donderdag, mei 31, 2007

Fool for Love ****

Regie: Robert Altman (1985)


Deze toneeladaptatie schijnt een van Altman’s betere jaren ’80 films te zijn, in een tijd waarin hij veroordeeld was tot het maken van dit soort bewerkingen en TV films. Het voordeel dat dit soort films hebben is een zekere intimiteit die je niet snel verkrijgen kunt met grootschaligere projecten en in dat opzicht speelt het lage budget de film zeer in de kaart. Visueel is het kenmerkend voor Altman met zijn gepatenteerde zooms en zijn filmen van personen vanachter objecten vandaan, waardoor de omgeving weer zo’n essentieel onderdeel wordt. Want in vrijwel alle Altman films is de omgeving/ruimte waarin het geheel zich afspeelt erg bepalend, zo ook hier: de melancholische countrymuziek, tjirpende krekels en eenzame zandvlaktes vormen het perfecte decor voor de emotionele strijd waar het allemaal om draait. Van acteurs als Kim Basinger, Sam Shepard, Randy Quaid en Harry Dean Stanton mag je best wat verwachten en dat zit dan ook wel snor. Het is een merkwaardig trage film, zelfs voor Altman begrippen, maar de film kent een bijzonder evocatieve sfeer – die roze neonlichten zal ik niet snel vergeten. Een relatief vergeten Altman film, maar wat mij betreft een behoorlijk sterke.

Labels:

woensdag, mei 30, 2007

The Tarnished Angels ***1/2

Regie: Douglas Sirk (1958)


Enkel al door de aanwezigheid van de drie zelfde hoofdrolspelers voelt deze film een beetje aan als een iets mindere variant van ‘Written on the Wind’, te meer omdat ze ook nog eens alle drie ongeveer een zelfde karakter spelen. Nu is ‘Written on the Wind’ een van mijn favoriete films aller tijden, dus vergelijken kan ik beter niet doen anders valt alles tegen. Omdat je iedere film minstens twee keer zien moet om een definitief oordeel te vellen en zeker die van Sirk, ben ik voorzichtig met mijn oordeel, maar voorlopig zou ik deze film toch zeker een stukje onder Sirk’s meesterwerken scharen. Helaas moest de film in zwart-wit gefilmd worden waardoor je zijn typische kleurgebruik mist, maar ik had ook het gevoel dat Sirk wat minder in staat was om te spelen met zijn mise-en-scène, ook al waren er enkele typische Sirk touches als het gebruik van spiegels en zelfs de beroemde spiraaltrap uit ‘Written on the Wind’ maakte even zijn opwachting; ook de relatief veel aanwezige actiesequenties vond ik nogal tam aandoen – Sirk is nooit een held daarin geweest en andere regisseurs hadden dit wat dynamischer kunnen maken. De fatalistische wereld waarin personages als blinden op zoek zijn naar geluk is natuurlijk wel helemaal vintage Sirk en dat aspect vond ik tot op heden het sterkste aspect van deze film. Voorlopig zie ik er nog geen meesterwerk in.

Labels:

Shall we Dance ***

Regie: Mark Sandrich (1937)


Als je wat minder geniet van een film die volgens een bepaalde formule gemaakt is zoals deze Astaire/Rogers musical, dan vraag je je af of het ligt omdat er sleet op de formule komt of dat je er gewoon niet zo voor in de stemming was. Of beiden. Het zal ook niet geholpen hebben dat naast het duo ook regisseur Sandrich en acteur Edward Evert Horton vaste waarden in de Astaire/Rogers wereld zijn, dus onwillekeurig vergelijk je dan toch met de andere films waaraan zij medewerking verleend hebben en dan haalt deze film nergens dat niveau. Dat gezegd hebbende is het niet slecht allemaal, gewoon iets minder dan hun gebruikelijke standaard.

Labels: ,

donderdag, mei 24, 2007

Magnificent Obsession

Regie: Douglas Sirk (1954)


Het was de eerste keer dat ik deze Sirk klassieker zag… nou ja… zien is een groot woord. Ik was reeds gewaarschuwd dat de R2 UK DVD in het verkeerde OAR was, maar had niet verwacht dat dit zo’n ramp zou opleveren. Nu weet ik natuurlijk niet hoe de film er dan wel moet uitzien, maar de composities leken werkelijk helemaal nergens naar en composities zijn bij Sirk... laten we zeggen van levensbelang? Ik heb meermalen overwogen om de stekker uit het geheel te trekken want dit is pure blasfemie, alsof je een kwart van de Mona Lisa in het Louvre staat te bekijken omdat de rest is weggesneden. Ook de kleuren zagen er uit alsof ze sinds 1954 in een bak met goedkoop afwasmiddel hadden gelegen. Ik heb de film toch afgekeken zodat ik nu tenminste het verhaal ken, maar verder kan ik op geen enkele wijze beweren deze film gezien te hebben… hier word ik als Sirk fanaat bijzonder droevig van, hoe heeft dit kunnen gebeuren?

Labels:

woensdag, mei 23, 2007

The Fifth Cord ***1/2

Regie: Luigi Bazzoni (1971)

Deze giallo wilde ik vooral zien omdat Vittorio Storaro achter de camera had gestaan. En het moet gezegd: hoewel het niet aan zijn werk met bijvoorbeeld Bertolucci of Coppola kan tippen, ziet deze er dankzij zijn aanwezigheid een stukje beter uit dan de gemiddelde giallo. Vooral zijn gebruik van kleuren is weer om van te smullen en enkele scènes (zoals die rolstoelvrouw die kruipend over de grond moest) zijn ware visuele juweeltjes. Maar ook de muziek van Morricone is zoals je kunt verwachten erg prettig en zelfs Franco Nero doet het uitstekend. Desalniettemin vond ik de film redelijk tam: er had best wat meer bloed of seks in gemogen – voor pratende mensen kijk ik wel andere films en ik vond de film met enige regelmaat stilvallen. Maar al met al een prima giallo wat mij betreft.

Labels:

I’ll Sleep when I’m Dead ****

Regie: Mike Hodges (2003)


Deze hoogst opmerkelijke Britse film is vele malen interessanter dan al die hippe Britse gangsterfilms waarmee je zo vaak doodgegooid wordt. Het is niet zozeer een gangsterfilm als meer een wraakfilm, hoewel het ook in dat genre een vreemde eend in de bijt is. De film is namelijk een beetje van allerlei genres maar is uiteindelijk vooral een genrebender die eigenwijs zijn eigen gang gaat. De cast is werkelijk uitstekend maar met figuren als Clive Owen, Charlotte Rampling, Jonathan Rhys Meyers en Malcolm McDowell verwacht je ook niet anders. Oudgediende Mike Hodges (‘Get Carter’) wijkt gelukkig af van die hysterische visuele stijl die veel Britse films kenmerken en komt op de proppen met een bijzonder sfeervol Londen, waarmee hij soms interessante dingen doet door een discrepantie in geluid en plaats aan te brengen, waardoor het gevoel van melancholie en ingetogenheid aanzienlijk versterkt wordt. Ook de experimentele sfeermuziek van Simon Fisher Turner (o.a. componist voor Derek Jarman en ‘Un Chant d’Amour’) is erg sterk en hoogst ondersteunend. Voor mij was de erg bijzondere rol die homoseksualiteit in het verhaal speelt fascinerend en het sowieso goed doortimmerde scenario krijgt hierdoor een erg origineel randje. Voor overdadige actie hoef je bij deze film niet aan te komen, maar voor een bijzonder menselijke en sfeervol opgebouwde rolprent zou je het zeker kunnen kijken. Dat deze zo genegeerd is tussen het Britse geweld van de laatste is in ieder geval een crime, want het is beduidend beter dan de meeste films die aan alle kanten opgehemeld worden.

Labels:

dinsdag, mei 22, 2007

This Gun for Hire ****

Regie: Frank Tuttle (1942)

Deze relatief kleine film noir beviel me meer dan uitstekend moet ik zeggen. Het koppel van Alan Ladd en Veronica Lake (mijn eerste film met haar) is om van te smullen, maar ook de bijrollen zijn allemaal erg sterk ingevuld. Daarnaast houdt de film het tempo bijzonder hoog en als je het hebt over het cynische of fatalistische noir wereldbeeld, dan is dit daar een tekstboekvoorbeeld van. De film mist wellicht wat echte visuele flair en het einde was nogal overhaast, maar het is verder op alle fronten een uitstekende en uiterst amusante film noir.

Labels:

Pink Narcissus *****

Regie: James Bidgood (1971)

Omdat experimentele kunst en leuke jongens mijn twee grootste liefhebberijen zijn, kun je mij bij het zien van homo-erotische avant-garde films van de grond afschrapen. Hemeltjelief, wat een ervaring was dit weer! Omschrijven van deze ondergrondse gayfilm mijlpaal, die jarenlang verloren gewaand is, is onwenselijk. Wat steekwoorden die door mijn hoofd spookten: opwinding, camp, ultrakitsch, geilheid, schoonheid, hallucinatie, toewijding, artificieel, Dionysisch, erotica, amateurisme, dromerig, kleurrijk. Referentiepunten zijn uiteraard de bekende: Kenneth Anger, Jean Cocteau, Jack Smith, Jean Genet’s ‘Un Chant d’Amour’, Derek Jarman, jaren ’60 LSD cultuur of misschien wat meer recentelijk de zuurstokkleuren extravagantie van Pedro Almodóvar. Natuurlijk is het dialoog- en plotloos, dit is een cinema die enkel bedoeld is om schaamteloos te zwelgen in de schoonheden van het mannelijk lichaam en de excessen van de homocultuur.

Dit is geen film die je met je ouders wilt kijken. Het is een film waar iedere rechtgeaarde homo kwijlend bij weg zal dromen, waar Christelijke figuren met het schaamrood op de kaken de ogen van zullen afwenden, waar iedere homofobische groepering bevestiging door zal krijgen dat homoseksualiteit een verderfelijke ziekte is. Nou als het een ziekte is dan ben ik met het kijken van een film als deze erg graag doodziek. ‘Dokter! Ik heb mijn zetpil van vandaag nog niet gehad!’

Labels: ,

maandag, mei 21, 2007

The Water Margin ***

Regie: Chang Cheh (1972)

Misschien was ik er niet voor in de stemming maar dit groots opgezette martial arts epos kon me maar matig bekoren. Ik vond het vooral nogal saai en onoverzichtelijk. Nu was mijn concentratie verre van optimaal en heb ik altijd moeite om acteurs in Aziatische films van elkaar te onderscheiden, maar voor mij gevoel bleven er maar nieuwe personages opduiken zodat ik op een gegeven moment niet meer kon uitmaken wie nu wie was. Pluspunt waren zeker de mooi in beeld gebrachte actiescènes, vooral de massale op het einde – die was erg goed zelfs en op basis daarvan kan ik begrijpen dat Chang Cheh tot de groten van het genre gerekend wordt. Alleen jammer dat de rest van de film me totaal niet kon boeien.

Labels:

Bullets over Broadway **1/2

Regie: Woody Allen (1994)


Redelijk matige Allen film als je het mij vraagt. Sommige personages zijn nog best interessant, maar de goede grappen zijn te dun gezaaid en het scenario kwam nogal clichématig op me over. Het helpt allemaal ook niet veel dat ik John Cusack een van de meest onuitstaanbare figuren ooit vind. Wat ik echter vooral miste waren de scherpe observaties of briljante one-liners waar Allen op zijn best in kan grossieren.

Labels:

donderdag, mei 17, 2007

Who’s Afraid of Virginia Woolf? *****

Regie: Mike Nichols (1966)

Oh mijn god, wat een meesterwerk! Het voelde aan alsof John Cassavetes een toneelstuk van Tennessee Williams verfilmd had. Niet dat de stijl zo slordig is als die van Cassavetes, maar deze film weet de kleine details evengoed te vangen – je hebt echt het gevoel dat er hier vier mensen een dronken avond beleven net als in ‘Faces’. Scènes gaan ook eindeloos lang door waardoor er een bijzondere spanningsboog ontwikkeld wordt, vaak ook met veel close-ups waardoor de intensiteit soms hoog oploopt en de emotionele duimschroeven ernstig hard worden aangedraaid. De stemmige zwart-wit fotografie van Haskell Wexler (wiens naam ik 100% zeker kende maar na een blik op zijn oeuvre zou ik niet weten waarvan ik hem moet kennen) giet het geheel in indrukwekkende visuele vorm, terwijl de melancholische muziek van Alex North zorgt voor de broodnodige adempauze. Maar het is natuurlijk een verfilmd toneelstuk en de acteerprestaties zijn waar deze film om draait en Mike Nichols toont zich een meesterlijk acteursregisseur. Elizabeth Taylor en Richard Burton zijn werkelijk George en Martha en ze geven beiden een masterclass in acteren, daarbij overigens ook nog eens sterk ondersteund door Sandy Dennis en George Segal. Nu heb je met zulke acteerkanonnen goed vlees in de kuip maar het is goed te merken dat de regisseur en acteurs elkaar goed kenden want dergelijke intimiteit kan niet zomaar verkregen worden. Maar de grootste overwinning van ‘Who’s Afraid of Virginia Woolf?’ is dat het een theatrale productie zeer vakkundig weet om te zetten in een filmische productie, zonder daarbij de theatrale oorsprong te verloochenen. Het is daarmee een tekstboekvoorbeeld van hoe je een toneelstuk verfilmen moet.

Labels: ,

Ladri di biciclette *****

Regie: Vittorio De Sica (1948)


Jaren geleden zag ik deze film op een oude videoband en toen kon ik maar niet begrijpen waarom dit beschouwd werd als een van de beste films ooit gemaakt. Nu enkele jaren en vele films later zag ik hem opnieuw en was ik verrukt toen ik merkte dat de film dit keer meteen vanaf de eerste minuut onder mijn huid kroop en daar niet meer wegging. Wat me nu direct opviel was de enorme melancholie die zelfs al de beginscènes overheerst, het is typisch een film die als je al weet wat er komen gaat een compleet ander gezicht krijgt. De film kwam erg fatalistisch op me over maar op een merkwaardig positieve wijze; hoewel een sfeer van mistroostigheid de gehele film domineert, is deze niet depressief, zelfs hoopvol bij vlagen. Op zich zijn dit soort films net zo sentimenteel en manipulatief als veel van de Hollywoodfilms waartegen ze zich verzetten, maar toch zijn er verschillen. Natuurlijk is het mannetje uit honderden andere jongetjes gekozen en enkel gekozen vanwege zijn hoge schattigheid en duwt de muziek je richting een bepaalde emotie, dit verschilt in niets van Hollywood. Maar toch is een film als deze veel meer verwant aan de realiteit. Niet alleen omdat er zo weinig gebeurt en dat het einde zo vernietigend en zonder duidelijke conclusie is, maar gewoon omdat de armoedige situatie van de Italiaanse arbeiders in ieder frame doorschemert – De Sica en Zavattini lijken echt te geven om hun personages. Neorealisme begon als een soort van noodzaak, een manier om toch films te kunnen maken op de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog, maar ten tijde van deze film was die noodzaak allang verdwenen en was het gewoon een esthetische keuze geworden. De professionele apparatuur waarmee deze film gemaakt is verschilt in alles van het tweedehands filmmateriaal waarop Rossellini ‘Roma citta aperta’ schoot. En op het moment dat iets dat begonnen is als sociaal geëngageerde revolutionaire beweging uitmondt in een systeem van zichzelf word ik een beetje achterdochtig. Maar als ik dan ‘Ladri di biciclette’ zie dan verdwijnt al mijn achterdocht als sneeuw voor de zon, want als het zo vloeiend, zo emotioneel doorwrochten en zo oprecht oogt als deze film dan maakt het niet eens meer uit waar het vandaan komt of met welke insteek het gemaakt is. Daarnaast kan ik weer een film toevoegen aan mijn lijstje van films die de omgeving waarin het verhaal gesitueerd is katapulteren tot hoofdrol, want weinig films kennen zo’n sublieme portrettering van ruimte als deze – het Rome van De Sica is pure schoonheid in al zijn mistroostigheid. In ben eindelijk overtuigd van de klasse van dit melancholische meesterwerk.

Labels:

Hamnstad ****

Regie: Ingmar Bergman (1948)


En verhip, een soort van Neorealisme van Ingmar Bergman! Het milieu van havenarbeiders met hun armoede en dagelijkse problemen is een rechtstreekse reflectie van de beroemde Italiaanse films die juist op hun hoogtepunt waren, een invloed die Bergman later heeft toegegeven. Toch is dit geen slaafse imitatie, verre van, het is een typische Bergman film. Want hoewel de situatie en het begin van de film Neorealistisch zijn, glijdt de film gaandeweg steeds meer richting donker psychologisch Bergman terrein. Enkele scènes zijn ontzettend goed gedaan waarin Bergman de juiste emotie bijzonder goed weet te treffen, wat was die man toch een meesterlijk observator van menselijke emoties en relaties. Het karakter van de dominante moeder en de dochter die zich er tegen verzet is natuurlijk heel typisch Bergman, die gedurende zijn hele carrière zou blijven worstelen met het idee van autoriteit, dankzij zijn streng religieuze vader en deze film is daarvan een vroeg voorbeeld. Ook was de film destijds bijzonder controversieel dankzij zijn openlijke erotiek en zelfs wat naakt. Naar hedendaagse maatstaven stelt het allemaal niets meer voor, maar de film werd bijvoorbeeld in Amerika pas in 1963 uitgebracht en een vrije houding jegens seksualiteit zou ook steeds terugkeren in de films van Bergman, denk enkel bijvoorbeeld aan ‘The Virgin Spring’ en ‘Persona’, twee films die voor hun tijd ook bijna schandalig openlijk waren – het is niet voor niets dat Wes Craven een exploitation remake gedraaid heeft van ‘The Virgin Spring’. De film is ook de eerste (van vele) samenwerking tussen Bergman en cameraman Gunnar Fischer, die de bekende Bergman klassiekers uit de jaren ’50 zou schieten voordat Sven Nykvist de fakkel zou overnemen. De mannelijke protagonist is helaas wat vlak, maar de vrouwelijke hoofdrol is een van Bergman’s mooiste personages – hij was met vrouwen altijd al beter dan met mannen. Hoewel de zelfverzekerdheid en souplesse van zijn latere werk hier nog mist, had ik meermalen dat extatische Bergman gevoel: een gevoel dat ik naar het leven zelf zat te kijken en het idee dat ik echt wat kon leren van de menselijke emoties zoals ze op het doek worden verbeeld. Een sterke vroege Bergman.

Labels:

Tentacles **

Regie: Oliver Hellman (1977)

Kijk, met deze onzin was de slechte smaak van dat arthouse geneuzel meteen weggespoeld. Natuurlijk is dit een schaamteloze ‘Jaws’ rip-off, maar juist omdat het zo schaamteloos is, is het zo leuk. En… het is tenminste niet bang om een beetje leven in de brouwerij te brengen, waarmee je toch weer beseft hoe sterk Manny Farber’s essay over Witte Olifanten en Termieten Kunst toch was. De cast is toch wel het meest in het oog springend, want die is niet voor de poes. De oude John Huston lijkt verdwaald want wat moet die in een B-film als deze, maar de man moet ook gas, water en licht betalen denk je dan. En hoe die zompige aardappelzak Shelly Winters ooit zo’n grote ster heeft kunnen worden zal me vermoedelijk altijd een raadsel blijven, maar ik mag ze graag zien, zeker in dit soort middernachtfilms. En zelfs Henry Fonda schuift nog even aan! Het is allemaal exact hetzelfde als die Spielberg klassieker; vervang een haai door een octopus en je hebt ‘Tentacles’. Het is alleen jammer dat het eigenlijk ook allemaal niet zo leuk is, na een poosje was de lol er weer van af.

Labels:

Eno nakano bokuno mura **

Regie: Yoichi Higashi (1996)

Dit soort films zijn denk ik gewoon niet voor mij weggelegd. Het is een beetje het idee van ‘kom, we maken een film over twee jonge broertjes, we laten er uiteraard zo weinig mogelijk in gebeuren, we vangen het geheel in enkele mooie plaatjes en we hebben een goede film’. Nu is dat voor sommige mensen misschien het geval, maar voor mij werkt het zo niet. Nu heb ik absoluut geen moeite met een gebrek aan verhaal, maar als de visuele stijl ook enkel wat mooifilmerij is dan begin ik me af te vragen waarom ik dit moet zien. Dit zijn films die louter gemaakt worden om prijzen in de wacht te slepen op festivals en aangezien deze film de Zilveren Beer in Berlijn won is de opzet nog geslaagd ook en wordt de cirkelmasturbatie in stand gehouden. Als ik dit soort troep zie dan besef ik weer waarom ik soms zo’n intense afkeer heb van veel van die moderne arthouse films die elkaar proberen te overtreffen in saaiheid om hiermee het felbegeerde arthouse aura te kunnen verkrijgen. Alsof kunstzinnigheid gelijk moet staan aan saaiheid. Het helpt daarbij ook allemaal niet dat de beeldkwaliteit van de R1 DVD van Milestone ronduit waardeloos is, het ziet er uit als een afgewassen videoband. Snel vergeten.

woensdag, mei 16, 2007

Hot Blood ***1/2

Regie: Nicholas Ray (1956)


Het cliché over deze film is een beetje dat het een niemendalletje is met een flinterdun verhaaltje dat echter toch de moeite waard is dankzij Ray’s uitzinnige mise-en-scène. In die gedachte zit zeker een kern van waarheid, maar ik vond het een uitermate vermakelijke film. Natuurlijk is het allemaal wat onzinnig, maar Ray maakt echt het beste van het materiaal dat hem gegeven is en maakt er bovendien een typische Nicholas Ray film van. De kleuren spatten van het scherm, musical elementen worden er vrolijk in verwerkt, er zit redelijk wat fantastische humor in en de titel is werkelijk perfect gekozen. Die titel is in zekere zin ook een afspiegeling van Ray’s onstuimige karakter en je voelt dat Ray zich prima kon inleven in de warmbloedige zigeuners die deze film bevolken – de levensvreugde spat er van af in ieder geval. En die catfight tussen Jane Russell en die blonde del kan werkelijk alleen in een Ray film voorkomen! Zolang je in gedachten houdt dat ‘Hot Blood’ meer verwant is aan ‘Party Girl’ dan aan ‘Rebel Without a Cause’ kan de Ray liefhebber zich volgens mij uitstekend vermaken met deze toestand.

Labels:

Come Drink with Me ****1/2

Regie: King Hu (1966)


Eindelijk dan mijn eerste film gezien van King Hu, die de basis legde voor het hedendaagse martial arts genre dankzij films als deze en hoewel ik niet bepaald een martial arts kenner ben is het niet moeilijk om te zien waarom een film als deze zo invloedrijk geweest is. Het is natuurlijk allemaal iets minder flitsend en dynamisch dan die moderne films van Zhang Yimou en Ang Lee maar ik vond dat de tijd opmerkelijk aardig geweest is voor deze film – het zal daarbij vermoedelijk ook helpen dat computergegenereerde speciale effecten in dit genre geen grote rol spelen. De film is ook nog eens erg mooi geschoten allemaal met mooie decors en aankleding en bijzondere vechtchoreografieën. Het helpt daarbij dat de transfer van de Nederlandse uitgave erg sterk is met bijzonder weinig beschadigingen en mooie, heldere kleuren. Breng een paar euro richting de Free Record Shop en haal een ware martial arts klassieker in huis die in de rest van de wereld ook nog eens erg moeilijk te verkrijgen is. Soms ligt Pandora’s box gewoon in je achtertuin.

Labels:

La Collectionneuse ***1/2

Regie: Eric Rohmer (1967)


En ziehier, het mirakel is geschied! Ik heb zowaar kunnen genieten van een Rohmer film! Waar dat aan lag? Dat kan maar een reden hebben denk ik en dat is de cinematografie van Nestor Almendros. Hij laat de gehele film er uitzien als een zwoele zomernamiddag met zijn gloedvolle beelden die als een warme deken over de kijker uitgerold worden. Want verder blijft het een cinema van pratende hoofden natuurlijk. Maar zelfs de verder statische stijl van Rohmer vond ik hier niet bijzonder storend omdat ik voor het eerst ook zijn scenario/dialogen bij vlagen interessant vond en juist de intense saaiheid en traagheid van de film paste uitstekend bij mijn serene nachtelijke kijkomstandigheden. Echt een groot liefhebber zal ik vermoedelijk nooit gaan worden van dit soort literaire cinema maar ik heb nu eens niet verveeld of gestoord en zelfs genoten, dus het begin is er.

Labels:

dinsdag, mei 15, 2007

The Burmese Harp ***

Regie: Kon Ichikawa (1956)


Nou ja, wat een domper was dit zeg. Om het heel cru te zeggen: dit verhaal had in vijf minuten verteld kunnen worden en de tussenliggende tijd tussen begin en eind rechtvaardigde wat mij betreft niet de langere speelduur. Het voelde aan alsof ik naar een kunstzinnige variant van het middendeel van ‘Saving Private Ryan’ zat te kijken en dat is geen compliment. Ik vond het nogal een sentimentele hap allemaal en de mooie boodschap dat muziek iedereen kan verenigen in moeilijke tijden – ik weet het niet…er kleeft iets EO-achtigs aan. De zwart-wit fotografie was bij vlagen nog best mooi, maar ook niet direct overweldigend of zo. Volgende keer beter misschien.

Labels:

Die Dritte Generation ****

Regie: Rainer Werner Fassbinder (1979)


En als je denkt dat Fassbinder je niet meer verrassen kan met iets nieuws dan zie je ‘Die Dritte Generation’, een van zijn meest vreemde films. Het beste referentiepunt is zijn meesterwerk ‘In Einem Jahr mit 13 Monden’ van een jaar eerder want ook hier is er sprake van constante parodie/satire en worden de meest bizarre veranderingen in sfeer tot norm verheven. De cast is er een om van te duizelen met onder meer Hanna Schygulla, Bulle Ogier, Volker Spengler, Eddie Constatine, Harry Baer, Günther Kaufmann en Udo Kier. Nu ziet Kier er altijd bijzonder uit, maar met zijn bril en kroeshaar ziet hij er hier uit als het personage Harlan uit ‘Videodrome’, ik had hem aanvankelijk niet eens herkend. De films van Fassbinder zijn vaak overgoten met een depressief of minder vrolijk sausje, maar dit is een van zijn meest zwartgallige en hypochondrische; de film begint met de mededeling dat hij ‘opgedragen is aan iedereen die van iemand houdt – aan niemand dus?’ Het is een behoorlijk plotloze politieke farce waarin een stel idiote en incapabele terroristen een belangrijk iemand willen ontvoeren met alle gevolgen van dien – de film moet haast wel model gestaan hebben voor de hilarische gay pornosatire van Bruce LaBruce ‘The Raspberry Reich’. De film ‘lijdt’ een beetje aan het euvel waar vrijwel iedere Fassbinder film aan lijdt en dat is een gevoel van rommeligheid, een gevoel dat er te veel ideeën zijn die allemaal iets beter uitgewerkt hadden kunnen worden. Een kritiek kan dit echter nauwelijks zijn omdat dit nu eenmaal vaak zijn werkwijze en strategie was, het geeft deze film ook het typische Fassbinder stempel en daarmee zijn charme. De muziek van vaste componist Peer Raben is hoogst experimenteel en geeft deze zwarte komedie een nog vreemder gevoel, terwijl het ook de kritische distantie die de hele film reeds uitdraagt nog eens versterkt. Dit is geen geschikte film om kennis te maken met Fassbinder, maar voor de liefhebbers valt hier veel te genieten.

Labels:

Clean ***1/2

Regie: Oliver Assayas (2004)


Net als de beroemde Nouvelle Vague regisseurs was Oliver Assayas eerst filmcriticus voor Cahiers du Cinema alvorens zelf films te gaan maken. En als je hem wilt vergelijken zou hij met deze film in ieder geval het dichtst in de buurt komen van Godard dankzij de fascinatie met popcultuur die beiden hebben. Met Assayas deel ik alvast een voorliefde voor de muziek van Brian Eno welke hier de soundtrack domineert en waarmee weer bewezen wordt dat Eno nooit te veel gebruikt kan worden in films. Visueel gezien ziet het er erg gelikt uit allemaal, maar op een positieve wijze: het is flitsend zonder overdadig te worden en stijlvol zonder statisch te worden. Daarnaast is het scenario van Assayas een mooie combinatie van realisme en emotie waarbij het altijd vakkundig al te grote excessen vermijdt, iets wat je vrij snel hebt met films over drugsgebruik. De film wordt echter volledig gedragen door Maggie Cheung (die uit de Wong Kar-wai films) en mijn god, wat een klassewijf is dat toch! Is dat haar eigen stem waarmee ze zo vloeiend Frans en Engels spreekt? Haar scènes met Nick Nolte zijn een waar genot om naar te kijken, temeer omdat Nolte hier eens niet in overactingmodus verkeert. Nu heb ik vernomen dat ‘Clean’ tot op heden Assayas’s beste film is, maar ik ben zeker benieuwd naar zijn andere werk, want dit is een prima film.

Labels:

The Innocents ****1/2

Regie: Jack Clayton (1961)

Deze Britse shocker heeft werkelijk nog niets van zijn glans verloren en heeft wel heel duidelijk model gestaan voor een film als ‘The Others’. IJskonijn Deborah Kerr zet haar beste beentje voor, de opbouw is geweldig en de film wist me met enige regelmaat op het puntje van mijn stoel te krijgen. De zwart-wit fotografie is waarlijk een lust voor het oog – laat dat maar aan Freddie Francis over – en is bijna alleen al reden genoeg om deze film te zien. Echt een geweldige film!

De film is nog niet zo lang geleden door BFI uitgegeven, maar de kwaliteit van de Belgische Lumière uitgave is dik in orde en derhalve een uitstekend alternatief voor de BFI. Ik heb hem voor enkele euro’s bij het Kruidvat opgesnord.

Roma ***1/2

Regie: Federico Fellini (1972)


Deze film is Fellini’s ode aan zijn geliefde stad Rome, een gedecideerd ander portret dan hij schetste in ‘La Dolce Vita’. Met zijn karakteristieke chaotische mise-en-scène neemt hij de kijker aan de hand langs een serie gebeurtenissen waarin autobiografie en fictie uiteraard vrolijk door elkaar heen fladderen en er van enig coherent verhaal geen sprake is. Het kan aan mij liggen maar ik heb bij zijn latere films toch steeds het gevoel dat Fellini zichzelf aan het herhalen is en dat hij zijn eigen adagio dat iedere filmmaker dezelfde film constant opnieuw maakt wel érg letterlijk neemt. Alle vaste Fellini stokpaardjes komen weer langs in deze film en hij blijft een begenadigd visueel stilist, maar toch bekroop mij constant het ‘been there, done that’ gevoel. Zijn stijl blijft onnavolgbaar en uniek, alleen heeft hij het beter gedaan dan in deze film.

Labels:

maandag, mei 14, 2007

Baby Doll ****

Regie: Elia Kazan (1956)


Na ‘A Streetcar Named Desire’ wederom een samenwerking tussen regisseur Kazan en toneelschrijver Tennessee Williams: ‘Baby Doll’, toch zeker een interessante film. Het was destijds een hoogst controversiële film, een film die door de preutse Legion of Decency volledig werd verworpen. Welnu, de situatie van een 19-jarig meisje met een oudere man is nu niet direct controversieel meer dus die component heeft de film verloren, hoewel enkele scènes nog steeds prettig stomend zijn. Er zit relatief veel humor in deze film voor Williams begrippen en hoewel de (seksuele) interactie tussen mensen altijd de angel van zijn werk is, blijft de echt emotionele hoogspanning in deze film uit, slechts enkele momenten komen in de buurt. Kazan was een van de belangrijkste aanhangers van Stanislawski’s ‘Method Acting’ waardoor acteurs een van de belangrijkste pijlers van zijn films zijn en Karl Malden, Carroll Baker en Eli Wallach leveren allen puik werk. Visueel gezien heb ik in Kazan nooit een echt groots regisseur gezien: ik vind zijn stijl altijd richting een soort zakelijkheid (realisme?) neigen en hier is dat ook zichtbaar maar om de een of andere reden vond ik het dit keer mooi, bij vlagen erg mooi zelfs waarbij vooral de belichting me zeer kon bekoren.

Labels: ,

Mr. Klein ***1/2

Regie: Joseph Losey (1976)


Deze thriller met Alain Delon in de hoofdrol en geregisseerd door Joseph Losey viel me lichtelijk tegen – wellicht waren mijn verwachtingen te hooggespannen. De film voelde grotendeels wat stuurloos aan en ook de Kafkaesque identiteitsverwisseling waar de DVD hoes zo over sprak vond ik niet bijzonder goed uit de verf komen, in Losey’s eigen ‘The Servant’ was dit veel beter gedaan. Die film vond ik ook visueel gezien vele malen interessanter, hier kon ik zo goed als niets vinden wat het visueel spannend hield en meer dan vakkundig kan ik het ook niet noemen. Pluspunt is altijd Alain Delon die hier zoals altijd simpelweg aanwezig is en nauwelijks acteert, terwijl ook de muziek vrij aardig was. Ik bleef echter de gehele film het gevoel houden dat er veel meer ingezeten had.

Labels:

Touki Bouki *****

Regie: Djibril Diop Mambety (1973)

In Sight & Sound werd deze film uit Senegal omschreven als de Afrikaanse ‘A bout de Souffle’ en daarmee is mijn interesse direct gewekt. Groot was dan ook mijn plezier toen bleek dat deze omschrijving nog accuraat was ook! Net zoals die beroemde Godard film een breuk met het verleden en een conflict tussen traditie en moderniteit betekende, zo is ‘Touki Bouki’ dat ook. Al direct aan het begin zien we dat gesymboliseerd: een shot van een traditionele Afrikaanse vee kudde wordt gevolgd door enkele koeien die een modern abattoir worden ingeleid en op grafische wijze om zeep geholpen worden. Symboliek speelt dus een grote rol in deze film, maar dit gaat hand in hand met filmtechnieken die met het modernisme geassocieerd worden, waarbij bijvoorbeeld bij de bijzondere montage goed naar Sergei Eisenstein (of om het meer contemporain te houden: Nicolas Roeg) gekeken is. Het is een poëtische roadmovie, waarbij naast die Godard film ook een film als Malick’s ‘Badlands’ soms een goed referentiepunt is, niet alleen dankzij de verliefde en gedoemde protagonisten maar ook dankzij een zelfde gebruik hier en daar van poëtische natuurbeelden. Zoals het de goede artfilm betaamt wordt er ook in deze film veel gespeeld met ambigue vertelposities en het onthouden van cruciale informatie of het geven van misleidende informatie; de kijker wordt flink aan het werk gezet en moet veelal zelf ontbrekende delen invullen en interpreteren – sommige momenten zijn net zulke complexe voorbeelden van visueel verhalen vertellen als een Antonioni of Resnais. Ook de hoogst bijzondere geluidsband draagt ook zeer sterk bij aan de sfeer van modernisme, waarbij non-diegetische geluiden, elektronische klanken, gevarieerde en sterk gekozen muziek en voice-over stemmen waarvan het vaak niet geheel duidelijk is bij welke persoon ze behoren, het gevoel van intellectuele verwarring en onduidelijkheid versterken. Er wordt zelfs een duidelijk homoseksueel karakter opgevoerd (wat vermoedelijk zelfs vandaag de dag in veel Afrikaanse landen onmogelijk zal zijn) en de naam van de regisseur komt als zelfreflexieve geste ook voor als personage in de film. ‘Touki Bouki’ is niets anders dan een modernistisch meesterwerk dat evenveel aanzien zou moeten genieten als zijn vele Europese tegenhangers.

De R1 DVD release van Kino is typisch voor Kino; het is dus geen Criterion kwaliteit maar zeker goed te doen. De film mist wat scherpte en de kleuren zouden misschien wat sterker gekund hebben, maar ik heb natuurlijk geen idee hoe het bronmateriaal was. Zolang er geen betere release komt (en die kans acht ik niet waarschijnlijk) is dit een prima uitgave van een werkelijk unieke en magnifieke film.

Labels:

zondag, mei 13, 2007

Apur Sansar ***1/2

Regie: Satyajit Ray (1959)

Ik heb meer dan twee jaar nodig gehad om me door de beroemde Apu-Trilogie van Satyajit Ray heen te worstelen, terwijl die film met ‘Panther Panchali’ en ‘Aparajito’ toch minstens twee gedoodverfde klassiekers van de wereldcinema bevat. Maar het deed me gewoon allemaal niet zoveel en het was doorgaans zo saai als de pest. Dit derde deel ‘World of Apu’ was feitelijk geen uitzondering, want weer had ik soms grote moeite om niet in slaap te sukkelen en vroeg ik me af wat er nu allemaal toch zo geweldig aan was. Maar toch, soms, heel soms, wisten delen van de film me ineens sterk te raken en ving ik glimpen op van de klasse van Ray. Dit was vooral dankzij zijn vermogen om het menselijk gezicht op iconische wijze op celluloid te vangen. ‘Panther Panchali’ kent natuurlijk ook zo’n beroemd iconisch shot, misschien wel het meest beroemde shot uit de gehele Indiase cinema en ook hier maakten bepaalde momenten diepe indruk op me. Maar dat waren slechts geïsoleerde momenten en één zwaluw maakt nog geen zomer. Ik vraag me dus nog steeds af wat er zo goed is aan de films van Satyajit Ray, dus als iemand me kan helpen: ik sta open voor suggesties!

Labels: ,

Bonjour Tristesse ****

Regie: Otto Preminger (1958)


Jean Seberg, Deborah Kerr en David Niven schitteren in dit opmerkelijke melodrama van Otto Preminger, een film die zelfs binnen het relatief vergeten Preminger oeuvre een nogal verwaarloosde film lijkt terwijl het een bijzonder sterke film is, een klein meesterwerkje wellicht zelfs. De film is nog het meest herinnerd doordat Jean-Luc Godard het personage van Seberg in deze film rechtstreeks heeft overgeheveld naar zijn eigen ‘A Bout de Souffle’, Godard heeft zelfs verklaard dat hij het laatste shot van deze film had kunnen nemen, een tussentitel ‘Drie jaar later’ had kunnen gebruiken en dan ‘A bout de Souffle’ had kunnen beginnen. Het is echter veel meer dan enkel een invloed op Godard; het is een nogal scherpe kritiek op de leegheid van het leven van rijke mensen, net als bijvoorbeeld Sirk’s ‘Written on the Wind’. Toch is de film geheel in Preminger stijl niet enkel negatief tegenover de oppervlakkigheid van de jetset, want hoewel het personage van Kerr de morele ‘juistheid’ vertegenwoordigt duwt Preminger je toch richting sympathie voor de Seberg/Niven tandem – Preminger heeft in vrijwel al zijn films een zwak voor de underdog of moreel problematische karakters. Zoals het eveneens Preminger betaamt is de film voor Hollywood begrippen erg cynisch en nergens geforceerd vrolijk, de titel is al een indicatie in die richting natuurlijk. Ik denk dat deze film met meerdere kijkbeurten enkel nog kan stijgen in waardering en de film verdient een veel groter publiek dan nu het geval is. In zekere zin is ‘Bonjour Tristesse’ alles wat Ozon’s ‘Swimming Pool’ wilde zijn maar niet is.

Labels:

Home from the Hill ****1/2

Regie: Vincente Minnelli (1960)

Soms zou ik er een dagtaak van willen maken om de films van Vincente Minnelli te bestuderen, de persoon die ik langzamerhand toch echt als mijn favoriete regisseur uit de Klassieke Hollywoodperiode zou moeten gaan bestempelen. Een Minnelli film draait natuurlijk voor een zeer groot deel om het decor, de kostuums en de wijze waarop hij kleuren gebruikt om een superieur esthetisch effect te verkrijgen. Andrew Sarris verwierp Minnelli om deze reden, met zijn beroemde uitspraak dat Minnelli meer ‘geloofde in schoonheid dan in kunst’ maar het is een van de keren dat Sarris er naast zat. Normaal gesproken heb ik iets tegen louter mooifilmerij en ben ik terughoudend bij een te grote nadruk op uiterlijk en schoonheid. Bij Minnelli is dat echter absoluut niet het geval, integendeel, want hij gaat er zo consistent mee om en bovendien op zo’n vreselijk hoog niveau dat het een functie van zichzelf gaat vervullen. Hij verpakt zijn films als het ware in een hoogwaardige verpakking, waarbij de verpakking op zich al reden genoeg is voor veel aandacht, zonder daarbij de inhoud te verwaarlozen, want Minnelli is absoluut niet enkel verpakking. Juist omdat ze hand in hand gaan is hij zo’n groots artiest.

Voor deze film had Minnelli de hulp van niemand minder dan Walter Plunkett, een van de belangrijkste kostuumontwerpers van Hollywood en de decors en kostuums zijn hoofdzakelijk in sobere herfstkleuren gemaakt, waarmee de film een geheel eigen smoel krijgt en ook nog eens een opmerkelijk contrast vormt met de uitbundige pastelkleuren waarmee zijn musicals vaak vol zitten. De rode en bruine tinten die het kleurenpatroon domineren geven de film ook een zekere melancholie, een prachtig voorbeeld van de manier waarop Minnelli zijn kleuren en aankleding gebruikt om een bepaald effect te genereren, want de kleuren reflecteren het emotionele palet van de film. Net zoals een schilder ieder detail in zijn schilderij nauwkeurig overdenkt, is er ook niets in een Minnelli film wat er zomaar staat: ieder rekwisiet, iedere kleur, iedere positionering van een personage: de gehele mise-en-scène is door de maestro volledig gechoreografeerd.

Maar zoals eerder gezegd blijft het bij Minnelli niet bij enkel een verhoogd esthetisch effect en is het geen style over substance, de inhoud is net zo belangrijk. En de broeierige inhoud van deze film behoort tot de beste uit zijn carrière. De film neemt met zijn 150 minuten de tijd maar dankzij deze rustige opbouw krijg je wel geloofwaardige karakters die een geloofwaardige ontwikkeling doormaken en geloofwaardige problemen tegemoet gaan. Familiemelodrama’s als deze hebben natuurlijk nooit een wereldvernieuwende boodschap of schokkende plottwists, daar is het niet het genre voor. Maar met een vakkundig geschreven scenario en goede acteurs kunnen dit soort films tot diep in je ziel snijden en dat is hier dus het geval. Robert Mitchum doet wat ie altijd doet eigenlijk, maar hij kan dat als geen ander en is altijd een genot om naar te kijken. Eleanor Parker geeft bijzonder goed tegengas als de echtgenote en hun scènes samen zijn soms puur vuurwerk in onderhuidse spanningen. Aan het begin van hun loopbanen schitteren de jonge George Peppard en George Hamilton en vooral die laatste was eigenlijk gewoon een hele leuke knul toen ie nog jong was en hij brengt een mooie combinatie van onschuld en volwassenheid naar zijn rol.

Maar boven alles is ‘Home from the Hill’ wat mij betreft een (late) triomf van het Hollywood Studiosysteem, het is een film die tegenwoordig bijna niet meer gemaakt zou kunnen worden. Alles ademt vakmanschap, subtiliteit en klasse uit; Minnelli wist als geen ander hoe hij de technische perfectie van het systeem in zijn voordeel moest gebruiken, waarbij alle departementen van de filmcrew harmonieus samenwerken onder zijn auspiciën – hij is misschien wel de meest archetypische studioregisseur die er ooit geweest is.

Als je kunt genieten van films als ‘Rebel without a Cause’, ‘Bigger than Life’, ‘East of Eden’, ‘Cat on a Hot Tin Roof’, ‘Written on the Wind’ of ‘Some Came Running’, dan val je met deze film in dezelfde glanzende prijzenkast. En als je al die films niet kent dan wordt dat hoog tijd.

Labels:

zaterdag, mei 12, 2007

Faccia a Faccia ***

Regie: Sergio Sollima (1967)


Tja, wat moet ik zeggen van deze Spaghetti Western? Ik heb me niet direct verveeld maar ik was er nu ook niet bepaald van ondersteboven. Het was een beetje zoals iedere Spaghetti die ik gezien heb: goede muziek, zo af en toe een paar leuke kiekjes van de omgeving, een standaard wraakverhaaltje, lelijke mensen en veel schieten. Ik ga maar slapen.

Labels: ,

Monsieur Verdoux ****

Regie: Charles Chaplin (1947)

Een van de minst populaire en minst succesvolle films van Chaplin en een van zijn meest controversiële ook. Nu was Chaplin dankzij zijn voorliefde voor iets te jonge meisjes niet bepaald vreemd van een beetje controverse, maar een film over een man die vrouwen om zeep helpt om zijn gehandicapte vrouw en kind te onderhouden bleek zelfs voor een icoon als Chaplin een stap te ver. Oorspronkelijk zou het een film van Orson Welles worden maar omdat Chaplin toch niet door een ander geregisseerd wilde worden nam hij het project over. Welles schijnt wel eens geclaimd te hebben dat hij het grootste deel van het scenario geschreven heeft, maar ik vond het vrij typisch Chaplin: de overpeinzingen over liefde, kunst en het leven, de sentimentaliteit die op gezette tijden om de hoek komt kijken en bovenal die vele wisselende emoties die door de film heen zwieren, het vormt voor mij de essentie van Chaplin – hij is nooit enkel grappig geweest. Ik moet zeggen dat de film mij behoorlijk goed beviel en dat de tijd erg aardig geweest is ervoor: het haalt wat mij betreft voorlopig nog niet bij zijn meesterwerken maar ik vind het zeker een van Chaplin’s meest intrigerende films.

Labels:

vrijdag, mei 11, 2007

Human Lanterns ****

Regie: Chung Sun (1982)


Er was me met deze film (mijn eerste Shaw Brothers film bij de weg) een zeer sterke beloofd en daar is geen woord van gelogen. Het verhaaltje over een man die vrouwen vilt om van de huid menselijke lantaarn te maken is even gruwelijk als stompzinnig maar dat maakt allemaal niet uit omdat het er zo mooi uitziet. De naam Mario Bava is snel genoemd en met reden want het schilderachtige van de Italiaanse maestro is hier ook aanwezig en de decors zien er oogverblindend uit. Dit smaakt zeker naar meer!

Labels:

Frans Zwartjes – The Great Cinema Magician *****

Regie: Frans Zwartjes (1968-1979)


Net zoals overal heb je ook binnen de avant-garde film een canon, een groep werken of kunstenaars die het beste vertegenwoordigen dat de stroming te bieden heeft. Denk een Stan Brakhage, een Kenneth Anger, een Maya Deren, drie van de giganten van de experimentele cinema. De Nederlandse experimentele filmer Frans Zwartjes zou wat mij betreft tot deze canon moeten behoren, want zijn beste werk behoort tot het beste van wat creativiteit in film kan bewerkstelligen.

Niemand minder dan Susan Sontag noemde Zwartjes de ‘belangrijkste experimentele filmmaker van zijn tijd’ en zoals wel vaker had Sontag gelijk. Zwartjes begon als violist bij de Amsterdamse opera, ging daarna violen bouwen, werkte een tijdje in een gesticht en ging toen films maken, terwijl hij tussendoor ook nog schilderde en lesgaf. Dat hij van huize uit een muzikant is, is direct terug te merken in zijn stijl want als je het hebt over films die net als muziek puur sfeer zijn dan heb je het over Zwartjes, een van de grootste meesters van sfeer in film. Dialoog kennen zijn films niet, maar de sfeer druipt er vanaf. Zwartjes deed alles zelf, van de cameravoering tot de montage en van de muziek tot de ontwikkeling van de filmrollen. Het is vooral een briljante combinatie van camerawerk en montage die zijn films een direct herkenbare stempel meegeven en het speerpunt van de meeste films zijn. De wijze waarop hij beweging en ritmes weet te creëren door de camera op een bepaalde manier te bewegen en vaak op de meest onverwachte momenten te knippen is onnavolgbaar. Veel van zijn vroege films zijn in zwart-wit en tonen zwaar opgemaakte mensen die een bizar spel voeren van (seksuele) aantrekking en afstoting. Mensen vernederen elkaar, hebben elkaar lief, kijken elkaar aan, besmeren elkaar met eten of rollen over elkaar heen. Hysterie en psychose zijn twee vaak terugkerende thema’s en vrijwel alle films kennen een beklemmende en vervreemdende sfeer, waarbij soms ook nog eens met kleurenfilters en vreemde lenzen geëxperimenteerd wordt.

Mijn eerste kennismaking met zijn werk was twee jaar geleden tijdens het Filmfestival van Rotterdam toen ik zijn film ‘Anamnesis’ op groot scherm zag, een film die me werkelijk uit mijn sokken blies en bijna nog meer indruk op me maakte dan de Stan Brakhage film in dezelfde screening. Zeer teleurgesteld was ik toen bleek dat zijn werk nog nooit op DVD gezet was, maar hoera, het Filmmuseum Amsterdam heeft ons sinds deze maand verblijd met een dubbel DVD met verzameld werk van Zwartjes. Een geschenk uit de hemel. ‘Mijn’ film ‘Anamnesis’ staat er ook op en hoewel het natuurlijk niet dezelfde impact op DVD heeft als op groot scherm blijken zijn films zich gelukkig erg goed te vertalen naar DVD.

13 korte films, een langfilm en een documentaire over Zwartjes vormen de inhoud van deze essentiële DVD. Iedere film afzonderlijk bespreken voert te ver, maar ik heb een aantal absolute meesterwerken gezien, films die zich kunnen meten met het beste uit de gehele filmgeschiedenis en vrijwel elke film is interessant. Zwartjes’s eigen favoriet, ‘Living’ moet een paar woorden krijgen, want die film zou al reden genoeg moeten zijn om deze DVD aan te schaffen. Zwartjes speelt samen met zijn vrouw Trix de hoofdrol en de film bestaat er uit dat ze hun nieuwe huis in Den Haag bekijken. Dat klinkt saai, maar in de handen van Zwartjes is het verre van saai. Hij filmde alles zelf met een handcamera die hij op zichzelf gericht had en je ziet feitelijk niets anders dan Frans en Trix die wat door het huis dolen. Maar zijn virtuoze camerawerk (vaak zijn de camerabewegingen zo vloeiend of complex dat je bijna niet geloven kunt dat die zonder hulpstukken met enkel de menselijke hand gedaan zijn), een extreme groothoeklens, vreemde kleurenfilters, sublieme montage en bizarre muziek (van hemzelf en Michel Waisvisz maar liefst) leveren een beklemmende filmhallucinatie op.

En dan is er nog het 72 minuten durende ‘Pentimento’, een verhaal op zich en misschien de meest ‘narratieve’ film op deze DVD’s. De film speelt zich af in een gevangenis, een psychiatrisch ziekenhuis of een abattoir (dat wordt nooit duidelijk) waarin een aantal figuren vreemde experimenten uitvoert op vrouwen; Pasolini’s ‘Salo’ is er bij wijze van spreken niks bij. Zwartjes kreeg de hele feministische beweging over zich heen die letterlijk vertoningen van de film verstoord hebben door ofwel de projector met film en al naar buiten te donderen ofwel emmers met rode verf tegen het doek aan te smijten. Het laconieke commentaar van Zwartjes op alle kritiek: ‘de film is niet bizar, het leven is bizar’.

De films van Frans Zwartjes laten je niet koud, dat is een ding dat zeker is. Schaf deze DVD vandaag nog aan, ook al ken je weinig experimentele films. Want beter dan dit zul je ze niet vinden.

Labels:

donderdag, mei 10, 2007

The Wrong Man ****

Regie: Alfred Hitchcock (1956)


Erg heuse waargebeurde thriller van Hitchcock die me zeer beviel. Henry Fonda is volledig naar imago gecast als de onschuldige figuur die onrecht wordt aangedaan – het kijken van dit soort films doet je ook weer eens beseffen hoe radicaal de metamorfose was die Sergio Leone Fonda liet ondergaan in ‘Once Upon a Time in the West’, waarin hij diens imago van lievige goedzak in een paar minuten volledig ongedaan maakte. Hitchcock laat zijn echte visuele vuurwerk achterwege, wat logisch is omdat hij de film een documentaireachtige uitstraling wilde geven. Weinig mis met deze film als je het mij vraagt.

Labels:

The Fountainhead ****1/2

Regie: King Vidor (1948)

Dit is mijn lang uitgestelde kennismaking met King Vidor, een Hollywoodregisseur die door veel experimentele filmliefhebbers, zoals bv. Fred Camper zeer wordt gewaardeerd vanwege zijn bijzondere stijl. Over zijn stijl kan ik verder natuurlijk nog niets zeggen, maar dit is een film naar mijn hart, een vergeten meesterwerkje. Het controversiële boek van Ayn Rand over een architect die weigert om zich aan te passen aan de rest en zo ver doorslaat in zijn non-conformisme dat hij bereid is om alles op te offeren voor zijn eigen visie is niet bepaald gangbaar Hollywood materiaal. Het is een bijzonder afstandelijke film, een film waarin met een cynische blik issues als macht, oprechtheid en slaafde volgzaamheid onder de loep worden genomen en er zeer kritisch stil gestaan wordt bij de steeds afstandelijker wordende maatschappij. Gary Cooper staat natuurlijk bekend als het type onverzettelijke held en juist daarom is hij zo perfect gecast voor deze rol van antiheld, hij zet een moreel ambigu karakter neer en alle personages zijn niet direct archetypische Hollywood karakters met wie je kunt identificeren, wat toch redelijk uitzonderlijk voor een Hollywoodfilm uit deze tijd is – dit was enkel voorbehouden aan het film noir universum. Het is ook een film over creativiteit en de wijze waarop de sterke arm der commercie vaak creatieve en boven het maaiveld uitspringende zielen breekt en ze conformeert tot de massa. Is er een plaats in Hollywood voor borstelige genieën en hoe kun je je artistieke integriteit binnen Het Hollywood Systeem behouden? De film is een metafoor voor deze vragen en het is enkel jammer dat de boodschap er zeker op het einde veel te dik bovenop ligt, dit had veel subtieler gemogen.

Het is echter vooral de afstandelijke en bijna abstracte mise-en-scène die diepe indruk op mij maakte: deze wordt gedomineerd door verticale lijnen, daarmee zowel de hoge wolkenkrabbers die zo’n belangrijk aspect van het verhaal vormen reflecterend als dat het bijna allemaal fallische symbolen worden, symbolen voor de mannelijke onverzettelijkheid, ook een belangrijk thema van de film. De camera staat vrijwel constant onder of boven het midden waardoor vaak alles boven de camera uittorent en een gevoel van macht en overheersing teweeggebracht wordt, terwijl er relatief veel extreme close-ups van gezichten zijn (ook zeer ongebruikelijk voor deze tijd) en de abstracte composities het gevoel van afstandelijkheid versterken. Ik ben erg dol op films die werken met lijnen, vlakken of een bijzondere representatie van de filmische ruimte en daarom is deze film volledig in mijn straatje, helemaal omdat het bijzondere gebruik van composities en camerawerk thematisch gegrondvest is – stijl en inhoud gaan hier hand in hand. Lang voordat Jacques Tati van Parijs een koud en kil oord maakte in ‘Playtime’, doet Vidor hier hetzelfde met New York en hoewel het doel en de uitvoering veel verschilt kun je zeker wel parallellen trekken. De wereld van ‘The Fountainhead’ draait helemaal
Het is een film waarin heel snel heel veel verloren kan gaan voor de argeloze kijker, maar de attente en getrainde kijker kan zich de hele film door vergapen aan pure klasse. ‘The Fountainhead’ is wat mij betreft absoluut een subversie Hollywoodklassieker, een film die op het eerste oog relatief normaal lijkt te zijn maar die onder de oppervlakte bijzonder uniek en experimenteel te noemen is en daarom een hele dikke aanrader is voor de avontuurlijken onder ons.

Labels:

woensdag, mei 09, 2007

Black Caesar ****

Regie: Larry Cohen (1973)


Eindelijk deze bekende blaxploitation film eens gekeken en ik heb me er uitstekend mee vermaakt, het is zelfs direct een van mijn favorieten. De film kent dankzij het vele locatie filmen dat lekkere straatgevoel dat de meeste blaxs hebben en wat zo’n essentieel element van het genre vormt. Dat het in wezen een losse remake van de gangster klassieker ‘Little Caesar’ is, maakt helemaal niet uit, want door het te transporteren naar een andere tijd en plaats wordt het op zich een compleet andere film ondanks dat het verhaal grotendeels hetzelfde is en je op dat punt weinig verrassingen kunt verwachten. Cultheld Larry Cohen regisseert met zijn gebruikelijke flair en economische directheid – iedere keer als ik een film van hem zie besef ik me dat ik veel meer van zijn films moet kijken, ik zal ‘Hell up in Harlem’ dan ook maar eens aanschaffen. De muziek van James Brown maakt het helemaal af.

Labels: ,

Four Rooms **1/2

Regie: Allison Anders, Alexandre Rockwell, Robert Rodriguez, Quentin Tarantino (1995)

Portmanteaufilms zijn meestal interessanter qua uitgangspunt en de verzameling talent dan het uiteindelijke resultaat en deze is daar geen uitzondering op. Je kunt het moeilijk serieus nemen, maar zelfs dan is het allemaal weinig geïnspireerd; het ging mij snel vervelen in ieder geval. De film kent enkele leuke momenten, maar deze zijn helaas veel te schaars. En ik voel me nogal een cliché door te zeggen dat het Tarantino stuk het beste uit de hele film is, maar het is gewoon zo; het is met zijn lange takes ook het enige deel dat visueel gezien enigszins interessant is. Jammer dat de rest zo slecht is…

Labels: ,

dinsdag, mei 08, 2007

Dada at the Movies – An Evening with Guy Livingston

Een zeer leuke filmvertoning waarbij de Amerikaanse pianist Guy Livingston de legendarische avond in 1923 opnieuw tot leven liet komen, een avond dat de Dada beweging zowel zijn hoogtepunt als zijn eindpunt zou bereiken: de beweging brak in tweeën en het Surrealisme was geboren. Livingston begeleidde live verschillende films op de piano. Ik had alle films al meermalen gezien maar toch gaf deze setting de films iets extra’s.

Le Retour a la Raison (Man Ray, 1923)

Deze film heb ik al erg vaak gezien maar hij weet me altijd weer te raken. De experimenten van Man Ray zijn vandaag nog steeds even fris en de beroemde tieten op het einde blijven mooi.

Rhythmus 21 (Hans Richter, 1921)

Volgens mij de eerste volledig abstracte film, enkel geometrische figuren. Punt is een beetje dat de film enkel nog steeds zo beroemd is omdat het de eerste was, het is namelijk niet echt een sterke abstracte film. Maar het hoort er bij.

Vormittagspuk (Hans Richter, 1928)

Deze humoristische film van Richter met de beroemde vliegende bolhoedjes en allerlei visuele trucs blijft leuk om te zien.

Manhatta (Paul Strand & Charles Sheeler, 1921)

Ondanks dat ik dol ben op stadssymfonieën heb ik deze film nooit zo interessant gevonden en nu bleek geen uitzondering.

Entr’acte (René Clair, 1924)

Ik weet zeker dat ik deze wel eens eerder gezien had, maar ik herkende enkel dingen uit het begin van de film. Blijkbaar heb ik de rest nooit goed bekeken, want dit is niets minder dan een meesterwerk! De Monty Python-achtige humor gaat harmonieus hand in hand met de meest prachtige visuele experimenten en het moment dat de bomen vervagen tot een soort van abstracte vlekken was zo mooi dat ik er stil van werd.


Het geheel werd afgerond met een voordracht van het originele Dada Manifest en een stukje uit de Ursonata van Kurt Schwitters. De begeleiding van Livingston was bijzonder virtuoos en hij had er ook nog eens overduidelijk erg veel schik in waardoor het bijzonder leuke avond was.

Labels:

maandag, mei 07, 2007

Der Zinker ***

Regie: Alfred Vohrer (1963)


Wederom een prima te genieten Edgar Wallace Krimi met de bekende ingrediënten. Dit soort genrefilms zijn natuurlijk feitelijk hetzelfde met enkel kleine variaties, iets wat zowel het leuke van dit soort films kan zijn als het vervelende en volgens mij ligt het puur aan je stemming welke kant de meter uitslaat. Sommige elementen vond ik wat jammerlijk terugkeren maar uiteindelijk is het juist de voorspelbaarheid die het leuk maakt. Een prima filmpje voor een druilerige maandagavond.

Labels:

zondag, mei 06, 2007

Spider-Man 3 **1/2

Regie: Sam Raimi (2007)


De eerste twee Spider-Man films vond ik alleraardigst maar met deze maakte Raimi een jammerlijke miskleun. Ook deze film lijdt aan iets waar wel meer superheldenfilms aan lijden: overdaad. Er zijn simpelweg te veel karakters en te veel verhaallijntjes die allemaal een eigen film hadden kunnen vullen en nu dus akelig onuitgewerkt blijven. Daarnaast vond ik de film bij vlagen oersaai, was de CGI soms foeilelijk, lag de menselijkheid van de schurken er allemaal iets te dik bovenop en had ik alles al een keer eerder gezien. En hoe vaak moet die spinnengast met zijn hoofd tegen een trein komen voor ie het loodje legt? De humor en Bruce Campbell maakten soms nog iets goed maar verder vond ik het bijzonder ondermaats.

Labels:

woensdag, mei 02, 2007

Basket Case ***1/2

Regie: Frank Henenlotter (1982)


Jemig, wat een toestand is dit, een briljant staaltje jaren ’80 splatter onzin! Uiteraard wordt de film geplaagd door de gebruikelijke mankementen die een lowbudget productie met zich meebrengt maar dat hoort wat mij betreft een beetje bij dit soort films en als je je daar niet aan stoort dan dien je dit echt gezien te hebben. Het grootste pluspunt is namelijk dat de film duidelijk met ontzettend veel lol en toewijding gemaakt is, iets wat zich constant naar het scherm vertaald heeft, vooral in de heerlijk opzettelijk slechte acteerprestaties en onnavolgbaar mallotige dialogen. Daarnaast is er ook een fikse dosis intense gore van het behoorlijk overdadige type en is er zelfs Jan Svankmajer-achtige stopmotion animatie, wat wil je nog meer? Een classick van de bovenste plank!

Labels:

dinsdag, mei 01, 2007

Withnail and I *****

Regie: Bruce Robinson (1986)

De zoveelste keer dat ik deze film zie en hij blijft iedere keer weer fier overeind. Soms spreekt een film rechtstreeks tot je en dit is er een van. De hele film draait natuurlijk maar om een ding en dat zijn de dialogen die zelf een film als ‘Pulp Fiction’ in quotebaarheid ruimschoots overtreffen – het is niet moeilijk te begrijpen waarom deze film onder de Britse jeugd een zelfde reputatie heeft als ‘Debiteuren Crediteuren’ bij ons heeft gehad. ‘I demand to have some booze!’

Overigens kan deze film onmogelijk zonder ondertitels gekeken worden, tenzij je van nature Engelssprekend bent.

Labels:

Twin Peaks Seizoen 2 ***1/2

Tja, dit was eigenlijk precies wat ik ervan verwacht had: tegenvallend. Het is allemaal veel te langdradig, de schrijvers zelf raakten regelmatig de draad kwijt in het aantal verhaallijnen (dit hebben ze ook zelf toegegeven) en regelmatig vroeg ik me af waarom ik er naar zat te kijken. Het punt is dat de serie ten onder ging aan zijn eigen reputatie waardoor de schrijvers ook bijna onopgemerkt slordig konden zijn: ook al wordt er veel niet verklaard of is iets bijzonder onlogisch, dat kon dan geschaard worden onder de ‘Twin Peaks logica’ en daar kun je weer weinig tegenin brengen. Het is alleen jammer dat het vaak vreemd doen om het vreemd doen werd. Dat gezegd hebbende blijven de sterke punten uit het eerste seizoen (muziek, de ‘filmische’ cinematografie, de mallotige combinatie van verschillende sferen, de leuke karakters etc.) natuurlijk ook allemaal aanwezig en heeft het soms nog bijzonder sterke momenten, maar de eerlijkheid gebied mij te zeggen dat die momenten erg schaars zijn. Ik ben een fervent liefhebber van het eerste seizoen maar eigenlijk voegt dit tweede seizoen totaal niets toe, het doet eigenlijk alleen afbreuk. Maar toch is het soms leuk om te kijken, dat dan weer wel.

Labels: