zondag, september 16, 2012

Nine 1/2 Weeks (Adrian Lyne, 1986) *****


In de film ‘Boogie Nights’ zit een scene waarin het personage van Mark Wahlberg ietwat pretentieus zit te vertellen dat hij hoopt dat de seksfilms die hij maakt mensen kan helpen om hun seksleven te verbeteren. Het is op dat moment duidelijk dat zijn personage de weg aan het kwijt raken is, maar desalniettemin denk ik dat het idee wat er geopperd wordt niet eens zo gek is en van toepassing kan zijn op bepaalde films. Nine ½ Weeks is precies zo’n film wat mij betreft. En dan heb ik het nog niet eens zozeer over de seks, hoewel alles wat seks van de Christelijke preutsheid af kan helpen aan te moedigen is. Maar ik denk dat de kracht van een film als Nine ½ Weeks vooral schuilt in het feit dat het mensen kan leren om het leven in al zijn facetten te omarmen en om niet bang te zijn voor nieuwe ervaringen. Het promoot een bepaalde levenshouding die exact overeen komt met de mijne en die ik ooit omschreven heb met een soort eigen variant op Plato’s grotanalogie; het gaat ongeveer als volgt: iedereen wordt vastgebonden geboren in een donkere kamer, waarbij je nauwelijks een hand voor ogen ziet. Aftasten gaat niet omdat je je handen niet kunt gebruiken. Eenmaal in die situatie heeft iedereen twee keuzes: ofwel je verroert geen vin en blijft exact je hele leven zitten waar je zit, met soms een hele kleine beweging naar links of rechts . Dit heeft als voordeel dat je niet je hoofd stoot tegen een muur en dus ook geen kans loopt om pijn te lijden. Het grote nadeel is uiteraard dat je ook nooit veel bewegingsruimte zult hebben, omdat je jezelf altijd beperkt tot dat kleine stukje wat je al kende bij je geboorte. Daarnaast leef je ook je gehele leven in angst omdat bij iedere kleine stap die je zet je bang bent om je hoofd tegen de muur te stoten en zul je bovendien nooit te weten komen hoeveel bewegingsvrijheid je uiteindelijk hebt en hoeveel er dus mogelijk is in het leven. De andere optie is vrij eenvoudig: je gaat op zoek naar de grenzen van de kamer. Het grote risico is daarbij uiteraard dat je een keer of meerdere keren je hoofd stoot en je daarbij lichte of wellicht zelfs zware verwondingen oploopt. Daar staat echter tegenover dat nadat die verwondingen geheeld zijn, je wel precies weet waar de muren van jouw kamer zich bevinden en je de rest van je leven ongestoord een weg door je kamer kunt begeven. Eenmaal je angst overwonnen zal je leven aanmerkelijk rijker zijn omdat je de volledige oppervlakte van de kamer kunt gebruiken. Nu moge het duidelijk zijn dat deze twee opties twee extremen zijn en dat er verschillende mengvormen mogelijk zijn. Maar toch denk ik dat alle mensen uiteindelijk heel duidelijk in een van deze twee categorieën ingedeeld kunnen worden, omdat je je moet afvragen wat de eerste impuls is van een persoon: stil blijven zitten of verkennen? Ben je een persoon die bang is voor de mogelijkheden van het leven of ben je bereid om het leven in al zijn facetten te verkennen en zodoende de rijkheid van het leven in al zijn schakeringen omarmt? Helaas is het zo dat de meeste mensen die in de eerste categorie van het niet verkennen vallen, dit in de meeste gevallen volledig zullen ontkennen, omdat hun onwil om het leven te verkennen vrijwel altijd gepaard gaat met een gebrek aan zelfkennis en –inzicht. Hun leven is gebaseerd op angst en ontkenning.

Het moge duidelijk zijn dat ik met beide benen in die twee categorie val en een van de aspecten van het leven die ik in mijn eindeloze zoektocht tegen ben gekomen is een zekere substantie met de naam lysergic acid, ook wel LSD genoemd in de volksmond. Het is een nogal complexe drug, maar er zijn in principe twee belangrijke facetten: allereerst versterkt het de zintuiglijke waarneming dusdanig dat je bijna kunt zeggen dat je nog nooit hebt waargenomen tot je voor het eerst LSD neemt. Waar de waarneming normaal gesproken wordt gefilterd door het ego, zet LSD de deuren naar de waarneming wagenwijd open, exact ‘The Doors of Perception’ dus waar Aldous Huxley naar verwijst in zijn klassieke essay over de gevolgen van mescaline (vergelijkbaar met LSD) en waar de band The Doors hun naam vandaan hebben. Het is wat moeilijk te omschrijven voor iemand die het nog nooit ervaren heeft, maar in sommige gevallen heb je het gevoel dat je met iedere porie van je lichaam kunt waarnemen en kan er synergie optreden, wat een vermenging is van zintuiglijke waarneming, zodat je kleuren kunt proeven of geluiden kunt zien. Sinds de eerste keer dat ik ooit LSD heb gebruikt staat mijn leven volledig in het teken van de zintuiglijke sensatie, omdat ik nergens méér plezier uit krijg dan het simpele en constante feit van zintuiglijke waarneming. Iedereen neemt constant waar natuurlijk, maar vrij weinig mensen zijn zich er echt bewust van. LSD maakt je volledig verliefd op jezelf, de wereld en jouw relatie tot die wereld en je beseft dat er geen plezier groter is dan het waarnemen van deze wereld in al zijn facetten en mijn leven draait nu constant om gebeurtenissen te verdiepen in ervaringen, om met de woorden van James Hillman te spreken. Het is ook om deze reden dat ik van de een op de andere dag volledig gestopt ben met mijn extreme alcoholconsumptie, tot grote verwarring en verrassing van mensen in mijn omgeving. Maar het verdovende effect van alcohol, waarbij de zintuiglijke waarneming teruggebracht wordt tot niets meer dan de meest fundamentele basis zonder enig echt gevoel, is voor mij sindsdien onacceptabel geworden. Niet dat ik principieel op alcohol tegen ben en de smaak van bijvoorbeeld champagne of whisky (feitelijk de enige vormen van alcohol die ik soms nog neem) vind ik nog steeds waanzinnig, maar wel in zeer bewuste mate, zonder dat de alcohol de waarneming echt gaat beïnvloeden.

Een ander aspect wat hier vrij sterk aan verbonden is, is het idee dat alles onder invloed van LSD vloeibaar wordt; waar je nuchter de wereld ziet met duidelijk gedefinieerde vormen en grenzen, daar verdwijnen die grenzen tijdens de LSD trip – vandaar ook de sterke nadruk op vreemde vormen in psychedelische kunst. Hierin schuilt een van de belangrijkste eigenschappen van de drug, omdat het je in staat stelt om in plaats van vast en monolithisch tijdelijk ongevormd door het leven te gaan. Hierdoor kan een bepaalde mentale kneedbaarheid ontstaan en de echt goede psychonaut is in staat om deze kneedbaarheid ook door te trekken in zijn dagelijkse leven. Je kunt het een beetje vergelijken met klei: zolang deze vochtig is, is het kneedbaar en kun je het in allerlei vormen wringen, maar op het moment dat het uitdroogt wordt het uiteindelijk steenachtig en onwrikbaar. Een paar keer LSD per jaar kan de psychonaut helpen om mentaal kneedbaar en flexibel te blijven, met alle positieve gevolgen van dien omdat je jezelf kunt losmaken van alles wat de maatschappij je opdringt. Federico Fellini heeft ooit gezegd dat mensen hun hele leven bezig zijn om datgene wat ze op school geleerd hebben te ontleren en ik kan het moeilijk meer met hem eens zijn. Mensen moeten datgene wat ze opgedrongen wordt vervangen door datgene wat ze echt voelen en vinden.

Het gebeurt regelmatig op mijn kritiek dat een bepaalde persoon vastgeroest is in bepaalde patronen of levensstijl mensen zeggen dat die persoon tevreden is. Maar tevredenheid is in mijn ogen de meest gevaarlijke emotie die er is, omdat tevredenheid impliceert dat iemand gestopt is met zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Zeker, we moeten datgene wat we hebben koesteren, maar dat wil niet zeggen dat we niet altijd open moeten staan voor nieuwe ervaringen of veranderingen. De meeste mensen zijn op hun 20e volledig uitgegroeid en gevormd: in de rest van hun leven zullen zo weinig veranderingen meer plaatsvinden in hun levenspatronen of interesses dat ze vrijwel te negeren zijn. Terwijl dit juist helemaal niet nodig is en er altijd veranderingen mogelijk blijven. Ik ben zeker niet blind voor de onoverkomelijkheid van genetische bepaaldheid en begrijp dat de kern van een persoon al heel snel in het leven vast staat. Maar buiten die kern is zoveel verandering mogelijk, omdat de rest allemaal een tijdelijke constructie is, een constructie die aangepast kan worden. Mensen zijn feitelijk vergelijkbaar met een kasteel met een slotgracht: dat kasteel staat vast, maar het is altijd mogelijk om gasten via de loopbrug toe te staan die vervolgens grote invloed hebben op de inrichting van het kasteel. Helaas lijken de meeste mensen zo ongeveer vanaf hun 20e de ophaalbrug op te halen om die vervolgens nooit meer omlaag te laten en schieten ze iedere indringer die langs de muur omhoog probeert te klimmen direct met pijl en boog van de muur af. Het gevolg is een nogal pover leven en uiteindelijk zelfs een soort mentale incest omdat ideeën wat dat betreft net zoals bloed zijn: ze moeten regelmatig ververst worden omdat er nieuwe genen en invloeden van buitenaf noodzakelijk zijn voor een gezonde voortzetting. De kunst is nu juist om die verstening of het vastroesten tegen te gaan door flexibel en vloeibaar te blijven, omdat het veel gemakkelijker vol te houden is als je in beweging blijft. Het kost ontzettend veel moeite om weer op conditie te komen als je een jaar lang stil gelegen hebt.

Neem nu bijvoorbeeld top 40 muziek. Ik vraag me wel eens af wat mensen er mooi aan vinden, maar krijg altijd dezelfde reactie: als ik dat toch mooi vind, wat is dan het probleem? Welnu, het probleem is dit: bij de meeste mensen is het geen bewuste keuze om naar top 40 muziek te luisteren, maar komt het voort uit pure luiheid en gebrek aan kennis van andere muziekstromingen. Top 40 muziek krijg je van kinds af aan te horen, dat kun je praktisch niet voorkomen en als mensen dat direct mooi vinden is dat in principe geen probleem. Totdat die mensen echter direct genoegen nemen met het eerste wat ze horen. Stel dat iemand op vakantie in een straat komt met tien kroegen en hij gaat de eerste kroeg binnen en heeft daar een ontzettend gezellige avond; de kans bestaat dat die persoon vervolgens de gehele vakantie iedere keer naar diezelfde kroeg gaat en hij zijn beslissing kan verdedigen met de dooddoener ‘maar ik heb het daar toch gezellig?’ Het punt is niet dat hij het niet gezellig mag hebben, maar dat er altijd de mogelijkheid bestaat dat hij een van die andere negen kroegen nog veel gezelliger vindt. En dat is mijn punt: wat is er in hemelsnaam op tegen om al die andere kroegen ook te proberen om vervolgens een weloverwogen keuze te kunnen maken? Want er is geen wet die zegt dat hij uiteindelijk niet alsnog naar die eerste kroeg kan gaan omdat hij het daar uiteindelijk het meest naar zijn zin heeft. Maar dat kun je alleen weten als je weet wat die andere kroegen voor ervaringen bieden. Dat is precies waarom ik zeg dat tevredenheid een gevaarlijke emotie is, omdat het impliceert dat iemand gestopt is met zoeken of open staan. En ik wil echt niet zeggen dat iemand constant, altijd en overal actief op zoek moet naar nieuwe ervaringen, want ritme en een bepaalde kern waar je op terug kunt vallen is juist noodzakelijk. Het gaat zoals altijd om een balans: aan de ene kant datgene wat je hebt koesteren, maar tegelijkertijd jezelf nooit afsluiten voor nieuwe ervaringen en die balans is wat bijvoorbeeld LSD zo goed mogelijk maakt. Daarom stel ik dat de enige reden dat veel mensen top 40 muziek mooi vinden is dat het zo ongeveer de enige muziek is die ze kennen omdat ze nooit echt een poging hebben gedaan zich te verdiepen in andere stromingen. Als iemand zich eerst uitgebreid georiënteerd heeft in de muziekwereld en uiteindelijk besluit dat top 40 het beste bij hem past, dan heb ik daar volledig vrede mee omdat het dan een beslissing is gebaseerd op ervaring en kennis. Iedereen mag alles mooi vinden van me, zolang er maar een zeker bewustzijn achter schuilt in plaats van een soort maatschappelijke indoctrinatie. 

Met het aspect van maatschappelijke indoctrinatie komen we bij de kern van de zaak, omdat onze gehele maatschappij doordrenkt is van hokjes, grenzen en monolithische kernen – allemaal zaken die ‘Nine ½ Weeks’ constant probeert te verbrijzelen. Neem nu bijvoorbeeld de grens van wat ik nu even kritische smaak zal noemen. ‘Nine ½ Weeks’ is bij uitstek een film waar vrijwel iedere ‘serieuze’ criticus zijn neus voor zal ophalen, iets wat ook veelvuldig gebeurd is. Het simpele feit is helaas dat enkel dat dit een seksfilm is voor veel mensen genoeg is om direct te stoppen met iedere vorm van serieuze overweging, omdat het genre als geheel geen enkele kritische reputatie heeft. Laatst werd het blu-ray project van Radley Metzger’s ‘The Opening Of Misty Beethoven’ nog zonder pardoes van de Kickstarter site af gegooid, omdat het porno betrof en dat terwijl deze film zonder twijfel de kritische meest gewaardeerde pornofilm ooit is. Het doet je beseffen hoe relatief een term als ‘kritisch gewaardeerde pornofilm’ is en hoe zeer mensen nog steeds volledig vast zitten in hokjes denken. Het aantal Zijn er erotische of pornofilms dat echt is doorgedrongen tot de kritische canon is praktisch op een hand te tellen, omdat het onderscheid tussen hoge en lage kunst nog steeds constant wordt gemaakt waarbij mensen het hoge segment ook als kritisch waardevoller zien. Het zou eens tijd wordt dat mensen inzien dat de termen hoog en laag in kunst direct overeen komen met het menselijke lichaam, waarbij hoog dus geassocieerd wordt met de hersenen en laag met het gedeelte onder de navel. Of kort gezegd, het verschil tussen mentale en fysieke activiteit. Ik vind het ronduit merkwaardig dat mensen het één echt beter dan het andere kunnen noemen, terwijl het enkel compleet verschillende sensaties zijn die allebei even belangrijk zijn. Het is juist de combinatie van beiden die het leven zo fascinerend maken, maar die combinatie lijken zo weinig mensen te kunnen maken omdat mensen niet in staat zijn om die grenzen te doorbreken. En dat is dus waar ‘Nine ½ Weeks’ zo goed in slaagt: het is een briljante combinatie van de ambiguïteit van de Europese artcinema en de levendige vulgariteit van Hollywood en de grote kracht van de film schuilt hem juist in het feit dat de film volledig weigert om zich te conformeren aan een concept als ‘goede smaak’. Nu zou ik natuurlijk Pablo Picasso’s beroemde lijfspreuk “the chief enemy of creativity is ‘good taste’” er bij kunnen slepen, maar ik zou niet ervan beschuldigd willen worden dat ik het culturele cachet van iets als ‘Nine ½ Weeks’ zou willen opwaarderen door het te linken aan hoge modernistische kunst. Het is ook helemaal niet nodig gelukkig, omdat we enkel hoeven te beseffen dat ‘goede smaak’ niets meer en minder is dan een concept en een constructie, dat helaas door veel mensen net als concepten als ‘respect’ of ‘omgangsvormen’ gebruikt wordt als afweermechanisme. Mensen gebruiken dergelijke constructies om vooral niet in conclaaf te moeten gaan met zaken die ze vervelend vinden omdat het ze confronteert met zaken in zichzelf die ze mogelijk vervelend vinden. Ik maak dagelijks mee dat mensen zich verschuilen achter dergelijke concepten puur en alleen om te voorkomen dat er echt de waarheid gesproken wordt en mensen vinden ‘beleefde’ communicatie prettiger dan echte communicatie omdat het voorkomt dat ze wellicht echt naar zichzelf zouden moeten kijken. Ik heb het altijd vreemd gevonden dat ik er bijvoorbeeld op aan wordt gekeken als ik de waarheid in iemands gezicht zeg en dat exact diezelfde mensen het volstrekt normaal vinden dat ze wel achter iemands rug om staan te roddelen. Mensen beroepen zich dan op termen als ‘beleefdheid’ en ‘respect’ terwijl ze in werkelijkheid die concepten volledig uithollen omdat ze enkel als synoniem gebruikt worden voor ‘gemak’ en ‘angst voor echt contact tussen mensen’. Met andere woorden: mensen trekken zich constant terug in hun eigen persoonlijke wereld zonder echt in contact te treden met andere individuen. En misschien is echt contact met een andere persoon wel een technische onmogelijkheid en misschien zijn we allemaal wel geboren in onze eigen persoonlijke gevangenissen zoals Norman Bates zegt in ‘Psycho’, maar als we niet proberen om uit die gevangenissen te komen, dan is het leven per definitie minder waard. Het is misschien gemakkelijker om te blijven zitten waar je zit, maar het leidt ook tot volledige apathie.

Deze twee aspecten van zintuiglijke waarneming en het doorbreken van grenzen komen zo sterk terug in ‘Nine ½ Weeks’ dat het praktisch meer een LSD film is dan films die dat etiket meestal opgeplakt krijgen. Want films als Corman’s ‘The Trip’ of Preminger’s ‘Skidoo’ zeggen feitelijk helemaal niets over de echte invloed van LSD en komen niet verder dan prijzenswaardige maar verder ook niet zeer geslaagde pogingen om een trip te visualiseren (wat per definitie een onmogelijkheid is). Ik wil zeker niet impliceren dat ‘Nine ½ Weeks’ echt een LSD film is in de zin dat de makers de drug willen promoten – het zou zelfs goed kunnen zijn dat niemand die betrokken was bij de film het ooit geprobeerd heeft. Daarbij is het wellicht goed om te vermelden dat de inzichten die uit LSD gehaald kunnen worden geenszins het alleenrecht van de drug zijn; er zijn zoals altijd meerdere wegen die naar Rome leiden. Maar de mise-en-scène van Adrian Lyne in deze film is waarschijnlijk – naast de films van Stan Brakhage – het dichtst wat ik een film ooit heb zien komen bij de wijze waarop je de wereld ervaart op LSD. Het sensuele kleurgebruik, de camera die praktisch altijd op de huid van de acteurs zit en het veelvuldig gebruik van extreme backlighting hebben allemaal het effect om de afstand tussen kijker en de film zo klein en dus zo rechtstreeks mogelijk te maken. Daarnaast is er een ongewoon sterke nadruk op zintuiglijke waarneming dankzij de stijlvolle omgevingen en objecten, het veelvuldig gebruik van zaken als regen en mist en bovenal in de zeer prominente rol die eten en andere vormen van zintuiglijke waarneming in de film spelen. Er is de laatste tijd natuurlijk weer zoveel interesse in 3D films, waarbij men probeert om een derde dimensie aan het beeld toe te voegen, maar wat mij betreft slaagt ‘Nine ½ Weeks’ daar veel beter in dan de meeste films ondanks dat het technisch een 2D film is en het is interessant om te bedenken dat de film gemaakt is precies na de korte 3D rage van de jaren ’80. Het is zo’n tactiele film dat je bijna kunt zeggen dat er een 3e dimensie aan de film is toegevoegd die zelfs meer toegevoegde waarde heeft dan veel recente 3D films. Het resultaat is een hyperesthetisch effect waarbij alles in het werk gesteld is om de zintuiglijke waarneming naar voren te schuiven, zowel bij de personages als de kijker. Waar ‘Mommie Dearest’ in de woorden van John Waters ‘a whole movie about eyebrows’ is, daar is ‘Nine ½ Weeks’ een hele film over zintuiglijke waarneming. Het klinkt wat abstract wellicht, maar de film zelf is dat ook en ik vraag me oprecht af hoe zo’n abstracte film ooit zo’n grote hit heeft kunnen zijn bij het grote publiek omdat ik me afvraag wat de meeste mensen dan in deze film gezien hebben.

Nadat ik de film ‘Nine ½ Weeks’ aan vrienden had laten zien, vroeg iemand zich bijvoorbeeld na afloop enigszins vertwijfeld waar de film nu feitelijk over ging of wat het allemaal wilde zeggen. Het was een reactie die zowel verrassend als verhelderend voor me was; verrassend omdat ik mezelf niet gerealiseerd had dat dit überhaupt een vraagstuk kon zijn, daar ik instinctief de film vanaf het eerste moment had aangevoeld en verhelderend omdat deze reactie me weer eens deed beseffen hoe veel iedere persoon zelf naar een film toebrengt of juist niet. Als je nuchter tegen de film aan kijkt, is het ook een vrij enigmatische aangelegenheid, want nergens maken de kijkers exact duidelijk wat de boodschap van de film is of wat men wilt dat een kijker er uit haalt. Van een verhaal is nauwelijks sprake en de karakters worden nergens echt uitgewerkt of volledig gemotiveerd; de titel geeft weinig houvast,  van een verhelderende dialoog op het einde die precies de boodschap van de film meegeeft is al helemaal geen sprake en het heeft een volstrekt open einde. Dus waar gaat de film dan over? In het kort gezegd is dat het doorbreken van grenzen. Precies het openstellen voor nieuwe ervaringen en verkennen van nieuwe paden waar ik eerder over sprak en de vloeibaarheid die ontstaat op LSD. Het dichtst wat de film komt bij een articulatie van de ‘boodschap’ is een moment aan het begin van de film: het Kim Basinger personage is net met Mickey Rourke meegegaan naar diens afgelegen optrekje ondanks dat ze elkaar helemaal niet kennen. Rourke maakt dan een suggestieve opmerking dat er best wel wat gevaar schuilt in haar beslissing om mee te gaan, omdat ze hem totaal niet kent en hij net zo goed een psychopathische moordenaar kan zijn en ze volstrekt hulpeloos is in die situatie. Deze opmerking suggereert ten eerste dat de film zich wellicht zal gaan ontwikkelen als een psychopathische seksthriller a la ‘Fatal Attraction’ of ‘Basic Instinct’, een suggestie waar de film herhaaldelijk op blijft hinten zonder er ooit echt iets mee te doen. Maar belangrijker nog is dat de film met deze opmerking tussen neus en lippen zichzelf volledig blootgeeft, omdat het duidelijk maakt dat de levensvisie van de film gebaseerd is op een ‘no pain, no gain’ principe: als Basinger echt ‘verstandig’ was geweest had ze niet met hem meegegaan, omdat willekeurig rondrennen met vreemdelingen risico’s met zich meedraagt, maar tegelijkertijd had ze dan wel de deur dichtgedaan richting een ervaring die mogelijk haar leven zal veranderen. Het is kenmerkend voor de film dat het wel zegt wat het wilt zeggen, maar dat doet op een bijna onmerkbare wijze – het is typisch een moment waar het grootste gedeelte van het publiek verder weinig in zal lezen, terwijl het toch een complete levensvisie in zich draagt. Het is in dat opzicht een van de ultieme Termite Art werken, als we het in de terminologie van Manny Farber willen persen.

Of neem bijvoorbeeld die scene in het restaurant in het begin van de film als Rourke en Basinger elkaar net ontmoet hebben. Het is voor mij een van de meest magische sequenties die ik ken en als je enkel twee mensen in een restaurant ziet die met elkaar aan het praten zijn, dan is er vermoedelijk weinig wat ik kan zeggen om je te overtuigen. Maar er zit een waanzinnig gevoel van doorleefdheid en zintuiglijke sensatie in die scene, dankzij de sterke nadruk op eten en de intimiteit, dat ik zou willen zeggen dat er meer oprecht gevoel in deze ene scene zit dan bijvoorbeeld in heel ‘Citizen Kane’ bij elkaar. Het is een moment die me, net als LSD, volledig verliefd maakt op de geneugten van het leven en me blij maken dat ik op deze aarde mag rondwandelen, een gevoel wat zo prachtig verwoord wordt in het orgastische moment in ‘Some Misunderstanding’ als Gene Clark zingt “But, doesn't it feel good to stay alive?” Maar de dialoog brengt nog een andere dimensie naar de scene, die net zoals alles in de film, niet rechtstreeks gearticuleerd wordt maar wel degelijk aanwezig is en dat is een vrij stevige nadruk op vergankelijkheid. Terwijl Basinger aan het eten is, vertelt Rourke de geschiedenis van het restaurant en hoe er mensen gestorven zijn precies in de stoel waar Basinger zit terwijl ze aan het eten waren. Het effect is tweeledig: aan de ene kant geeft het wederom de indruk dat Rourke wellicht een psychopaat is, een suggestie die zoals ik eerder meldde herhaaldelijk terug blijft keren in de film zonder dat het echt ontwikkeld wordt. Maar het is juist cruciaal dat het aanwezig is, omdat het het afweermechanisme van Basinger enkel groter zou moeten maken: mensen hebben altijd de neiging om alle nieuwe invloeden buiten de deur te houden, maar al helemaal als deze invloeden wellicht iets vreemder of minder toegankelijk zijn en dat is precies waarom constant de suggestie gewekt wordt dat Rourke een wat louche figuur is – juist omdat Basinger hiermee nog meer haar ‘natuurlijke’ grenzen moet zien te overwinnen. Jezelf volledig overgeven aan een andere persoon is van zichzelf al moeilijk, maar als al je verstandelijke capaciteit zegt dat je het niet moet doen, maar je instinctief het wel wilt doen, dan moet je het uiteindelijk wel proberen omdat anders je hele leven een opeenstapeling is van gemiste kansen en halfbakken beslissingen.

Daarnaast echter is het vermengen van de bron van leven (eten) en de dood in de dialoog van Rourke cruciaal omdat het de rol van cyclussen in het leven zo duidelijk maakt en het effect is niet eens zozeer verschillend van de barokke extremen van Peter Greenaway’s ‘The Cook, The Thief, His Wife and Her Lover’. ‘Nine ½ Weeks’ maakt duidelijk dat het leven altijd gebouwd is op zichzelf constant herhalende cycli en dat het bang zijn of ontkennen van de sterfelijkheid van mensen net zo problematisch is als het constant blijven vastklampen aan zaken die je los zou moeten laten. Dat wil echt niet zeggen dat mensen hun leven moet laten regeren door morbide doodsdriften, verre van. Maar het erkennen van de schoonheden van het leven en zintuiglijke waarneming, betekent ook het erkennen van de ultieme ontkenning daarvan: de dood. Dit komt prachtig terug in de ontroerende scene waarin Basinger de schilder opzoekt in zijn bosrijke omgeving; de man zit enkel wat voor zich uit te staren, in een bijna klassieke Rousseau-iaanse vermenging van mens en natuur. Hij lijkt zich nauwelijks nog te beseffen wat er om hem heen gebeurt, maar straalt tegelijkertijd wel een imposante sereniteit uit alsof hij in alle rust zit te wachten op de dood. Later ziet de schilder er uit als een vis op het droge in de galerij als hij omgeven is daar pretentieuze figuren en de film wijst hiermee duidelijk op de problematiek van maatschappelijke conventies en dat het wellicht te prefereren is om hiermee te breken. Dit komt ook sterk terug in de hilarische sequentie als Rourke en Basinger een bed gaan kopen en zichzelf gedragen op een manier die niet bepaald maatschappelijk geaccepteerd is, dit tot enige consternatie van de verkoper. De scene wordt duidelijk op humor gespeeld, maar maakt tegelijkertijd wel duidelijk dat maatschappelijke conventies vaak enkel verstikkend zijn en de bewegingsruimte beperken. 

Maar de dood is natuurlijk de meest extreme verandering en het leven zit gelukkig ook vol met minder extreme veranderingen waar we in principe op dezelfde wijze mee om moeten gaan: zonder zelfdeceptie. Enkel als we de onafwendbaarheid van verandering accepteren, zijn we ook in staat om de risico’s te nemen waar ik het altijd de gehele tijd over gehad heb en kunnen we de benodigde flexibiliteit bereiken. Dit is duidelijk ook de functie van de ex-man van Basinger die we nooit echt zien, maar waar herhaaldelijk naar verwezen wordt in de dialoog. De situatie is zo dat een collega op het werk van Basinger met haar ex wil uitgaan, wat logischerwijs tot mogelijke problemen zou kunnen leiden vanwege jaloersheid. Maar het is natuurlijk de gehele essentie van de film dat Basinger mentaal afscheid moet nemen van haar ex en niet alleen zelf verder moet met haar leven, maar ook haar ex die ruimte moet geven. Het leven is in constante flux en enkel als we deze vloeibaarheid accepteren kunnen we tot een zinvolle en rijke relatie met dat leven komen.

Het is overigens zeker niet zo dat ‘Nine ½ Weeks’ blind is voor de mogelijke problemen die een leven in flux met zich kan meebrengen en dat de zintuiglijke waarnemingen en ervaringen enkel als een paradijs op aarde gepresenteerd worden. Het grote gevaar van flexibiliteit is natuurlijk dat je iedere vorm van vastheid verliest en als een logeslagen schip gaat ronddobberen op de zee. Dit is exact wat er gebeurt op het einde van de film als Basinger volledig flipt na het mislukte trio en ze volledig verward een wildvreemde man begint te zoenen in een sekstent. Adrian Lyne maakt Basinger’s verwardheid en desoriëntatie prachtig duidelijk met een zeer hectische en gefragmenteerde montage, de enige keer dat het op die manier in de film gebruikt wordt. Wat hiermee duidelijk wordt is niet alleen de mogelijke gevaren van de levensvisie die in de film gepromoot wordt, maar ook de noodzaak van balans en het opzoeken van je persoonlijke grenzen. Want niet iedereen heeft dezelfde grenzen omdat niet ieders (boven)kamer even groot is en er is altijd het risico dat je de weg kwijt raakt of je hoofd tegen de muur stoot. Het zijn geen prettige ervaringen, maar niemand heeft ooit gezegd dat het leven alleen maar prettig of gemakkelijk is en je kunt niets anders doen dan lering trekken uit dergelijke ervaringen. Ik ben zelf ooit vastgebonden wakker geworden in een ziekenhuis in een vreemd land na een bijna fatale overdosis van whisky en XTC en dat was nou niet bepaald mijn ideaal van gezellig wakker worden. Maar het is niet iets waar ik me voor schaam of zelfs maar spijt van heb. Het is gebeurd en het was destijds wel een zeer helder signaal om mijn leven radicaal om te gooien. En dat is precies wat Basinger zal moeten bepalen op het einde van de film: vindt ze de weg die ze ingeslagen is de moeite waard en gaat ze deze verder onderzoeken, of is haar tijdelijke breakdown een signaal om een compleet andere weg in te slaan? Het is een beslissing die alleen de kijker zelf kan maken en dat is ook de reden waarom de film zo’n open einde heeft: sowieso zou een gesloten einde afbreuk doen aan het constante gevoel van flux wat de film zo sterk naar voor brengt, maar het is ook niet iets wat de makers de kijker kunnen voorkauwen. Ze hebben een zeer specifiek en sensueel voorbeeld gegeven van hoe het leven écht geleefd kan worden en het is aan de kijker om zelf in te vullen hoe de film moet eindigen door het zelf in de praktijk te brengen.

Of zoals Dean Martin het verwoordt in de song ‘Get on With Your Livin’’:

Get on with your livin' and I'll get on with mine
No one promised you sunshine all of the time
Get on with your livin' and I'll get on with mine
No one listens to losers, wipes those tears away
Cause it's one step forward and two steps back most of the time
No one said it was easy, a life’s no fun without rain
 

Labels: