Dishonored (Josef von Sternberg, 1931) ****1/2
Zoals met alle films van Sternberg vind ik ook deze aanzienlijk beter bij een tweede kijkbeurt. Hij haalt het wat mij betreft nog net niet bij zijn echte meesterwerken, maar zelfs een subtopper van Sternberg steekt nog altijd met kop en schouders uit boven 99% van alle andere films. Waar ik de film de eerste keer bij vlagen nogal saai vond, daar had ik daar nu totaal geen last meer van, maar ook dit is een bekend Sternberg beeld; ik ken geen enkel ander regisseur wiens films steevast zoveel beter en fascinerender worden dan Sternberg. Net zoals zijn personages zich nooit laten lezen en bewust afstandelijk zijn, zo is dat ook met zijn films zelf en pas na herhaaldelijke kijkbeurten kun je door de oppervlakte heen prikken. Er zit ook in al zijn films absurd veel humor, maar dat is geen humor die je de eerste keer meekrijgt. Het is ook humor meestal die subversief zijn eigen film ondergraaft: het einde van deze film is qua verhaal in wezen ontzettend tragisch en zwaar op de hand, maar de perverse humor ondergraaft iedere mogelijke depressiviteit of ernst. Vergelijk het einde van deze film bijvoorbeeld eens met Garbo’s ‘Mata Hari’ en je begrijpt wat ik bedoel. Wat verder aan deze film opvalt is het constante gebruik van extreem lange cross-fades. Meestal wordt dat gebruikt aan het einde en begin van scènes, zoals gebruikelijk, maar soms gebruikt Sternberg het ook om dingen te tonen die zich tegelijkertijd afspelen. In beide gevallen heeft het hetzelfde effect en dat is dat de film een nogal abstract karakter krijgt, maar ik heb Sternberg al vaker een abstract filmmaker genoemd. Wat ook bijdraagt aan de abstractheid is het vele gebruik van stiltes, nog zo’n Sternberg trekje. Hij was natuurlijk op zijn hoogtepunt toen de geluidsfilm zijn intrede deed en met de komst van geluid kwam in een soort ultieme ironie ook de komst van stilte in film en Sternberg gebruikte deze stiltes als geen ander (vergelijk ze b.v. eens met de rappe dialoog in de meeste Warner Brothers films van deze periode). Het is volstrekt logisch dat Sternberg zo graag stilte gebruikte en niet alleen omdat hij zijn verhaal liever met beelden dan met woorden vertelde: het past ook zo goed in de afstandelijkheid en ongrijpbaarheid van zijn personages, die liever stilstaan dan iets ondernemen. Deze immobiliteit past volledig binnen Sternberg’s masochistische universum, waar alles draait om uitgestelde verlangens en bevroren afwachting.
Labels: Josef von Sternberg