zondag, september 27, 2009

Giallo (Dario Argento, 2009) **


Ik vond het een lichte verbetering ten opzichte van Mother of Tears, hoewel die dan wellicht weer (onbedoeld?) hilarisch was op allerlei momenten - Giallo is iets constanter maar ook weer saaier. Waar de titel op slaat is me niet helemaal duidelijk, want met de klassieke giallo heeft dit allemaal vrij weinig van doen - als we deze film als giallo gaan bestempelen dan verliest de term ook al zijn betekenis lijkt me. Hoewel het door Argento zelf geschreven verhaaltje ultiem Argento is in het gedoe met jeugdtrauma's, flashbacks en de typische gore is het misschien ook wel meteen het grootste euvel: Argento heeft het nooit zo moeten hebben van zijn schrijverskwaliteiten.

Ik heb de omschrijving van Argento als de Italiaanse Hitchcock echt nooit begrepen, want Argento is simpelweg geen goed suspenseregisseur. Ja, hij is in staat om afzonderlijke scenes van suspense te voorzien, maar dat maakt hem nog geen suspense regisseur in de Hitchcockiaanse zin van het woord. Essentieel voor Hitchcock is namelijk de manier waarop hij zijn verhalen vertelt, de virtuoze wijze waarop hij de kijker op het puntje van zijn stoel houdt, zelfs in de niet-spannende scenes. In de beste Hitchcock films is altijd sprake van een constant voortstuwende narratieve drive, waar de ene gebeurtenis als het ware gevolg moet worden door de andere en de kijker constant weten wil wat er gaat gebeuren. Met andere woorden, een essentieel onderdeel van Hitchcock's suspense (en iets wat veel mensen niet lijken te beseffen) is anticipatie en dat is iets waar Argento zelfs in zijn beste werk niet toe in staat geweest is, omdat zelfs in zijn beste werk geen sprake is van welke narratieve drive dan ook en scenes in principe als los zand aan elkaar hangen. Maar het punt is ook dat dit gebrek aan narratieve eenheid bij Argento nooit een probleem was, al was het enkel omdat Argento een compleet ander soort filmmaken beoefent dan Hitchcock - heel kort door de bocht het verschil tussen mainstream Hollywoodfilm waarin sprake is van een eenheid van vorm en inhoud en een vorm van exploitationfilm aan de andere kant, waar een dergelijke eenheid tussen vorm en inhoud veel minder een rol speelt en vervangen is door wat Manny Farber de pure uitzinnigheid en levendigheid van het leven noemde.

En het punt bij Argento is natuurlijk dat zijn gebrekkige narratieve kwaliteiten altijd ruimschoots gecompenseerd werden door momenten van visuele poëzie en uiterst memorabele uitzinnigheid, zozeer dat het enigszins overbodig werd om nog te klagen over zijn knullige verhaaltjes. Maar daar schuilt het grootste euvel van de film 'Giallo', een film die puur stilistisch niets voorstelt en ook feitelijk geen enkel memorabel moment kent. Argento's nogal fantasieloze gebruik van digitaal video maakt het er allemaal niet beter op en geeft 'Giallo' constant een soort made for TV feel, waardoor Argento's gebrekkige kwaliteiten op dramaturgisch vlak akelig blootgelegd worden. Van enige uitwerking van personages en thematiek of narratieve drive is helemaal geen sprake en bij gebrek aan redeeming qualities wordt dat al vrij snel een probleem.

Een ander groot probleem is toch wel Adrien Brody. Nu moet ik meteen bekennen dat er weinig mensen zijn die ik zo slecht kan hebben als deze figuur, maar in 'Giallo' is ie met zijn ringbaardje nog onuitstaanbaarder dan normaal. Het is vooral zijn ontzettend 'belangrijke' manier van acteren die me zo op de zenuwen werkt: met zijn halfgesloten oogleden, peinzende blik en getergde stem lijkt het alsof Brody constant alle ellende van de wereld moet meezeulen en in combinatie met het voor Argento gebruikelijke, nogal houterige acteerwerk van de rest van de cast is het niet verwonderlijk dat geen van de personages ook maar enigszins tot leven komt. Na het nogal onnozele einde vraag je je dan ook af waar je de hele tijd naar hebt zitten kijken en toen kwam ik tot de conclusie dat 'Giallo' een nogal doorsnee horrorfilm is die als los zand aan elkaar hangt zonder enig moment dat zich op je netvlies brandt en dagen blijft hangen. Ik wil niet meteen zeggen dat het een slechte film is, iedereen met voldoende sympathie voor dit soort genrewerk zal zich er vermoedelijk nog enigszins mee kunnen amuseren, maar als een 'Argento film' voldoet het geenszins.

Labels:

dinsdag, september 08, 2009

Anatahan (Josef von Sternberg, 1953) *****


Sternberg’s laatste film is ook een van zijn meest zeldzame en een van zijn grootste flops, een film die behalve in Japan nergens een fatsoenlijke bioscooprelease gehad heeft destijds en ook daarna maar zelden te zien geweest is. Ik ben in de bevoorrechte positie geweest om de film iets meer dan een jaar geleden in de Cinematheque Française te zien en nu is er dan zelfs een DVD van verschenen! Hoewel Sternberg ooit een van de meest prestigieuze regisseurs van Hollywood was moest hij voor zijn zwanenzang helemaal naar Japan om nog een film te kunnen maken – Hollywood is onverbiddelijk wat dat betreft. Maar het is misschien ook wel toepasselijk dat Sternberg een film als ‘Anatahan’ in Japan moest maken, want hij heeft eigenlijk nooit gepast in Hollywood, experimentele kunst en de Dreamfactory gaan meestal niet goed samen. Sternberg baseerde ‘Anatahan’ op een waargebeurd verhaal van een groep Japanse soldaten die in WOII meerstorten op een onbewoond eiland en daar 8 jaar lang verblijven, weigerend te geloven dat de oorlog al afgelopen is - ‘truth is stranger than fiction’ soms.

Een van de meest eigenaarde aspecten van ‘Anatahan’ is het formele aspect: alle dialoog is in het Japans en ook niet ondertiteld; Sternberg zelf spreekt continu een voice-over in, waarin hij soms de Japanse dialoog vertaald, soms commentaar geeft op wat er gebeurd is en ook continu verteld wat er komen gaat. Sterker nog, aan het begin van de film deelt Sternberg ons direct mee wat er gaat gebeuren in de film en hij blijft dit aan het begin van bijzonder veel scènes doen. Een conventionele dramatische spanningsboog wordt hierdoor automatisch onmogelijk gemaakt en de relatie die de kijker met ‘Anatahan’ heeft is anders dan bij de meeste films. Het is overigens zeker niet voor het eerst dat Sternberg deze tactiek gebruikt, bijvoorbeeld in ‘The Scarlet Empress’ doet hij hetzelfde met geschreven tussentitels en de reden is eigenlijk erg simpel: als je al weet wat er komen gaat hoef je ook geen aandacht meer te besteden aan het verhaal en wordt je welhaast gedwongen om naar de stijl te kijken, altijd een essentieel onderdeel van Sternberg’s films en in zijn ogen zelfs de enige reden om zijn films te kijken (hij heeft wel eens gezegd dat je zijn films ook ondersteboven kunt kijken). Het is ook die typische Sternbergiaanse afstandelijkheid, welke in deze film enkel versterkt wordt door de cynische en extreem monotone wijze waarop Sternberg zijn voice-over inspreekt. Een god die bijna met verachting neerkijkt op de mens en zijn stommiteiten.

Maar toch is de film als geheel nergens afstandelijk, hij is juist ontzettend hypnotiserend en meeslepend, hoofdzakelijk dankzij de visuele poëzie die Sternberg in zijn beste werk weet te bereiken en deze film hoort vrij duidelijk tot zijn beste werk. Sternberg hield natuurlijk van een volgeplamuurde mise-en-scène en in deze film overtreft hij misschien zelfs ‘The Devil is a Woman’ als het gaat om een barokke mise-en-scène: de film speelt zich vrijwel volledig af in een jungle, dus Sternberg kan zich uitleven in een wirwar van takken, bladeren, lianen en andersoortige begroeiing. Het is natuurlijk geen realistisch oerwoud, want de regisseur had een hartgrondige hekel aan realisme: hij liet in een enorme hangar een compleet artificieel oerwoud bouwen, zoals de Expressionisten dat ook pleegden te doen en de bladeren zijn nog net niet van plastic, maar ‘Anatahan’ is wel de meest ‘synthetische’ van alle Sternberg films, waarbij de volledig synthetische film het ideaal vormde voor Sternberg. Ook fantastisch hoe hij bij enkele scènes tegen het einde van de film extreem duidelijk een foto gebruikt als achtergrond, het is studiofilmerij op zijn meest extreem. Al deze gekunsteldheid wordt echter weer ondermijnt door de vele shots van de echte zee die de gehele film doorspekken. Sternberg zelf heeft, op zijn typische manier, het floppen van de film hier aan geweten: dat hij de echte zee heeft gefilmd, maar het is in mijn ogen juist wat de film zo krachtig maakt: de combinatie van het artificiële en het natuurlijke die tegen elkaar opboksen.

Daarmee komen we op een cruciaal punt: de film zegt meer over de aard van de mens dan praktisch iedere andere film. Hoewel Sternberg zijn uiterste best doet om alles zo afstandelijk en gekunsteld mogelijk te maken, is zijn analyse van de mens als een mes door boter. Het zijn ‘echte’ mensen in een verder compleet onechte omgeving. Net zoals een entomoloog insecten bestudeert met een vergrootglas, zo bestudeert Sternberg de mensheid in ‘Anatahan’ en dringt met bijna speels gemak door tot de kern. Het is bijna sociale wetenschap gepresenteerd als expressieve poëzie.

Labels: