Les Week-ends maléfiques du Comte Zaroff ***1/2
Labels: mondo macabro, sexploitation
De dagelijkse beslommeringen van een anti-filmsnob
Labels: mondo macabro, sexploitation
Regie: Charles Laughton (1955)
Labels: mondo macabro
Labels: Robert Altman
Labels: Robert Altman
Regie: Robert Aldrich (1962)
Deze hoogst interessante film zou een heus subgenre opleveren, de ‘Grand Dame Guignol’, waarin vrouwelijke sterren op leeftijd niet helemaal lekker meer zijn in de bovenkamer en aan het moorden slaan. Ik vond de omschrijving ‘Sunset Boulevard meets Psycho’ wel een zeer treffende, hoewel ook een film als ‘Misery’ hier duidelijk op geënt is. Zoals gebruikelijk bevatten volgende films meer bloed en smerigheid en bedient deze film zich nog van psychologische horror, hoewel er een aantal scènes inzit die duidelijk de veranderende tijden in Hollywood reflecteren. Dat gezegd hebbende is de wat ziekelijke sfeer van de film sowieso beduidend anders dan veel films uit deze tijd en er was dan ook een iconoclast als Robert Aldrich voor nodig om zo’n film te maken. Aldrich vond het -in tegenstelling tot bv. Kubrick- juist zeer interessant om in Hollywood te blijven werken om zo tegen de stroom op te moeten roeien en dan krijg je dit soort subversieve werken. Samen met topcameraman Ernest Haller weet Aldrich het geheel meer dan uitstekend in beeld te brengen met zijn kenmerkende opmerkelijke cameraposities (vaak van bovenaf), terwijl ook de met een Oscar bekroonde kostuums en de arthouse-achtige (Felliniesque?) belichting er wezen mogen. Maar de ster van de show zijn uiteraard de twee actrices, Joan Crawford en Bette Davis. Van Crawford ben ik nooit zo’n fan geweest totdat ik haar ingetogen performance hier zag, want daar moet je wel van houden. En dan Bette Davis die met haar krankzinnige rol werkelijk alle ijdelheid aan de kant zet en echt all the way gaat. Ze schmiert zich op indrukwekkende wijze een weg door de film en slaagt erin tegelijkertijd geloofwaardig als grotesk te zijn. De film duurt met zijn 133 minuten waarschijnlijk iets te lang, ook al wordt de psychologische neergang van de karakters daardoor wel voelbaar. ‘What Ever Happened to Baby Jane’ is een klein subversief meesterwerkje dat liefhebbers van alternatieve Hollywood cinema niet mogen missen.
Labels: Robert Aldrich
Regie: Ray Dennis Steckler (1964)
Nou, mijn eerste filmervaring van Ray Dennis Steckler met een titel die eerst luidde ‘The Incredibly Strange Creature: Or Why I Stopped Living and Became a Mixed-up Zombie’, maar omdat dat teveel leek op de titel van een bepaalde film die een zekere Stanley Kubrick op dat moment aan het maken was, werd de titel aangepast. Geadverteerd als ’s werelds eerste zombiemusical is dit cult zoals cult bedoeld is. Of misschien zou je het zelfs camp kunnen noemen. Normale mensen moeten hier minstens honderd kilometer afstand van houden, maar gestoorde figuren die hun films graag in de diepste krochten van de filmwereld gemaakt zien worden, kunnen hier best een vermakelijke tijd aan beleven. Als je namelijk door alle fouten, onlogische shots en amateurisme heenkijkt, is er best wat te genieten. Zo is er bijvoorbeeld een zeer leuke droomsequentie, een hypnowiel dat rechtstreeks uit Marcel Duchamp’s ‘Anemic Cinema’ lijkt gedraaid, krankzinnige shots van kermislichten die een rechtstreeks ode lijken aan Man Ray’s avant-garde klassieker ‘Retour a la Raison’ en indrukwekkende achtbaanshots. Het beste element van deze film is sowieso het camerawerk, met talloze krankzinnige bewegingen en trucs die technisch vaak behoorlijk gecompliceerd zijn, wat echt niet de eerste de beste knoppendrukker kan. Maar als je bedenkt dat mensen als László Kovács (oa. ‘Easy Rider’) en Vilmos Zsigmond (oa. ‘Close Encounters of the Third Kind’, ‘Deliverance’ en allerlei Robert Altman films) hier achter de camera hebben gestaan, wordt de technische virtuositeit in deze lowbudget flick ineens verklaard. Het audiocommentaar van de immer scherpe en ironische Joe Bob Briggs is zeer vermakelijk en inzichtelijk en maakt de film helemaal draaglijk. Misschien niet de film die ik verwacht had, maar terecht een cultklassieker.
Labels: Ray Dennis Steckler