Gedachten over slashers
Het zal inmiddels geen geheim meer zijn dat horror een van mijn favoriete genres is en binnen de horror is de slasher veruit mijn favoriete subgenre. Wat mij betreft kun je alle filmliefhebbers in twee groepen indelen: diegenen die slashers begrijpen en diegenen die slashers niet begrijpen en helaas is die eerste groep ontzettend klein en die tweede groep veel te groot. Er is geen subgenre wat zo steevast neergesabeld is als de slasher. Iedere criticus zet enkel al bij het woord slasher een onvoldoende neer en op een site als WhatIWatch regent het altijd onvoldoendes bij slashers. De kritiek, voor zover je dat kritiek kunt noemen, komt altijd op hetzelfde neer: klagen over een voorspelbaar verhaal en clichés, soms nog gelardeerd met slecht acteerwerk of onlogica. De mooiste bekritisering van een slasher blijft nog altijd ‘een dertien in een dozijn slasher’, alsof niet iedere slasher een dertien in een dozijn slasher zou zijn. Het zal waarschijnlijk nooit gebeuren, maar ik hoop dat men ooit in de Nederlandse les de term ‘dertien in een dozijn slasher’ als voorbeeld geeft van het fenomeen pleonasme, naast ‘groen gras’ en ‘grijs beton’.
Het grootste probleem zit hem vermoedelijk in het feit dat mensen om redenen die mij niet helemaal duidelijk zijn zo’n nadruk leggen op het begrip originaliteit, wat veruit het belangrijkste criterium lijkt te zijn als mensen een film beoordelen. Ik begrijp dat dus niet zo. Om het maar even kort te zeggen: om echt te kunnen beoordelen of een film origineel is, moet je letterlijk iedere film die ervoor gemaakt is gezien hebben en er is geen mens op aarde die iedere film gezien heeft. Het probleem is namelijk dat je een film enkel relatief beoordeelt en niet absoluut. Originaliteit is altijd ten opzichte van iets anders. Dus het kan dus voorkomen dat je een film de hemel in prijst vanwege zijn originaliteit en een week later een andere film ziet die exact hetzelfde doet, maar wel jaren eerder gemaakt is waardoor die film die je eerst gezien had blijkbaar ineens niet meer origineel en daarmee dus minder goed zou worden. Waarom kunnen we niet gewoon een film beoordelen op zijn eigen kwaliteiten? Op de innerlijke logica en constructie van een film, de manier waarop alle elementen harmonisch samenwerken, waarmee de som groter wordt dan de afzonderlijke delen? Ik wil hier zeker niet zeggen dat context niet belangrijk is, integendeel. Maar context is altijd enkel een middel om een film beter te begrijpen en niet een doel op zich. Context kan leiden tot meer inzicht, beter begrip en daarmee een hogere beoordeling, maar context op zichzelf is geen kwaliteit.
Het probleem is namelijk dat mensen een film als ‘Inception’ op voorhand al een betere film vinden dan ‘Friday 13th Part III’. Nog voordat ze een filmframe gezien hebben, hebben ze in feite die conclusie al getrokken, om de doodeenvoudige reden dat ‘Inception’ origineel is en ‘Friday’ niet. Mensen kijken dus niet meer naar de film zelf, maar naar een concept. Anders kan ik niet verklaren dat mensen een slasher kijken en dan met een stalen gezicht kunnen verklaren dat het verhaal voorspelbaar was. Wat had je dan verwacht? Iedere slasher is namelijk exact hetzelfde. In de pers worden het vaak ‘stalk and kill’ films genoemd en hoewel dat duidelijk denigrerend bedoeld is, is het een term die de films uitstekend omschrijft. Het dekt namelijk de lading volledig.
Over het algemeen wordt de geboorte van de slasher gezien met de release van twee films in hetzelfde jaar: Hitchcock’s ‘Psycho’ en Powell’s ‘Peeping Tom’ uit 1960. Dat wil overigens niet zeggen dat er niet eerder films gemaakt waren die duidelijke kenmerken vertonen van de slasher; in de film ‘Thirteen Women’ uit 1932 bijvoorbeeld vermoordt Myrna Loy uit wraak haar oude klasgenoten en houdt de slachtoffers die ze gehad heeft bij door een groot kruis door hun foto in het jaarboek te zetten, een geliefd mechanisme in vele latere slasher films. Uiteraard vinden deze moorden offscreen plaats en het is exact daarom dat ‘Psycho’ en ‘Peeping Tom’ gezien worden als de vader en de moeder van de slasher, aangezien de moorden hier een stuk meer grafisch werden (hoewel bijvoorbeeld ook bij ‘Peeping Tom’ nog het grootste gedeelte offscreen gebeurt). Dankzij een film als ‘Blood Feast’ (1963) werden de deuren voor het tonen van grafische gore helemaal wagenwijd opengezet, maar het zou nog een poos duren voordat de slasher echt geboren zou worden. De Italiaanse giallo zou een sterke invloed zijn en dan met name twee films die curieuze giallo/slasher hybrides zijn: ‘Mario Bava’s ‘Bay of Blood’ (1971) en Sergio Martino’s ‘Torso’ (1973). Bava, die met ‘The Girl Who Knew Too Much’ (1963) en ‘Blood and Black Lace’ (1964) vrijwel eigenhandig het giallo genre had gecreëerd, was ook de eerste om datzelfde genre weer te begraven in 1971, door ‘Bay of Blood’ te laten beginnen als een giallo, maar het razendsnel om te laten draaien in een proto-slasher. Ook Torso begint als giallo, maar verandert in het laatste gedeelte in een duidelijke voorloper van de slasher.
Het is echter John Carpenter’s ‘Halloween’ uit 1978 die meestal gezien wordt als de eerste echte moderne slasher en vermoedelijk hoofdzakelijk om die reden is ‘Halloween’ een van de handjevol slashers (hoewel vermoedelijk samen met ‘Scream’ de enige) die door de mainstream pers gezien wordt als een echte goede film. Het lijkt me dat de (technische) kwaliteit van Carpenter’s film als een paal boven water staat, maar de originaliteit (daar is het weer!) van de film, lijkte me complete nonsens, terwijl dat toch de hoofdreden is dat de meeste mensen de film zo ‘waarderen’. In de eerste plaats doet de film niet bepaald veel moeite om de verwijzingen naar ‘Psycho’ te verbergen: de dochter van het beroemde douche slachtoffer Janet Leigh, Jamie Lee Curtis, is duidelijk gecast om die reden en zou hiermee de rol van haar moeder als ‘scream queen’ overnemen en net als in ‘Psycho’ heeft ook ‘Halloween’ een personage met de naam Sam Loomis. Maar een groter probleem voor de originaliteit van ‘Halloween’ is dat de film simpelweg niet de eerste was, dat was Bob Clark’s ‘Black Christmas’ uit 1974. Behoorlijk veel van de ‘vernieuwingen’ die namelijk aan Carpenter worden toegeschreven, zitten ook al in ‘Black Christmas’ en toch is ‘Halloween’ praktisch bij iedere filmliefhebber bekend, terwijl de Clark film enkel onder diehard genreliefhebbers als klassieker gezien wordt.
Daarnaast is de rechtstreekse invloed van ‘Halloween’ op de slasher boom veel minder groot dan men ons doorgaans wil doen geloven, aangezien er niet zo gek veel slasher gemaakt zijn direct na het fenomenale succes van ‘Halloween’. De echte slasher mania zou namelijk pas ontstaan na de release van ‘Friday the 13th’ in 1980, een film die veel meer geïmiteerd is dan ‘Halloween’. De Carpenter film draait voornamelijk om suspense, terwijl ‘Friday’ meer de nadruk legt op het simpele moordwerk en voor het eerste is echt filmtalent nodig, terwijl je voor het laatste in principe niet meer nodig hebt dan acteurs, een camera en een fles ketchup – iets wat voor beginnend lowbudget filmmakers aantrekkelijker is dan de imponerende technische krachtpatserij van Carpenter. Maar daarnaast is er nog een ander cruciaal verschil tussen beide films en dat is dat ‘Halloween’ een independent release (de meeste succesvolle independent release tot aan ‘The Blair Witch Project’) was en ‘Friday’ door Paramount studio’s is uitgebracht. Paramount heeft hier vreselijk veel kritiek over gehad, aangezien veel mensen het verschrikkelijk vonden dat een studio met zo’n illuster verleden als Paramount zich nu ging verlagen tot wat men zag als het laagste van het laagste. Andere studio’s echter slikten hun hypocriete kritiek echter snel in, toen ze zagen hoe succesvol ‘Friday the 13th’ was aan de kassa’s en duidelijk werd hoe commercieel succesvol een slasher kon zijn (ongetwijfeld nog een reden voor ‘serieuze’ critici om slashers te haten): je hebt geen dure sterren (hooguit een verlopen voormalig filmster), geen dure sets (een bos is genoeg) en geen complex script nodig, waardoor de films snel en extreem goedkoop gemaakt kunnen worden, terwijl ze toch ontzettend veel geld kunnen binnenharken. De ideale melkkoe dus voor de filmindustrie en dat was ook exact wat het genre zou worden in de periode die meestal gezien wordt als The Golden Age of Slashers: 1980-1984.
In die periode vloog de ene na de andere slasher je om de oren, maar halverwege jaren ’80 was het feest ook alweer praktisch ten einde. Niet dat er toen helemaal geen slashers meer gemaakt werden (enkele van de leukste zijn juist in deze periode gemaakt), maar de absurde aantallen van de 80-84 periode werd ook duidelijk niet meer gehaald. Een van de redenen hiervoor is ongetwijfeld overload, want iedere slasher is uiteindelijk natuurlijk hetzelfde en overdaad schaadt soms echt, zelfs voor dit genre. Maar daarnaast kwam er ook steeds meer en meer kritiek op het genre. Bijvoorbeeld de notoire kerstmis slasher ‘Silent Night, Deadly Night’ (1984) kreeg ladingen kritiek over zich heen, vooral van allerlei groeperingen die vonden dat deze travestie van de Kerstman toch echt niet door de beugel kon en zelfs overgingen tot protesten bij de bioscopen waar de film vertoond werd. Daarnaast waren het vooral filmcritici die zich steeds negatiever gingen uitlaten over het genre, voornamelijk vanwege het zogenaamde vrouwonvriendelijke karakter. Er is een hilarisch TV interview waarin Roger Ebert bloedserieus zit te verklaren hoe vrouwonvriendelijk en walgelijk slashers toch allemaal wel niet zijn – duidelijk twee duimpjes omlaag van Roger. Deze vrouwonvriendelijkheid is een mythe die om een of andere reden maar niet wil verdwijnen en wordt meestal gezocht in het ‘feit’ dat in slashers schaars geklede dames op een bloederige wijze aan het mes worden geregen. Dat dit gebeurt wil ik niet ontkennen en waarom zou ik? Een beetje T&A (titts and ass) is altijd leuk in ieder exploitationgenre. Maar wat altijd over het hoofd wordt gezien is het feit dat dit zich niet beperkt tot vrouwen, aangezien de mannen net zoveel te verduren krijgen. Er is zelfs ooit iemand geweest die alle moorden in alle slashers samen heeft opgeteld en daaruit bleek dat er uiteindelijk zelfs meer mannen dan vrouwen vermoord worden in slashers! Maar je hebt zo’n onderzoek eigenlijk helemaal niet eens nodig, omdat vrijwel iedere slasher zich focust op de vrouwen en de meeste kerels letterlijk enkel een decoratief karakter hebben en er uitsluitend zijn om als slachtoffer te dienen. En hieraan verwant is uiteraard het principe van The Final Girl, aangezien het in ongeveer 95% van alle slashers uiteindelijk een vrouw is die alle ellende overwint en de moordenaar confronteert en overwint – voor mannen is zo’n heroïsche rol zelden weggelegd. Hierbij wordt er ook vaak nadruk gelegd op het feit dat het fallische steekwapen van de moordenaar afgepakt wordt door de vrouw en ze de moordenaar dus symbolisch en letterlijk castreert. In een feministische slasher als ‘The Slumber Party Massacre’ (1982, geschreven door een militante lesbienne en geregisseerd door een vrouw) krijgt dit punt extra nadruk om redenen die nu duidelijk mogen zijn.
Hoe het ook zij, alle kritiek maakte het voor filmstudio’s wel steeds minder aantrekkelijk om slasher uit te brengen, zeker gezien de steeds minder wordende opbrengsten en de slasher zou dan ook langzaam maar zeker van de radar verdwijnen. Tot 1996. Toen kwam ‘Scream’. Dat is althans wat men ons wil wijsmaken.
‘Scream’ wordt unaniem gezien als de wedergeboorte van het slasher genre en het moment waarop het genre nieuw leven ingeblazen zou worden door reflexief te zijn en naar zichzelf te gaan verwijzen. En net als bij ‘Halloween’ is dit de reden dat ‘Scream’ een originele en daarmee dus goede film is. De vervolgen zijn uiteraard weer minder omdat ze minder origineel en meer van hetzelfde zijn, alsof de eerste ‘Scream’ echt iets nieuws zou brengen.
Dit is een goed moment om er even van genretheorie bij te halen. De genretheorie is een nogal complex gebied waarin er weinig overeenstemming bereikt wordt, maar waar de meeste theoretici het wel over eens zijn is dat alle genres (of het nu een musical of een western is) zich volgens hetzelfde patroon ontwikkelen (verdwaalde uitzonderingen daargelaten natuurlijk, het gaat hier uitsluitend om algemene patronen). Het is een ontwikkeling in duidelijk herkenbare fases: een genre begint uiteraard in een soort ontwikkelingsfase waarin genreconventies zich beginnen te ontwikkelen en de grenzen van het genre langzaamaan zich beginnen af te tekenen. Vervolgens loopt dit over in wat men meestal de klassieke fase noemt, het moment waarop een genre zijn hoogtepunt en meest pure vorm bereikt. Dit wordt gevolgd door een reflexieve fase waarin het genre zich bewust wordt van zichzelf en waarin er vaak ook invloeden uit andere genres bijkomen om uiteindelijk uit te monden in de laatste fase, die gekenmerkt wordt door parodie/hommage en pastiche. Zelfs iets als film noir, waarvan de echte status als genre nog steeds betwist wordt, past gemakkelijk in dit model: een ontwikkelingsfase (films als ‘M’ en ‘City Streets’, beide 1931); de klassieke fase die ingeluid wordt door ‘Stranger on the Third Floor’ (1940) en ‘The Maltese Falcon (1941); de reflexieve fase (Kiss Me Deadly, 1955 en ‘Touch of Evil, 1958); de periode van parodie/hommage/pastiche die via de Nouvelle Vague zou leiden tot de neo-noir van ‘The Long Goodbye’ (1973), ‘Chinatown’ (1974) en ‘Dead Men Don’t Wear Plaid’ (1982).
Als we de slasher op deze manier gaan bekijken, dan lijkt het ook behoorlijk in het patroon te passen: de ontwikkeling van ‘Psycho’ en ‘Peeping Tom’; de klassieke fase van 1980-84 en de reflexieve/parodie fase die met ‘Scream’ wordt ingeluid. Dit is echter bedrieglijk, aangezien de slasher al vanaf het allereerste moment alle fases in zich verenigd had: ‘Halloween’ is opzichtig gemodelleerd op ‘Psycho’ en ‘Friday the 13th’ is praktisch een rip-off van Bava’s ‘Bay of Blood’, onder de muziek van ‘Psycho’. Regisseur Sean Cunningham heeft dat laatste overigens ontkend in een interview, hij claimt dat hij de Bava film pas gezien heeft nadat ‘Friday’ al uit was, maar dat lijkt me niet echt geloofwaardig en een poging om zijn status als regisseur van een invloedrijke film te beschermen – als zou blijken dat hij alles bij elkaar gejat heeft, dan zou hij die status prompt verliezen. Hoe het ook zij, of Cunningham ‘Bay of Blood’ nu gezien had of niet, in het tweede deel van ‘Friday the 13th’ zit een moordscene die rechtstreeks uit de Bava film geheveld is, dus de makers van het tweede deel waren zich duidelijk wel bewust van Bava. Misschien komt het omdat de slasher zich ontwikkeld heeft middenin het postmodernisme, maar het hele genre is doorspekt met ontologische verwijzingen en heeft zich door de jaren heen feitelijk totaal niet ontwikkeld: zoals bijvoorbeeld eerder opgemerkt is ‘The Slumber Party Massacre’ een rechtstreekse reactie op de kritiek dat slasher vrouwonvriendelijk zouden zijn en is er een moment in ‘Friday the 13th Part III’ waarin een van de personages het horror magazine Fangoria aan het lezen is met daarin een interview met make-up specialist Tom Savini, exact dezelfde Savini inderdaad die de special effects voor het eerste deel van ‘Friday the 13th’ heeft gedaan. En dan is er bijvoorbeeld nog ‘Student Bodies’ uit 1981, de eerste volbloed slasher parodie die middenin de klassieke fase van de slasher (een jaar na de oerknal!) het publiek al wijst op de regels en clichés waar het genre op drijft, exact de ‘originaliteit’ dus waar ‘Scream’ 15 jaar later om geprezen werd.
Maar mijn punt is juist dat dit spel tussen genre en kijker dat in films als ‘Student Bodies’ en ‘Scream’ expliciet gemaakt wordt, in vrijwel iedere slasherfilm al impliciet aanwezig is. De auto die niet wil starten, de deur die pas op het laatste moment opgaat, de moordenaar die, op het moment dat je denkt dat ie nu toch echt dood is, nog een laatste keer terugkomt – het zijn het soort clichés waardoor de slasher hatende figuren met de handen in het haar zitten, omdat ze dit blijkbaar zien als onorigineel, onlogisch of slecht geschreven of wat dan ook. Wat dat soort figuren zich niet realiseren is dat dit soort momenten juist in die films zitten OMDAT het clichés zijn. Het is echt niet zo dat de makers van al die slashers zich niet bewust waren van deze clichés of te weinig inspiratie hadden om met iets origineels op de proppen te komen. Het is juist de bedoeling dat de kijker in de gaten heeft dat dit clichés zijn, dat is exact de grap van de wisselwerking tussen slasher en publiek. Slashers zijn niet leuk ondanks dat ze allemaal hetzelfde zijn, ze zijn juist leuk OMDAT ze allemaal hetzelfde zijn. Het levert ook letterlijk een andere kijkhouding op: bij een film als ‘Inception’ ben je de hele film bezig om het verhaal te kunnen volgen en gaat al je energie daar in zitten; bij een slasher weet je al precies wat er gaat gebeuren, nog voordat de films zelfs maar begonnen is, wat dus ook wil zeggen dat je terug kunt leunen en als het ware tussen de regels door kunt gaan lezen. De films zelf moedigen een dergelijke houding aan.
De filmtheoreticus Noel Carroll heeft een invloedrijk boek geschreven ‘The Philosophy of Horror’, waarin hij alle verhalen die een horrorfilm kan hebben terugbrengt tot drie paradigma’s. Met andere woorden: een horrorfilm is altijd een variatie op dezelfde drie mogelijkheden, dus dan wordt originaliteit sowieso al een onmogelijkheid. En de schoonheid van de slasher is nu juist dat het iedere keer weer exact dezelfde variatie is op hetzelfde thema. Ieder genre kent dergelijke terugkerende patronen, maar de slasher is bijna avant-garde in zijn volhoudende nadruk op iedere keer exact hetzelfde patroon en zijn totale weigering om dit te verhullen. Ik vermoed dat hier het probleem schuilt voor veel mensen, omdat de slasher het spel dat andere genres spelen weigert mee te spelen. Neem bijvoorbeeld een James Bond film, die is ook iedere keer hetzelfde. Iedere keer weer wil een booswicht de wereldheerschappij veroveren en iedere keer weer moet James dat vuige plan zien te verijdelen en hij doet dat door middel van praten, rennen, schieten, neuken en drinken. Enkel de ordening van aankleding van deze ingrediënten wisselt, verder is altijd alles hetzelfde. Het punt is nu dat mensen in principe wel in de gaten hebben dat iedere Bond film hetzelfde is (toen besloten werd om voor ‘Quantum of Solace’ enkele vaste ingrediënten weg te laten, werd dat voorpagina nieuws), maar het is waarschijnlijk juist die delicate balans tussen herkenbaarheid en ‘vernieuwing’ die mensen in staat stelt om voor zichzelf te ontkennen dat iedere film uiteindelijk weer op hetzelfde neer komt. Met andere woorden: ze laten zich graag in de luren leggen door de film, iets waar Hollywood zelf zich uiteraard al jaren van bewust is. ‘If you’ve seen one, you’ve seen ‘em all’, om ‘Singin’ in the Rain’ te quoten. Echter als mensen niet een herkenbaar ijkpunt als James Bond hebben, blijkt het vaak moeilijker voor mensen om te zien dat ze binnen genres keer op keer naar dezelfde film zitten te kijken – in mijn ervaring zijn namelijk slechts zeer weinig mensen in staat om op dergelijke abstracte wijze naar films of genres te kijken en de patronen die eronder schuil gaan te herkennen. Of misschien willen ze dat ook niet. Hoe het ook zij, ik vermoed dat slechts weinig mensen, ook al zouden ze beiden direct na elkaar kijken, in de gaten zullen hebben dat ‘My Fair Lady’ en ‘The Opening of Misty Beethoven’ exact dezelfde film zijn, niet in de laatste plaats omdat de eerste een musical en de tweede een pornofilm is. Door de aankleding heenkijken is onmogelijk of onwenselijk. Dit punt wordt bijvoorbeeld fantastisch geïllustreerd in de Doris Day film ‘The Thrill of it All’. In die film worden drama stukken voor TV opgevoerd waarbij letterlijk iedere keer exact dezelfde scene wordt opgevoerd, enkel in een andere setting met andere kostuums. Als iemand hier een opmerking over maakt, zeggen de executives iets in de trant dat het publiek dit toch niet ziet, iets wat komisch wordt tegengesproken door de twee kinderen van Doris Day die voor de TV zitten te klagen dat het exact hetzelfde verhaal is maar dan in andere kostuums. De humor van de scene schuilt hem in de wijze waarop het eindeloze herhalen van dezelfde verhalen in een andere verpakking door Hollywood wordt blootgelegd, terwijl er ook duidelijk verwezen wordt naar de realiteit dat het publiek vaak niet door de aankleding heen kan of wil kijken.
En dat is precies waar het probleem schuilt bij slashers: er is niet eens aankleding meer. De films doen niet eens een poging om te verhullen dat ze allemaal hetzelfde zijn, het wordt zelfs constant benadrukt. Het genre zelf legt zijn eigen geraamte bloot en gaat daarmee in tegen het spel dat films doorgaans spelen. Dat slasher een zelfbewuste eenheidsworst zijn, wordt nog eens extra versterkt door het feit dat er in principe slechts drie soorten slashers zijn (uitzonderingen wederom daargelaten): de backwoods slasher (waarschijnlijk de meest bekende dankzij ‘Friday the 13th’), de holiday slasher (‘Halloween’ en ‘Black Christmas’ zijn hier de blauwdruk, hoewel praktisch iedere feestdag of bijzondere gebeurtenis zijn eigen slasher heeft) en de sorority slasher (films die zich op een school of campus afspelen). Dat deze onderverdeling ook in elkaar kan overlopen wordt al bewezen door ‘Black Christmas’, die zowel holiday als sorority slasher is. Daarnaast is er nog het idee van de uit de hand gelopen prank, waarbij vaak iemand gruwelijk misvormd achterblijft en daarom wraak neemt op zijn slachtoffers, iets wat in praktisch iedere sorority slasher terugkomt, maar ook bijvoorbeeld in een backwoods slasher als ‘The Burning’ terugkeert. Het feit dat mensen in slasher na slasher na slasher na slasher terugvallen op deze patronen en thema’s zou op zichzelf al reden genoeg moeten zijn om te vermoeden dat het allemaal vreselijk bewust is en niet veroorzaakt wordt door gebrek aan inspiratie. Gisteren heb ik toevallig de eerste drie delen van ‘Friday the 13th’ gezien en ik ben nu alweer praktisch vergeten welke scene nu precies in welk deel zit, maar dat is exact wat er zo mooi is aan slashers: alle scènes zijn inwisselbaar en het hele genre is praktisch een lange film. De laatste drie films van Luis Bunuel hebben dit ook, evenals de laatste drie Westerns van Howard Hawks en dat is absoluut geen nadeel, behalve dan als je opstaat en naar bed gaat met een onnozel concept als ‘originaliteit’. Dit soort werken betwisten juist het idee van originaliteit en de gedachte dat ieder werk iets ‘nieuws’ moet brengen. Moest Bach echt 250 cantates schrijven, die allemaal op vergelijkbare structuren gebouwd zijn? Er is iets vreselijk bevrijdend in deze eindeloze variatie op hetzelfde, op dezelfde wijze als de eindeloze variatie op hetzelfde in een mantra of Minimal Music compositie als Steve Reich’s ‘It’s Gonna Rain’ bevrijdend kan zijn omdat het je dwingt tot een compleet andere benadering of houding. Slashers verbrijzelen allerlei geaccepteerde noties van kunst en hebben veel meer gemeen met de experimentele film dan veel mensen lijken te beseffen. Of kunnen bevatten, want datgene wat mensen niet kunnen bevatten, moet vernietigd of verbannen worden.
Maar ik wil de slasher ook weer niet overladen met teveel theoretische toeters en bellen, want dat heeft het genre gewoon niet nodig. Want slashers zijn vooral heel leuk en mensen die dat niet begrijpen nemen zichzelf en slashers simpelweg te serieus. Wat is er dan precies leuk aan slashers? Die idiote tieners met hun onnozele problemen; iedere keer hopen dat er lekkere kerels (of wijven) in een slasher zitten, waar je schaamteloos naar kunt staren; vervolgens boos zijn dat je favoriete lekkertje als eerste ten prooi valt van de moordenaar (iets wat bijna altijd lijkt te gebeuren!); de spanning en adrenaline van de achtervolgingen waarin je je op een onschuldige manier in de rol van moordenaar/slachtoffer kunt inleven en allerlei emoties kunt ondergaan die in het dagelijkse leven wat minder geaccepteerd zijn; T&A; iedere keer weer diezelfde herhaling van zetten. Wat dat betreft is een slasher net als een achtbaan: het is iedere keer hetzelfde, maar toch is het iedere keer dezelfde plezierige primaire ervaring, ook al weet je exact wat er komen gaat. Of vergelijk het met een stamkroeg: iedere week zijn het dezelfde mensen die je ziet en onderga je dezelfde rituelen, maar het is juist de herkenbaarheid en vertrouwdheid die het allemaal zo plezierig maken. Of beter gezegd, is een slasher dus als een achtbaan in je stamkroeg: de adrenaline van de primaire ervaring gecombineerd met herkenbaarheid en vertrouwdheid. Dat is natuurlijk vreselijk oppervlakkig allemaal, maar wie heeft ooit bepaald dat oppervlakkigheid niet gewoon een heel belangrijk deel van het leven is?
Labels: slashers