Late Autumn (Yasujiro Ozu, 1960) ***1/2
Het is pas de derde Ozu film die ik zie, maar dit heeft een reden. Ik begrijp zijn films gewoon niet. En breder getrokken begrijp ik Aziatische films gewoon niet. Dit heeft een aantal redenen:
- Ik heb nooit een idee wie nou wie is. Om het maar gewoon heel kort door de bocht te zeggen: ik vind alle Aziaten op elkaar lijken. Ze hebben allemaal dezelfde haarkleur, dezelfde kleur ogen en dezelfde gelaatstrekken. Sommige begin ik te herkennen omdat ik ze al vaker heb gezien, maar verder is het chaos troef. Bij iedere Aziatische film zit ik de halve film uit te vogelen wie nu precies welk personage is. Met enige regelmaat zit ik een Japanse pinky film te kijken en dan moet ik aan mijn vriendje vragen: ‘is dit nu die griet die aan het begin zo gemarteld werd’? En dan voel ik me zo dom.
- Ik weet niets van de Aziatische cultuur en ik begrijp er derhalve ook niets van. Neem nu enkel die Japanse cultuur: iedereen blijft constant glimlachen (vermoedelijk uit beleefdheid) en niemand kan emoties tonen. Ik begrijp daar niets van. De films van Ozu draaien vrijwel allemaal om relaties tussen mensen maar aangezien ik geen flauw idee heb hoe mensen daar met elkaar omgaan en wat voor normen en waarden er daar gelden, heb ik ook geen idee op welke manier de relaties die ik in beeld gebracht zie in verhouding staan tot de ‘normale’ gang van zaken. En dan heb ik het nog niet eens gehad over alle gebruiken en tradities die daar gelden waar ik geen weet van heb.
- Ik snap werkelijk niets van de taal. Nu is dat bij heel veel andere films natuurlijk ook het geval, maar er is toch een groot verschil. Ik begrijp bijvoorbeeld ook geen Zweeds of Italiaans, maar toch kun je in een Bergman of Fellini film nog klanken, woorden of intonaties herkennen. Je begrijp de betekenis van de woorden dan wel niet, maar je hebt toch nog wel een klein begrip van de zinsstructuur, die is namelijk in grote delen gelijk aan de onze. Maar iedere willekeurige Aziatische taal is voor mij een brei van onbegrijpelijke klanken waar ik werkelijk geen touw aan vast kan knopen en waar ik dus ook geen enkele vorm van houvast of herkenningspunt heb. Bij een Suzuki yazuka film is dat allemaal nog niet zo’n probleem omdat het daar meer gaat over de actie dan over de dialoog, maar in een melodrama van Ozu (waar de gehele film draait om dialoog) vormt het voor mij een probleem.
- Ik ben altijd nogal verbaasd als mensen iets kunnen zeggen over acteerprestaties in Aziatische films, want ik zou daar niks over kunnen zeggen. Omdat ik niets begrijp van hun taal en ook niets van hun cultuur kan ik niet beoordelen of een acteerprestatie goed is of niet. Nu is het in zekere zin altijd onmogelijk om een acteerprestatie in een vreemde taal te beoordelen, omdat een groot deel van acteren neer komt op de manier waarop mensen woorden uitspreken. Als Mae West namelijk in een voor mij onbegrijpelijke taal zou spreken, zou de hele essentie van haar acteren (wat volledig ligt in de suggestieve manier waarop ze dingen uitspreekt en haar lichaamstaal) volledig langs mij heengaan; bepaalde finesses en details (die in mijn ogen het verschil maken tussen een goede acteerprestatie en een geweldige acteerprestatie) gaan verloren als je de taal niet spreekt. Bij Aziaten heb ik het gevoel dat ik net zo goed de acteerprestatie van een Marsmannetje kan gaan beoordelen – zo vervreemdend komt dat op me over. En aangezien de films van Ozu louter draaien om mensen vormt dit allemaal een probleem.
- In het geval van Ozu is de visuele stijl ook nog eens een obstakel, een stijl die ironisch genoeg tegelijkertijd zowel enorm zichtbaar als bijna onzichtbaar is. In zijn fameuze 360° stijl beweegt hij zijn camera nooit maar creëert hij een ruimtelijk gevoel middels zijn montage en zijn plaatsing van de camera. Ik zat constant te kijken naar de plaatsing van zijn camera en zijn prachtige, verkrampte composities waarin hij zijn acteurs vangt en de manier waarop hij een hypnotiserend ritme weet te creëren middels zijn montage. Ik zag erg veel raakvlakken met de structuralistische avant-garde cinema, een vorm van cinema waarin de stijl en structuur van de film het onderwerp van de film zelf vormen. ‘Late Autumn’ kwam op mij over als Hotel Monterey van Chantal Akerman, maar dan bevolkt met mensen. Op zich is dat natuurlijk allemaal geen probleem, ik juich dergelijk stilistisch bewuste regisseurs enkel toe, maar in dit geval vormde het wel een probleem omdat er een soort visuele verdubbeling optrad: alle informatie omtrent het verhaal moest ik uit de ondertitels halen (wat vaak ook auditief kan), maar omdat mijn aandacht constant richting de vorm van de film dreef nam ik niet meer op wat er in de ondertitels stond. Het was zelfs zo erg dat ik de meest basale plotlijntjes of karakterinformatie gemist had en ik aan mijn vriendje vragen moest wat er gezegd was.
Labels: Yasujiro Ozu