maandag, januari 15, 2007

Blonde Venus ****

Regie: Josef von Sternberg (1932)


Josef von Sternberg wordt door veel cinefielen gezien als een van de giganten van de cinema, maar afgezien van het zeer teleurstellende en houterige ‘Morocco’ had ik nog nooit een film van hem gezien. Von Sternberg wordt vaak gezien als een van de meest experimentele regisseurs die in Hollywood werkzaam geweest zijn, iemand die maar half geïnteresseerd was in het verhaal en puur als visueel visionair gezien wordt, zo zeer zelfs dat sommige mensen hem geclaimd hebben als non-narratief filmmaker ondanks dat al zijn films duidelijke verhalen bevatten. Vaak wordt hij vergeleken met Douglas Sirk want beiden hadden een grote interesse in glamour en glitter, een passie voor gestileerdheid en overdadigheid, veel aandacht voor de presentatie van de buitenkant en de neiging om melodrama zodanig over de top te jagen dat het spot of parodie werd. Hij is door een campfiguur als Jack Smith (‘Flaming Creatures’) genoemd als grootste inspiratiebron, Smith die zich volledig verloor in zijn uitzinnige gay-campinstelling van overdadige kostuums en make-up en een verheerlijking van artificiële schoonheid. Josef von Sternberg is de overtreffende trap van stijl verheffen boven inhoud.

Het begin is een werkelijk prachtig staaltje visueel verhalen vertellen: enkele dames zwemmen in een meer omringd door geïnteresseerde kerels. Er is vervolgens een prachtige overgang van het water van het meer naar het water van een badkuip waarin een baby speelt. Dan volgt een shot van New York waarmee de locatie bepaald wordt en een scène waarin dezelfde kerel bij een doktor komt om tot slot inderdaad een shot te geven waarin vader, moeder en kind samen te zien zijn en het hele verhaal wat net al visueel verteld is nog eens uit de doeken gedaan wordt. Het is typisch voor de vertelstrategie van von Sternberg in de hele film: hij heeft vaak maar enkele shots of korte scènes nodig om grote hoeveelheden informatie over te brengen, een bewust hakkelige manier van verhalen vertellen die vrijwel iedere mogelijkheid tot emotionele binding onmogelijk maakt. Toen ik zag hoe von Sternberg in ‘Blonde Venus’ met het verhaal omging kon ik me best voorstellen dat mensen hem eerder plaatsen in de traditie van abstracte cinema van een Stan Brakhage dan vergelijken met een narratief filmmaker als bijvoorbeeld Howard Hawks, want het is inderdaad een behoorlijk abstracte manier van narratief film maken.

De belichting is een van de elementen in von Sternberg die de meeste aandacht krijgen en deze is dan ook erg bijzonder in ‘Blonde Venus’. Constant gebruikt hij hier een sterke bovenbelichting waardoor de er een soort van glinstering ontstaat op de meest onnatuurlijke plekken –enigszins vergelijkbaar met de glinstering van water in het maanschijnsel– wat in combinatie met de soft-focus cinematografie een esthetisch aangenaam effect oplevert. Marlene Dietrich heeft 99% van de mythevorming rondom haar persoon aan von Sternberg te danken en ook in deze film is zij de grote muze van von Sternberg en het lijkt hem soms enkel te gaan om de wijze waarop hij haar zo mooi mogelijk in beeld kan brengen. De film zit barstensvol met de meest prachtige close-ups van La Dietrich, op zich natuurlijk al een van de mooiste vrouwen in film maar in handen van von Sternberg naar het niveau van een halfgodin gebracht. Een hele jonge Cary Grant is overigens ook bijzonder als arrogante playboy.

Mensen die een film enkel kijken vanwege het verhaal zullen in ‘Blonde Venus’ weinig genoegdoening aantreffen want het is een merkwaardig verteld en bovendien niet bijzonder spectaculair verhaal. Mensen echter die zich kunnen verliezen in visuele stijl zullen in ‘Blonde Venus’ heel wat bijzonders ontdekken. Ik wil het (nog) geen absoluut meesterwerk noemen, hoewel al wel een klein, deconstructief meesterwerkje en ik begin nu eindelijk te begrijpen waarom Josef von Sternberg als visionair gezien wordt.

Labels: