doet is dat zeker niet altijd het geval, want de statische aard van ‘Where the Sidewalk Ends’ ga ik ook steeds meer waarderen. Toch is dit een van zijn kenmerkende lange take films en de film kent dan ook opvallend weinig takes voor een Hollywoodfilm uit deze periode. Maar in tegenstelling tot de barokke en wollige lange take stijl van iemand als Max Ophüls, zijn de lange takes van Preminger juist altijd ontzettend economisch van aard: het is geen mooifilmerij maar een manier om betekenis te creëren en een zeer prettige compactheid en vloeiendheid aan zijn films te geven. Kijk hiervoor enkel naar de scène in het begin in Pop’s café, waarin zijn montagemomenten constant narratief gegrond zijn en hij een prachtig ruimtelijk gevoel aan de scène weet te geven. Zoals altijd weigert Preminger om zijn karakters te veroordelen (hij laat in deze film zelfs een van de personages uitroepen ‘who are we to judge?’, het ultieme Preminger statement) en legt wederom een welhaast sardonisch genoegen aan de dag om zijn sympathie bij de minst sympathieke karakters te leggen – als Preminger moet kiezen, kiest hij liever voor de underdog. Als film noir is ‘Fallen Angel’ misschien niet subliem, maar als Preminger film wel degelijk, een meesterwerkje zelfs.

Labels: ,

dinsdag, april 17, 2007

Brute Force ****1/2

Regie: Jules Dassin (1947)


Na ‘The Naked City’ weer een indrukwekkende vertoning van rauw realisme van regisseur Jules Dassin en producent Mark Hellinger. De film is opvallend gewelddadig en wreed voor een Hollywoodfilm uit deze periode en samen met de fatalistische climax waren dat toch wel de punten die mij het meest raakten. Hume Cronyn zet een zeer gedenkwaardige wrede gevangenisbewaarder neer en was wat mij betreft de angel van deze opmerkelijke film.

Labels: ,

Our Man in Havana ****

Regie: Carol Reed (1959)

De vierde film die ik zie van Carol Reed (na de meesterwerken ‘The Third Mam, ‘The Fallen Idol’ en ‘Odd Man Out’) en hoewel ik het de minste van de vier vond, is het nog steeds een bovengemiddelde film. Wederom een samenwerking tussen Reed en schrijver Graham Greene en de stijl is dezelfde als in die andere films met het grote verschil dat hier een flinke dosis humor verwerkt is. Maar net als een film als ‘Charade’ zit de humor de spanning en de paranoia van de Koude Oorlog die in de film geportretteerd wordt nergens echt in de weg, de film neemt alles met een korrel zout. Deze curieuze mengeling is tegelijkertijd het meest verfrissende aspect, als dat het voorkomt dat de film echt naar de hoogste regionen stijgt. Visueel gezien was het relatief tam voor een Reed film hoewel zo hier en daar zijn gekantelde camerastandpunten en prachtige gebruik van schaduwen weer zijn kenmerkende, bijna abstracte gevoel van ruimte wist te creëren.

Labels:

Seijû gakuen ****1/2

Regie: Norifumi Suzuki (1974)

‘School of the Holy Beast’ is een van de meest beroemde nunsploitation films en na het zien kan ik goed begrijpen waarom: het is gewoonweg een van de beste. Zoals gebruikelijk zwelgt de film in blasfemie en shockerende zaken, maar deze film kende zelfs een gedecideerd antireligieuze boodschap, althans zo kwam het op mij over. Pas toen de film bijna gedaan was keek ik op de hoes wie de regisseur was en ik was verrast om daar de naam van Norifumi Suzuki aan te treffen, waardoor de visuele flair direct verklaard werd, want dat is toch een van Suzuki’s meest herkenbare kenmerken (net als van die ‘andere’ Suzuki natuurlijk). Want deze film is niet alleen thematisch uitzinnig, ook visueel is het erg sterk en bizar allemaal, waardoor de beelden extra aan kracht winnen. Een van de belangrijkste kenmerken van een echt krachtige film zijn voor mij altijd bepaalde hoogst memorabele scènes die op je netvlies gebrand blijven en deze heeft er daar meerdere van, waarbij ik de marteling waarbij de rozenblaadjes in slowmotion in het rond vlogen de meest sterke vond. Hoogst aanbevolen voor de liefhebbers.

Labels: ,

zondag, april 15, 2007

Histoire(s) du Cinema: Toutes les histoires

Realisatie: Jean-Luc Godard (1988)

Die Jean-Luc Godard toch, het blijft een fascinerend mannetje. Ik heb een hele rits films van hem gezien maar kan nergens claimen ze echt te begrijpen of te doorgronden, althans zeker niet na een kijkbeurt. Zijn films van na 1968 zijn dan helemaal een geval apart, want die zijn vaak te abstract en ondoorgrondelijk voor woorden. Maar juist die ongrijpbaarheid maakt zijn films voor mij zo fascinerend omdat hij me wel vrijwel altijd weet te boeien en juist het besef dat er veel langs me heengaat me constant naar zijn films blijft trekken. Je hebt constant het gevoel dat Godard met iets geniaals op de proppen kan komen en het zijn zulke gelaagde werken dat je er echt je tanden in kunt inzetten. Nu is een zelfbewuste houding en de onderkenning dat zijn films ook echt films zijn altijd een stokpaardje van Godard geweest, maar de films die hij de laatste 20 jaar maakte voeren dit door tot in het extreme: vrijwel allen hebben zij het fenomeen film als onderwerp. Zijn mammoetproject Histoire(s) du Cinema, waarvan dit het eerste deel is, is niet zozeer een filmgeschiedenis als een ode aan de cinema. Natuurlijk is dit geen simpele documentaire waarin Godard als pratend hoofd zijn favoriete films bespreekt. Het is zelfs niet eens een keurig overzicht van de filmgeschiedenis. Dit is namelijk een filmgeschiedenis voor mensen die al zeer bekend zijn met de filmgeschiedenis. Het is een grote collage van beeld, geluid en geschreven woord waarin Godard op zijn kenmerkende wijze betekenis creëert middels beeld en geluid en hij speels dwars door de filmgeschiedenis heen snijdt, als een kat die speels met een bolletje wol speelt. Wat die betekenis precies is, wordt uiteraard nergens volledig duidelijk, dat is aan de kijker zelf om te bepalen. Het kijkplezier van iets als dit hangt voor een zeer groot deel af van iemands kennis van de filmgeschiedenis. Nu heb ik wel enkele films gezien in mijn leven en zit ik met beide benen stevig gegrond in de wijze waarop de film zich door de jaren heen ontwikkeld heeft, maar ik herken net zoveel als dat er volledig langs me heengaat. Het is ook typisch een werk wat je keer op keer kunt kijken en wat je vermoedelijk bij iedere kijkbeurt meer gaat waarderen, simpelweg omdat je steeds meer vertrouwt raakt met het materiaal. Of het een meesterwerk is weet ik niet, men zegt altijd van wel. Ik denk dat een project als deze dergelijke categorisering ontwijkt, ik zou er met geen mogelijkheid een waardering aan kunnen hangen. Het enige dat ik weet is dat ik wederom gefascineerd ernaar gekeken heb en wederom die bizarre Godard ervaring gevoeld heb; iedere keer als ik zo’n Godard film zie, besef ik weer hoe mooi het medium film toch is en hoeveel ik nog te leren heb op het gebied van film en dat vind ik altijd een hele prettige constatering.

Labels:

zaterdag, april 14, 2007

INLAND EMPIRE *****

Regie: David Lynch (2006)

Toen ik ‘Mulholland Drive’ in de bioscoop zag destijds wist ik nog weinig af van David Lynch en van film in het algemeen. Ik liep toen de bioscoop uit, had geen idee wat ik zojuist gezien had, maar wist wel dat ik een van de mooiste ervaringen van mijn leven beleefd had. In veel opzichten is mijn passie voor film begonnen met deze film en nu, vele jaren later waren mijn verwachtingen dan ook zeer hooggespannen voor de laatste spruit van Lynch. Welnu, alle verwachtingen zijn volledig ingelost en ik kreeg zelfs nóg meer dan ik verwachtte. Het is simpelweg een van de beste en meest creatieve films van de laatste jaren.

Een van de grootste kritiekpunten is altijd op het verhaal. Mensen roepen dan ‘ach ja, het is gewoon zoveel mogelijk wazigheid en onzin bij elkaar stoppen opdat de zogenaamde elite er weer lekker interessant over kan gaan doen’. Deze kritiek is enigszins van toepassing op de Lynch van begin jaren ’90, toen met dingen als ‘Wild at Heart’, het tweede seizoen van ‘Twin Peaks’ en ‘Twin Peaks: Fire Walk with me’ de balans naar de verkeerde kant doorsloeg. Het was vreemd doen om het vreemd doen, het was inspelen op de term ‘Lynchiaans’ die in zwang geraakt was. Zijn laatste werken echter gaan veel dieper dan dat, zijn veel substantiëler. De mensen die klagen dat films als ‘Mulholland Drive’ of ‘INLAND EMPIRE’ niet te volgen zijn, maken een cruciale denkfout: zij gaan er namelijk van uit dat film een logisch, lineair verhaal moet hebben. Dat kan voor sommige mensen wel zo zijn, maar het wil niet zeggen dat het voor iedereen zo is. Want voor Lynch is het verhaal, of beter gezegd zijn deconstructie van het verhaal, niets meer en minder dan één aspect van de totale film, slecht één van de vele radars in het mechanisme. Voor Lynch lijkt het verhaal niets belangrijker dan andere onderdelen als de belichting, de mise-en-scène, de montage of het sounddesign. Alle elementen staan in dienst van het grotere geheel, de Ervaring. Voor mij is Lynch dan ook primair een abstract filmmaker en geen narratief filmmaker. Zijn films roepen boven alles een bepaald gevoel op, een emotie. Dat hij zich daarbij deels bedient van dezelfde middelen als narratieve filmmakers neemt niet weg dat het uiteindelijke resultaat meer gemeen heeft met een abstracte film van Stan Brakhage dan met een narratieve film. Film kan meer doen dan simpel verhaaltjes vertellen en het is schrijnend dat nog steeds zo’n klein percentage van alle gemaakte films dat ook daadwerkelijk doet. Een uitspraak van Robert Altman is zeer van toepassing en hoewel ik de uitspraak allang in gedachten had, maakte ik nu pas de connectie met David Lynch.

“I don’t think we’ve found a format for movies yet. I think we’re still imitating literature and theater. Film can be more abstract, impressionistic, less lineair. Music changes form all the time. I think if you just establish a mood with a film, it might have more impact than anything we’ve done, just a mood.”

Deze uitspraak is bijna de definitie van ‘INLAND EMPIRE’. Sight & Sound omschreef de film als drie uur lang puur sfeer, een film die je drie uur lang aan het scherm gekluisterd hield puur dankzij mise-en-scène en na het zien kan ik dat enkel beamen. Dit streven naar de bevrijding van de film van het theatrale stempel, naar een pure vorm van cinema is al jaren een hot item vooral binnen de avant-garde film. Het is natuurlijk maar zeer de vraag of er wel zoiets bestaat als ‘pure cinema’, maar dat is ook niet zo belangrijk. Belangrijker is dat we cinema bevrijden uit het stramien waarbinnen iedereen verwacht dat een film altijd een verhaal vertelt. Dit kán een film doen, maar het hoeft niet. Zoals altijd zijn er vele wegen naar Rome en dit is er gewoon een van. Een van de meest duidelijke inspiratiebronnen voor deze film of deze vorm van film maken is natuurlijk Maya Deren en dan vooral haar eerste twee films ‘Meshes in the Afternoon’ en ‘At Land’. Ook die films omzeilen de logica, verbrijzelen de temporele en spatiale verhoudingen en streven een intuïtieve cinema na. Het is dus niets nieuws wat Lynch doet, maar het is wel een van de eerste keren dat een groter publiek ermee geconfronteerd wordt en als Lynch een ding in zijn carrière goed gedaan heeft, dan is het wel het zeer vakkundig bewandelen van de dunne scheidslijn tussen avant-garde en commercie. We kunnen enkel hopen dat zijn experimenten deze vorm van cinema meer acceptatie brengt bij het grote publiek – ook al is dat vermoedelijk ijdele hoop.


Veel is er gezegd en gemaakt van het feit dat Lynch de film op digitaal video geschoten heeft. Het is feitelijk een nieuw medium dat nog maar in de kinderschoenen staat (terwijl het hele medium film nog in de kinderschoenen staat in vergelijking met andere kunstdisciplines) en Lynch is een van de eerste bekende regisseurs die inspeelt op de nieuwe mogelijkheden ervan. Er zijn volgens mij twee cruciale nieuwe facetten van DV en dat is de esthetische kant en de praktische/economische kant. De praktische kant van DV is natuurlijk dat het goedkoop en erg flexibel is. Bij DV heb je in tegenstelling tot film (celluloid) weinig tot niets te maken met camera-instellingen, belichting etc. Als je op film draait heb je voor ieder shot nieuwe camera-instellingen nodig en duurt het dus gewoon erg lang om zelfs het kleinste shot op te nemen, waarbij je ook nog eens een volledige filmcrew nodig hebt om het allemaal goed ingesteld te krijgen. Een erg tijdrovende en arbeidsintensieve werkwijze dus. Met DV heb je geen last van dat soort zaken en kun je overal en altijd snel iets opnemen. Het werkt dus ontzettend snel en je kunt iedere ingeving of idee snel opnemen, waardoor je veel meer in de geest van het moment kunt werken. Je voelt dan ook in INLAND EMPIRE dat Lynch zich als een vis in het water voelde, ontzettend bevrijd. Hij was zelf hoofdzakelijk zijn eigen cameraman en kon dus alles wat hem ter plekke te binnen schoot vast leggen met een kleine groep mensen, waardoor er een zeer intuïtieve en instinctieve manier van werken mogelijk was. Als iemand als John Cassavetes nu nog geleefd had, had hij ongetwijfeld DV omarmd omdat het perfect past bij zijn esthetiek en DV hem de mogelijkheden zou bieden die hij met film reeds nastreefde.

Lynch is natuurlijk niet de eerste filmmaker die DV gebruikt, maar wel een van de eerste die de eigenschappen van DV uitbuit. Recente films als Haneke’s ‘Caché’, Altman’s ‘A Prarie Home Companion’ of Mann’s ‘Miami Vice’ zijn ook geschoten op DV, vooral vanwege de beperkte productiekosten. Deze films doen echter zoveel mogelijk hun best om te lijken op het klassieke filmbeeld zoals wij dat kennen en als je niet weet dat het DV is zou je dat gemakkelijk over het hoofd kunnen zien. Maar waarom zou je dat proberen te verbergen? Waarom zou je niet de specifieke eigenschappen van DV tonen? Het is tenslotte een nieuw fenomeen met de eigen voor- en nadelen. Thematisch gezien is ‘INLAND EMPIRE’ behoorlijk verwant aan ‘Mulholland Drive’ en het grote verschil tussen beiden zit hem dan ook in het verschil celluloid-DV. Begrijp me goed, ik ben dol op de klassieke filmlook die Lynch met ‘Mulholland Drive’ bereikte en op esthetisch vlak kan ik nog steeds genieten enkel van het uiterlijk van die film. Veel mensen noemen ‘INLAND EMPIRE’ spuuglelijk, maar ik ben het daar totaal niet mee eens. Het is gewoon anders dan ‘MD’, niet beter of slechter, gewoon anders. Nu moet meteen gezegd worden natuurlijk dat Lynch bewust een goedkope variant van DV gekozen heeft voor ‘INLAND EMPIRE’ en dat geeft de film natuurlijk sowieso zijn eigen smoel en een groot deel van de onwerkelijke sfeer die de film creëert vloeit voort uit deze keuze. De mensen die het uiterlijk van deze film lelijk noemen zijn volgens mij ook veelal gevangen in hun gewenning aan het klassieke filmbeeld: zo ziet film er voor hen uit. Voor mij is het enkel een van de vele manieren zoals film er uit kan zien. Ik moest bij deze film denken aan een mooie uitspraak van een van mijn helden John Cage, die zei: “I can’t understand why people are frightened of new ideas. I’m frightened of the old ones”. Ik kan ook nooit zo goed begrijpen waarom mensen zo conservatief blijven vastklampen aan bestaande idealen en vernieuwingen zo snel verwerpen. Ik krijg namelijk altijd een bijzonder gevoel als ik geconfronteerd word met iets nieuws, iets wat anders is en daarom werd ik zo opgewonden van de visuele uitstraling van deze film. Vernieuwing is namelijk niet altijd geweldig, maar als het zo creatief is als in deze film dan toch zeker wel, want Lynch omarmde het nieuwe medium en ging op zoek naar diens karakteristieke eigenschappen. ‘INLAND EMPIRE’ is boven alles een zoektocht en wat Lynch onderweg allemaal vond grenst bijna aan het onbevattelijke.

Helemaal ironisch is natuurlijk dat Lynch op het idee kwam om op DV te gaan filmen tijdens een festival voor cinematografie in Polen, waarmee de reeds zelfbewuste houding van de film nog eens een extra zelfreflexief randje krijgt. In de film wordt er melding gemaakt van Hollywood de Droomfabriek en dat is natuurlijk exact waar Lynch mee speelt: enerzijds zijn zijn films een directe kritiek op de klassieke lineaire opbouw van Hollywood en de eenduidige dromen die zij voorschotelen (waarbij de dromen vooral schuilen in de perfecte wereld die geschapen wordt, een wereld waarin iedereen zichzelf graag ziet) en anderzijds zijn zijn films letterlijk droomfilms. In zijn kritiek op de Droomfabriek is Lynch zelf grappig genoeg de ultieme Droomfabriek. Hoe het ook zij, je kunt gewoon in ieder frame merken dat Lynch zich met DV bevrijd voelt van het strakke keurslijf van de klassieke cinematografie en hij heeft dan ook verklaard liever te willen sterven dan ooit nog op celluloid te gaan filmen. Welnu, als deze vrijheid hem dergelijke creativiteit verschaft dan kan ik als filmliefhebber enkel deze ontwikkeling toejuichen, want het zijn slechts de eerste stapjes op een nog relatief onontgonnen gebied en het zijn zeer spannende nieuwe ontwikkelingen.

Constant spookte de naam van Jean-Luc Godard door mijn hoofd tijdens het kijken van de film en ik kon niet goed thuisbrengen aanvankelijk waarom. Toen schoot het me te binnen: ‘INLAND EMPIRE’ is feitelijk het nachtmerrie broertje van Godard’s ‘Eloge de L’Amour’. Want niet alleen hanteert Godard in die film een zelfde soort fragmentarisch verhaal, ook gebruikt hij in die film op creatieve wijze DV. Vervang dus het mysterie en het dromerige van Lynch door intellectualiteit en je hebt die Godard film. Je beseft dan dat Godard al jarenlang als een van de eerste de nieuwe mogelijkheden van video gebruikt en al in geen 30 jaar meer een film met een lineair verhaal gemaakt heeft. Feitelijk is Lynch dus een beetje de meer toegankelijke zielsverwant van Godard en het verklaart wellicht waarom ik beide cineasten zo ontzettend kan waarderen. David Lynch heeft met ‘INLAND EMPIRE’ in ieder geval een van de meest creatieve en baanbrekende films van zijn carrière gemaakt.

Labels:

vrijdag, april 13, 2007

À nos amours ****1/2

Regie: Maurice Pialat (1983)

Mijn kennismaking met Maurice Pialat, ‘de Franse John Cassavetes’ was een bijzonder overweldigende, ik kan niet anders zeggen. De vergelijking met Cassavetes is logisch, ook al zijn er evenveel verschillen als overeenkomsten. Beiden zou ik willen scharen onder de noemer naturalisme en niet realisme, omdat realisme mij altijd doet denken aan het Italiaanse Neorealisme en die films in vergelijking net zo gepolijst en artificieel zijn als de gemiddelde Hollywoodfilm als je ze naast deze legt. Deze film is rauw en ongepolijst, een vorm van instinctieve cinema zoals Kent Jones het treffend noemde. Pialat is ook niet geïnteresseerd in een logisch of goed opgebouwd verhaal, het gaat met horten en stoten: soms gebeurt er bespottelijk weinig in veel tijd en op andere momenten worden de meest ingrijpende gebeurtenissen gepresenteerd als een vluchtig moment. De vergelijking die Kent Jones met Tarkovsky trok is daarom niet eens zo vergezocht, omdat beiden op hun eigen manier filmische tijd drastisch onder handen nemen. Door deze wijze wordt de gebruikelijke karakterontwikkeling of zorgvuldig opbouwende spanningsboog teniet gedaan, wat een reden kan zijn dat niet iedereen dit soort films kan waarderen – ze wijken veel af van de norm. Acteerprestaties zijn, zoals dit soort films vereisen, subliem en vormen de basis van deze indrukwekkende film. Voorlopig zou ik het nog geen ultiem meesterwerk willen noemen, daarvoor was mijn concentratie iets te slecht waardoor ik nooit volledig in de film opgenomen werd, maar ik heb sterke vermoedens dat na een volgende kijkbeurt deze film de volle vijf sterren gaat krijgen.

Labels:

donderdag, april 12, 2007

Charlie Chan in London ***

Regie: Eugene Forde (1934)


Dit was mijn eerste Charlie Chan film en zeker een behoorlijk vermakelijke kennismaking. Natuurlijk is het allemaal niets om van je stoel af te vallen, maar zover als het om murder mysteries gaat vond ik het erg plezant om te zien allemaal. Extra leuk voor mij was de aanwezigheid van Ray Milland die ik beschouw als een van de meest geweldige B-acteurs ooit in Hollywood werkzaam geweest. Of hij nu probeert de perfecte moord te beramen, belaagd wordt door moordlustige reptielen of een dronkelap speelt, ik vind hem altijd intens slecht en dat maakt hem voor mij wel zo bijzonder. Hier bewijst hij dat hij zelfs toen ie jong was reeds een zweem van incompetentie over zich had. Maar Warner Oland steelt natuurlijk de show als de Chinese detective. Op naar de volgende Chan film wat mij betreft.

Labels:

woensdag, april 11, 2007

Toys Are not for Children **

Regie: Stanley H. Brassloff (1972)


Op zich is de combinatie kinderlijke onschuld en volwassen seksualiteit een rijke voedingsbodem waarmee je leuke dingen kunt doen, maar deze matige sexploitation slaagt daar helaas niet bijzonder in. Het eerste uur was het allemaal erg vervelend en als de film in het laatste half uur zich ontpopt als een soort lowbudget variant van Buñuel’s ‘Belle du Jour’ wordt het nog een beetje leuk, maar niet voldoende om de hele film te redden.

Labels:

dinsdag, april 10, 2007

Onar Turkish Horror Double Bill

Ölüler konusmaz ki ***1/2

Regie: Yavuz Yalinkiliç (1970)

Als je gezegend bent met een enorme kater dankzij iets te uitbundige paasbezigheden en je van ellende niet meer weet of je rechtop moet gaan zitten of gaan liggen, is er altijd nog de mogelijkheid om je onder te dompelen in de psychotronische Turkse genrecinema van de jaren ’70. En jemig, deze horrorfilm is er weer eentje hoor. Het is een ‘Haunted House’ film, die me een beetje deed denken aan Ed Wood’s ‘Night of the Ghouls’ maar dan nog vele malen leuker (terwijl ik al best een zwak heb voor die Wood film). Zoals we gewend zijn van deze stroming wordt alles bij elkaar gejat, van scènes tot muziek, wat garant staat voor veel herkenningsplezier en andersoortige lol. Zowel Strauss als Ligeti worden uit ‘2001: A Space Odyssey’ overgeheveld, waarbij vooral Ligeti’s ‘Lux Aeterna’ onder een ode aan ‘Psycho’ erg goed werkte. Deze film heeft ook nog eens het voordeel dat het erg leuk gefilmd is. Niet fantastisch op een Tarkovsky of Kubrick wijze, maar fantastisch op de exploitation wijze. Dus volledig onverantwoord en onnavolgbaar met krankzinnige shots en montage, waarbij vooral de montageschaar met enige regelmaat op de meest willekeurige momenten gebruikt lijkt te zijn waardoor je geconfronteerd wordt met de meest onbegrijpelijke shots en er een volledig disrespect voor ruimtelijke verhoudingen in werking treedt. Het tempo is niet het duizelingwekkende achtbaantempo dat je doorgaans in dit soort films ziet, maar geheel conform het genre is het tempo rustig en bijna statisch, waarbij de vele lange shots van mensen die traag ergens heen wandelen me sterk deden denken aan de oneindige trage momenten in ‘2001’, waardoor het vele gebruik van muziek uit die film extra leuk wordt. Ik noemde al even ‘Psycho’ en ook verhaaltechnisch speelt deze film daar leentjebuur. Want een van de grootste vernieuwingen van Hitchcock in die film was het feit dat hij op eenderde van de film de hoofdpersoon liet sterven en het narratieve zwaartepunt drastisch verschoof, wat op dat moment ongekend was in de filmwereld. Dit idee wordt in deze vrolijk opnieuw uitgevoerd, waarbij personages zo eens wat in beeld schuiven om even gemakkelijk weer te verdwijnen en nieuwe figuren vervolgens weer opduiken, waarbij de onderlinge relaties mij redelijk onduidelijk bleven, terwijl de film qua verhaal ook goeddeels een grote loop lijkt te zijn. Acteerwerk is natuurlijk over de gehele linie dramatisch, hoewel die knakker met zijn regenjas en vissershoedje die niets anders doet dan zo eng mogelijk lachen de show steelt – de man moet er wel kramp van in zijn kaken hebben gekregen. Ik heb me werkelijk rot geamuseerd met deze toestand en ik ben zeer benieuwd naar de giallo die op dezelfde DVD staat.

Aska Susayanlar Seks Ve Cinayet **1/2

Regie: Mehmet Aslan (1972)

Een heuse giallo van Turkse bodem en nog wel van de regisseur die ons eerder ‘Tarkan Vs. The Vikings’ bracht, kan het mooier? De beste man heeft goed naar zijn Italiaanse voorbeelden gekeken en dan vooral de giallo’s van Sergio Martino of Luciano Ercoli want ‘Thirsty for Love, Sex and Murder’ kent een zelfde soort mix van sleazy seks, wulpse vrouwen, foute kleding en interieurs, dwaze plottwists en bloederige moorden. De muziek is zoals het een giallo betaamt dominant aanwezig en schiet alle kanten op maar wordt gedomineerd door een lawaaierige elektrische gitaar zoals Morricone dat gebruikte in ‘Once Upon a Time in the West’, wat ik een beetje vervelend vond – geef mij dan maar zo’n Morricone of Bruno Nicolai cocktail/lounge soundtrack. Gelukkig is het visueel allemaal behoorlijk aantrekkelijk, wat de nare muziek weer compenseert. Hoewel ook deze film duidelijk zijn oorsprong vindt in andere films, hangt het niet van jatwerk aan elkaar zoals de meeste Turkse popcinema, dit is veel meer een oprechte poging tot een giallo en behoorlijk serieus van aard. Daar schuilt een beetje het probleem met deze film: het is een vrij aardige giallo, maar nergens echt spectaculair of echt memorabel en dat is wat je wel van de films die Onar uitbrengt bent gaan verwachten, hoewel de climax weer beduidend afwijkt van de gemiddelde giallo en humor ineens de kop opsteekt. Wat ik ook jammer vond was dat acteur Kadir Inanir in deze film niet met die indrukwekkende Tom Selleck snor rondliep, hoewel die wel prominent op de DVD hoes staat, of ik moet dat gemist hebben.

Ik had al nummer 30 van de gelimiteerde 1200 exemplaren, dus wees er snel bij, nu het nog kan!

Labels: ,

vrijdag, april 06, 2007

Klondike Annie **

Regie: Raoul Walsh (1936)


Hmmm, dit Mae West vehikel is eigenlijk maar een miserabel zooitje. De film is geregisseerd door niemand minder dan Raoul Walsh, maar ten eerste heb ik veel te weinig van zijn werk gezien om zijn stijl te kunnen herkennen en ten tweede gebeurde hier ook weinig wat ik interessant vond om te herkennen. Grootste probleem is echter het door West zelf geschreven scenario, wat lijdt aan een ernstig gebrek aan goede grappen of leuke dialoog. Slechts enkele malen wist ze een glimlach om mijn mond te toveren, verder vond ik het een uiterst lange zit. En dat is best een prestatie voor een film van 74 minuten….

Labels: ,

Angel Face ****1/2

Regie: Otto Preminger (1952)

Ik heb sowieso een bijzonder grote bewondering voor Klassiek Hollywood maar voor Otto Preminger heb ik nog een extra warme affectie, ondanks dat ik minder van zijn oeuvre gezien heb als ik zou willen. Niet alleen was hij een onvermoeibaar bevechter van de Hays Code, hij stond een stuk boven de rest dankzij zijn bijzondere visuele stijl en zijn thematische standvastigheid. Hoewel Preminger per film bekeek welke stijl hij geschikt vond voor de film, is hij in veel van zijn films een meester van de lange take en kennen veel van zijn films een ongewoon laag aantal montagemomenten, zeker voor een Hollywoodfilm in deze periode en creëert hij op die manier betekenis. Deze stijl reserveerde hij echter meestal voor zijn films met een iets hoger budget (hoe langer de take, hoe meer er kan misgaan natuurlijk tijdens het filmen) en aangezien deze film een van zijn gepatenteerde snel opgenomen films was, beweegt hij de camera zelf niet zoveel maar weet hij middels beweging van de acteurs binnen het frame toch een prachtige dynamiek te creëren. In de film noirs van Preminger geen Expressionistische toestanden met raar verwrongen hoeken of belichting, maar juist een hele zakelijke en heldere stijl. Aanvankelijk had ik daar wat moeite mee, maar hoe meer noirs ik van Preminger zie, hoe meer ik deze aanpak ga waarderen.


Daarnaast is zijn morele agenda een hoogst opmerkelijk facet van zijn films, want in de wereld van Preminger is er een bijzonder dunne scheidslijn tussen goed en kwaad. Nu is de film noir wereld natuurlijk vergeven van de moreel ambigue figuren, waarmee het genre uitermate geschikt is voor Preminger, die zelden tot nooit zijn karakters veroordeelt. Niet alleen laat hij dit aan de kijker over, maar vaak zal hij zelfs een beetje de kant kiezen van de moreel dubieuze partij, van de underdog, waarmee hij de traditionele zwart-wit verhoudingen tussen goed en kwaad vergrijst. Het kwintessentiële Preminger karakter in deze film is het karakter van Jean Simmnons, een hoogst bijzondere en memorabele femme fatale: ze is op zich door en door slecht, maar Preminger maakt haar toch enigszins sympathiek, een prestatie van formaat. Robert Mitchum is weer ijzersterk in een van zijn typische noir rollen: niemand kon een sigaret zo heerlijk nonchalant roken, niemand kon zichzelf zo laconiek voordoen; het lijkt altijd alsof ie acteert op de automatische piloot, maar dat maakt zijn personages altijd zo opmerkelijk en interessant. Het verhaal is in principe al vaker gezien in klassieke noir films als ‘Double Indemnity’ en ‘The Postman Always Rings Twice’ (een persoonlijke favoriet van me), maar de wijze waarop het door Preminger en zijn acteurs in deze vorm gegoten is, maakt het erg bijzonder. De muziek van maestro Dimitri Tiomkin is ook nog eens ijzersterk en hoogst ondersteunend. Ik heb tot in mijn tenen genoten van deze heerlijke film noir!

Labels: ,

donderdag, april 05, 2007

Macao ***1/2

Regie: Josef von Sternberg (1952)

Het basisgegeven was zo veelbelovend: Robert Mitchum en Jane Russell wederom samen na hun prachtige chemie in ‘His Kind of Woman’, ditmaal tegen de exotische achtergrond van Macao met de meester van de sensuele exotica, Josef von Sternberg, op de regisseursstoel. Het zou echter uitlopen op een klein fiasco en de film dankt zijn status inmiddels bijna meer aan de problemen tijdens het filmen dan aan de uiteindelijke resultaten op het doek. Josef von Sternberg was een genie maar zag zichzelf ook zo en gedroeg zichzelf ook als zodanig op de set wat ster Mitchum tegen de haren instreek en er waren vele strubbelingen. Uiteindelijk verving controlfreak Howard Hughes, net zoals met ‘His Kind of Woman’ de oorspronkelijke regisseur en dan krijg je weer het beroemde principe van uiteenlopende en onverenigbare visies. Hughes poogde het geheel weer naar zijn hand te zetten en in dit geval probeerde hij de film zoveel mogelijk te ont-Sternbergen en daarvoor huurde hij niemand minder dan Nicholas Ray (die volgens bepaalde documentatie praktisch de helft van de film zou regisseren), op zich een opmerkelijke keuze want hoewel Ray dat moment nog niet direct de grote naam was die hij enkele jaren later zou worden, is hij altijd al bijzonder eigenzinnig geweest. Maar goed, na alle problemen, hoe is de film dan uiteindelijk? Wisselvallig als je het mij vraagt, maar toch ontzettend interessant. Met twee kapiteins op een schip is het vragen om moeilijkheden en een Nicholas Ray film zag ik hier zeker niet in, daarvoor miste ik het typische Ray stempel en het leek voor hem niet meer dan een baantje om de rekeningen betaald te krijgen, zonder zijn kenmerkende passie. Een echte von Sternberg film is het ook niet echt, hoewel diens karakteristieke belichting een aantal scènes siert en er enkele vintage von Sternberg momenten te zien zijn. Toch heb ik me totaal niet verveeld bij deze film. Ja, het is vlees noch vis, maar ik vind het altijd zo mateloos fascinerend om dit soort hybride producties te kijken, net zoals de Kubrick/Spielberg film ‘A.I.’ Je hebt een beetje Ray, een beetje Sternberg, een beetje Mitchum/Russell en vooral veel Hughes die alles door een blender gooit.

Dus net als ‘His Kind of Woman’ is ook ‘Macao’ het product van de interventie en invloed van Howard Hughes en deze films zouden een uiterst intrigerende triple bill opleveren met Scorsese’s biopic van Howard Hughes, ‘The Aviator’.

Labels: , ,

woensdag, april 04, 2007

Carefree ****

Regie: Mark Sandrich (1938)

Fred Astaire & Ginger Rogers samen in een musical: je kunt mij er ’s nachts voor wakker maken, zeker met Mark Sandrich aan het roer. Een belangrijk element in het succes van een Astaire/Rogers films is niet alleen de liedjes en de dansjes maar zeker ook de humor en gelukkig behoort de humor in deze film tot de betere van hun canon. Astaire is dit keer een psycholoog die Rogers onder behandeling krijgt, uiteraard met alle romantische verwikkelingen van dien het is erg leuk om te zien hoe de clichés van de psychoanalyse op de hak genomen worden. Maar naast de heerlijke humor, dans en liedjes is het toch bovenal die ongeëvenaarde chemie tussen Astaire en Rogers die al hun films zo sterk maakt en zelfs hun minst interessante films zijn enkel omwille van hun samenspel de moeite van het zien waard. ‘Carefree’ is in ieder geval een van de sterkere van hun films die ik tot op heden gezien heb.

Labels: ,

The Naked City ****1/2

Regie: Jules Dassin (1948)

Noem het een afwijking, maar een van de grootste pleziertjes die ik uit een film kan halen is het kijken naar de omgeving waarin de film zich afspeelt. De ruimte en de wijze waarop deze ruimte filmisch gerepresenteerd wordt, is een aspect van film waar ik nooit genoeg van krijg. Natuurlijk, iedere film speelt zich af op een bepaalde locatie, in een bepaalde ruimte, in een bepaalde omgeving. Maar niet iedere film besteedt evenveel aandacht aan dat aspect; sterker nog, voor de meeste films is de locus niets meer en minder dan een verplicht onderdeel omdat je acteurs moeilijk in een volledig abstracte ruimte kunt laten spelen. Maar dan zijn er ook nog films die deze locus welhaast belangrijker maken dan de personen die er in ronddwalen, films waarin de ruimte een bijna levend organisme wordt en een organisch onderdeel van de film is, soms zelfs de focus van de film. Veel van mijn favoriete films doen dit: ‘Man with a Movie Camera’, ‘Playtime’, ‘The New World’, ‘Le Mepris’, ‘Alphaville’, ‘Happy Together’, ‘Do the Right Thing’, ‘Satantango’, vrijwel alle films van Robert Altman of Michelangelo Antonioni en veel vroege Nouvelle Vague films. Zelfs ‘Dog Star Man’ of het begin van ‘Breakfast at Tiffany’s’. En natuurlijk veel film noirs, waarin de lokaliteiten een onmisbaar onderdeel van de gehele structuur zijn. Maar mijn god, in weinig films komt dit zo sterk naar voor als in Jules Dassin’s ‘The Naked City’. Filmen op locatie was in het Hollywood Studiosysteem (de naam zegt het al) niet bepaald gemeengoed en de film noir brak natuurlijk met deze traditie en slechts weinig films deden dat zo goed en zo radicaal als deze film. New York is het toneel van deze film en bijna net zo belangrijk als het moordverhaal wat feitelijk slechts als kapstok dient voor de ode aan New York. De titel van de film is zelfs een koosnaam voor de stad. En natuurlijk is ook een van mijn favoriete bands vernoemd naar hetzelfde boek van fotograaf Weegee waar ook deze film naar vernoemd is: John Zorn’s Naked City. Zelfs in die muziek kun je New York horen, net zoals je dat in deze film kunt voelen. Ik voel zo’n sterke band met die stad zonder dat ik er ooit maar geweest ben. ‘The Naked City’ is een film die voor mij gemaakt lijkt en simpelweg direct een van mijn favoriete film noirs.

Labels: ,

I Soliti ignoti ****

Regie: Mario Monicelli (1958)


Ik had deze klassieke komedie ‘Big Deal on Madonna Street’ echt al jarenlang in de kast staan maar nog nooit helemaal gezien en ik heb er erg van genoten. De invloeden op deze film zijn duidelijk, namelijk de klassieke kraakfilm (‘Rififi’ of ‘The Asphalt Jungle’) en de Italiaanse Neorealistische film (‘Bicycle Thieves’ hoofdzakelijk). En het mooie aan deze film van Mario Monicelli is dat het tegelijkertijd een ode als een parodie op die invloeden is. Dat de komische verhaspeling een parodie op de heist film is, is direct te zien aan het feit dat de groep bandieten hier volledig incompetent is in plaats van de professionele vaklui die dit soort films doorgaans bevolken. En hoewel het ook duidelijk sympathiek is aan de problemen die de Neorealistische filmmakers aankaartten (armoede, maatschappelijke onrust) is de casting van bekende, charismatische Italiaanse acteurs als Marcello Mastroianni, Claudia Cardinale, Vittorio Gassman en Toto direct een ondergraving van de essentie van de Neorealisten. De films bewaart dus een heerlijke balans tussen pure ernst en lichte komedie zonder ergens richting een van de kanten door te slaan. Met Gianni di Venanzo achter de camera ben je verzekerd van mooie plaatjes, want hij is zonder twijfel een van de allergrootsten op het gebied van de zwart-wit fotografie en hoewel hij hier nergens de eenzame hoogten van een ‘Otto e Mezzo’ of ‘L’Eclisse’ haalt, is het prettig om aan te zien. Een leuke film.

dinsdag, april 03, 2007

The Honeymoon Killers ****1/2

Regie: Leonard Kastle (1969)

Mijn god, dit is een behoorlijk onvergetelijke film, echt eentje die onder je huid kruipt en er niet meer onder vandaan komt. De wetenschap dat het een waar gebeurd verhaal is, doet me nooit zo ontzettend veel en neem ik altijd met een korrel zout, hoewel het hier wel iets bijdraagt aan de volledig unheimische sfeer die de hele film uitademt. Het is vooral het feit dat het een volstrekt glamourloze en compromisloze film is dat me als een mokerslag in het gezicht aankwam. Natuurlijk dringen vergelijkingen met Penn’s ‘Bonnie and Clyde’ van een paar jaar eerder zich direct op, maar hoewel die film al een behoorlijke deviatie van de jarenlange glamoureuze Hollywoodnorm was, is het een film die de seriemoordenaars volledig tot glorieus heldendom katapulteert als je het naast deze film zet. Dit is pas écht de antihelden film die ‘Bonnie and Clyde’ wilde zijn. De twee hoofdpersonen zijn volledig miserabele, volledig amorele, volledig verwerpelijke schepsels die zwelgen in hun eigen zieligheid en treurigheid en daarmee merkwaardig fascinerend zijn: je wilt tegelijkertijd niet als wel kijken. Dit zijn geen Faye Dunaway en Warren Beatty die, hoe hard ze ook hun best doen, uiteindelijk toch aantrekkelijke Hollywoodsterren blijven. Dit zijn een zielige en naïeve dikkerd en een manipulerende Latin lover boy, beiden volledig onaantrekkelijk in de wijze waarop ze neergezet zijn.

Een groot deel van het realisme is te danken aan regisseur en scenarist Leonard Kastle, voor wie deze film diens enige ’15 minutes of fame’ waren. Oorspronkelijk was de hele jonge Martin Scorsese gehuurd om deze film te regisseren, wat heel duidelijk te zien is aan het openingsshot, wat ultiem Scorseseiaans is en volledig in strijd met de rest van deze film. Die is namelijk gefilmd in een soort semi-documentaire stijl zonder stilistische franjes – de beslissing om Scorsese van deze film af te halen is vermoedelijk de beste van het hele proces geweest, want diens virtuoze eclectische stijl had niet bij deze film gepast. De zeer spaarzame decors verraden het toch wel erg lage budget van deze film, maar zijn ook direct een van de sterkste punten van deze film, omdat dit het groezelige realisme erg versterkt.

Acteerprestaties zijn vrijwel over de gehele linie ronduit slecht, meestal zwaar overgeacteerd, iets wat vermoedelijk veel conventionele filmkijkers in de weg kan zitten. Het past echter volledig in de stijl van de film en maakt het hele gebeuren akelig verwant aan een uit de kluiten gewassen home movie, iets wat de gruwelijke gebeurtenissen enkel nog onbehaaglijker maakt. ‘The Honeymoon Killers’ toont bijna de naakte waarheid, zonder opsmuk en zonder veel mogelijkheden om de kijker te laten vluchten in traditioneel escapisme, hoewel recente filmtechnieken een nog directere benadering mogelijk hebben gemaakt dan in 1969 mogelijk was; je moet het wel in de tijd zien natuurlijk en het is nog geen ‘C'est arrivé près de chez vous’ of een Ulli Lommel serial killer flick. Het is wat het is, take it or leave it. Maar iedereen die het neemt, krijgt een bijna misselijkmakende achtbaan voorgeschoteld die je niet licht zult vergeten.

Non si sevizia un paperino ****

Regie: Lucio Fulci (1972)

Deze giallo van Fulci is inderdaad een heel stuk anders dan de andere films die ik van hem gezien heb maar gelukkig ook een van zijn beste. (Vrijwel) geen overdadige gore in deze film, maar dat het toch duidelijk een Fulci film is, was voor mij te zien aan de vele subjectieve point of view shots die de regisseur leek te prefereren en het feit dat de film soms behoorlijk gruwelijk is, hoewel hier dus meer gesuggereerd dan echt getoond, is uiteraard typisch Fulci – slechts weinig regisseurs komen op de proppen met kindertjes die vermoord worden en het geheel kwam soms op mij over als een gestoorde variant van Fritz Lang’s ‘M’. Hij bezat ook de zeldzame kwaliteit om momenten te creëren die je echt naar de strot grijpen, momenten die je echt lang bijblijven en de lang opgerekte sequentie waarin de vrouw met een ketting gegeseld wordt, is een van de meest memorabele momenten die ik tot op heden in Fulci gezien heb, waar de muziek overigens niet weinig aan bijdroeg. ‘Don’t Torture a Duckling’ is absoluut een dikke aanrader dus!

Labels: ,

How to Get Ahead in Advertising ***1/2

Regie: Bruce Robinson (1989)


Vanaf het moment dat ik het ultiem geniale ‘Withnail and I’ voor het eerst zag is dat een van mijn favoriete films, een film zo grappig en boordevol met briljante dialoog dat ik hem keer op keer kan zien. Regisseur/scenarist en hoofdrolspeler Richard E. Grant werkten wederom samen voor deze film en dat is goed nieuws, want de observerende humor is dezelfde en Grant is wederom lekker intens. Het minder goede nieuws is dat deze film nergens het niveau haalt van ‘Withnail and I’. De film kent enkele briljante momenten zoals de scène in de trein waarin Grant fulmineert tegen zijn medepassagiers. Helaas zijn deze momenten relatief schaars, hoewel het nergens vervelend wordt gelukkig en de situaties vaak goed zijn voor een glimlach. Maar nergens zo goed als zijn voorganger, ook al was dat misschien onmogelijk.

Labels:

maandag, april 02, 2007

Beyond the Rocks ***1/2

Regie: Sam Wood (1922)

Deze film is de enige keer dat twee van de grootste sterren van het zwijgende film tijdperk Gloria Swanson en Rudolph Valentino samen te zien waren, maar werd nog beroemder doordat hij 75 jaar lang verloren is geweest. Enkele jaren terug ontdekte het Nederlands Filmmuseum een volledige print en werd de film dus weer in circulatie gebracht, in een mooie getinte print. Het is enkel een beetje jammer dat de film niet naar zijn reputatie kan opleven. Niet dat het een slechte film is, hij is echter nergens exceptioneel. Het verhaal is even universeel als standaard (de onmogelijke liefde) maar gelukkig hebben zowel Swanson als Valentino voldoende charisma in huis om de gehele lengte te blijven boeien – het waren natuurlijk niet voor niets filmsterren. De muziek van Henny Vrienten was trouwens een stuk beter dan ik verwacht had, ook al hadden ze die banale geluidseffecten van mij achterwege mogen laten. Absoluut geen slechte film dus, maar ook zeker niet een van de meesterwerken van de zwijgende film waar het vaak voor versleten is.

Labels:

Kyôfu joshikôkô: bôkô rinchi kyôshitsu ***1/2

Regie: Norifumi Suzuki (1973)


De pinky violence film ‘Terrifying Girls' High School: Lynch Law Classroom’ begint direct geweldig met een bijzonder intense martelscène, wat me direct op het puntje van mijn stoel kreeg en ik ben daar het grootste deel van de film gebleven. Vooral de muziek vond ik in deze film erg sterk, variërend van krankzinnige jazz tot de funkmuziek die je in een blaxploitation altijd hoort en het paste allemaal perfect bij de over de top houding van de hele film. Uitzinnigheid is het sleutelwoord hier, zoals het een goede exploitation betaamt en de scène waarin het lesbische grietje 50 keer moet opdrukken met een warme lamp in haar vagina zal ik niet licht vergeten in ieder geval! Suzuki toont zijn typische visuele flair en de film kent zelfs een maatschappijkritische component. Een heerlijke film dus.

Labels: ,

His kind of a Woman ****1/2

Regie: John Farrow & Richard Fleischer (1951)

Sommige films bevallen je meteen de eerste minuut dat je ze ziet. Het is een onverklaarbaar gevoel, maar soms voelt alles gewoon goed aan, klikt alles en weet je dat het helemaal goed gaat komen. Deze bijzondere film noir was er zo een, een werkelijk heerlijk schizofrene filmervaring. Het zijn feitelijk twee films in een: het begint in typische film noir routine, een hele goede ook wat dat aangaat, om vervolgens te eindigen in een compleet andere film, iets dat moet je gewoon gezien hebben. Dit laatste komt overigens doordat de film op dit punt overgenomen werd door regisseur Richard Fleischer en geobsedeerde controlfreak Howard Hughes die er samen een bijzondere draai aan geven. Robert Mitchum is cool als altijd, Jane Russell vond ik een bijzondere femme fatale en de film zit boordevol met hilarische dialoog. Ja, humor in een film noir. Maar er is feitelijk maar een reden waarom iedereen deze film gezien moet hebben en die reden luistert naar de naam Vincent Price. Met recht een one of a kind noir!

Labels: