Regie: Wes Anderson (2007)
Ik heb Wes Anderson nooit zo begrepen en ik geloof dat deze film daar niet veel verandering in gaat brengen. Allereerst heb ik bij hem het Fellini effect, namelijk het gevoel dat je iedere keer naar exact dezelfde film zit te kijken, enkel met andere poppetjes. Een artiest die niet verandert of geen ontwikkeling doormaakt voelt voor mij verdacht aan. Als ik het gevoel krijg dat ik gewoon weer hetzelfde kunstje opgevoerd zie worden, zeker niet geholpen door het feit dat Anderson altijd met dezelfde groep acteurs, dezelfde soort humor en situaties werkt en altijd een soortgelijke soundtrack gebruikt, dan word ik nerveus; een eigen stijl is leuk, maar daarmee moet je niet in herhaling vallen. Een direct herkenbare stijl heeft Anderson zonder meer, talent ook zeker, maar dat is in mijn ogen niet voldoende om een groot filmartiest te zijn. Ook ‘The Darjeeling Limited’ lijdt aan het syndroom dat de film volledig doodgeregisseerd is, de te precieze stijl is te nadrukkelijk aanwezig. Ik snap dat zijn bijna wiskundige manier van filmen opzettelijk is, dat zijn voorliefde voor wiskundig berekende composities en zeer strakke camerabewegingen zijn handelsmerk zijn, dat hij zijn mise-en-scène bijna gebruikt als een wetenschapper zijn laboratorium gebruikt. Constant spookte de naam van Jean-Luc Godard door mijn hoofd tijdens deze film en ik kon het gevoel dat Wes Anderson gewoon een inferieure versie van Godard is niet van me afschudden. Ook Godard heeft meermalen gezegd dat hij zichzelf verwant ziet aan een wetenschapper, iets wat je bij Anderson ook voelt en beiden leggen zo’n sterke nadruk op de stijl dat ze voor mij als verwanten voelden. Natuurlijk zijn er ook legio verschillen tussen Godard en Anderson, al is het maar dat de wiskundige manier van composities en montage van Anderson lijnrecht staat tegenover Godard’s volledige onverschilligheid als het gaat om dat soort zaken, maar overeenkomsten zijn er ook in mijn ogen. Probleem is echter dat de stijl bij Anderson aanvoelt als een technische gimmick, niets meer dan enkel stijl, terwijl de zelfbewustheid bij Godard juist de essentie van zijn cinema vormt, een cinema die juist draait om zelfreflexie en het doorzien en begrijpen van de mechanismen die aan het filmische proces ten grondslag liggen.
Hiermee komen we op het grootste probleem wat ik heb met de films van Anderson, dat hij er in lijkt te slagen om stijl en inhoud van elkaar te scheiden, terwijl bij de grootste films stijl en inhoud juist hand in hand gaan, een organisch geheel vormen. Bij Anderson is dat in mijn ogen totaal niet het geval: stijl en inhoud gaan geen dialoog met elkaar aan, maar lijken volledig naast elkaar te bestaan, bijna onafhankelijk van elkaar. Normaal gesproken komt altijd eerst het verhaal en vervolgens kijkt de regisseur welke stijl het best bij dat verhaal past, op welke wijze hij dat verhaal zo mooi en zinnig mogelijk kan uitbeelden. Bij Anderson lijkt eerst de stijl er te zijn, als een soort onwrikbaar, voorgefabriceerd geheel en wordt het verhaal daar ingeperst. Ik voel in zijn films geen dialoog tussen stijl en inhoud. Het is dus een beetje het verschil tussen confectiekleding en haute couture: bij haute couture wordt de kleding op maat gemaakt voor de persoon (de passende stijl wordt gezocht bij een bepaalde inhoud), terwijl bij confectiekleding de persoon zich maar moet aanpassen aan de standaardkleding (bij de stijl wordt een willekeurig verhaal gezocht), waarbij nooit zo’n mooie symbiose kan ontstaan als bij haute couture. Neem ter illustratie van dit punt bijvoorbeeld de vroege films van Peter Greenaway: films als ‘The Draughtman’s Contract’ of ‘A Zed and Two Noughts’ kunnen een soortgelijke visuele aanpak als Anderson, met een voorliefde voor symmetrie en horizontale en verticale lijnen. Bij Greenaway echter, vormt die hele structuralistische aanpak de kern van zijn films en past die stijl ook bij de verhalen die hij ermee uitbeeldt: het concept van de tweeling bijvoorbeeld in ‘A Zed’ en de belangrijke positie van de schilder in ‘Draughtman’s Contract’, om nog maar te zwijgen van de bijpassende muziek en scenario’s, die ook allemaal voortkomen uit een structuralistische aanpak. Er is dus een rechtstreeks verband tussen de stijl en de inhoud van de films, een verband dat ik bij Anderson niet kan ontdekken. Dat de man talent heeft zal ik direct bevestigen en dat hij een unieke stem is in de Amerikaanse cinema ook, maar hij zal toch echt nog zichzelf enorm moeten ontwikkelen wil hij tot de grote namen gerekend mogen gaan worden, iets wat veel mensen nu al doen – in mijn ogen dus onterecht.
Labels: Wes Anderson