maandag, december 22, 2008

The Curse of the Cat People (Robert Wise, 1944) ****1/2

Het meest mooie aan die Val Lewton films is dat ze met iedere kijkbeurt steeds complexere en rijkere ervaringen worden en zeker deze film wint enorm veel aan kracht bij een hernieuwde kennismaking. Het zal vermoedelijk niet helpen dat mensen op het verkeerde been worden gezet door de nogal belachelijk sensationele titel, welke Lewton opgedrongen was door de studio – de oorspronkelijke titel ‘Amy and her Friend’ is natuurlijk veel geschikter voor dit prachtige sprookje. Na de montage voor films als ‘Citizen Kane’ en ‘Cat People’ te hebben gedaan, mocht Robert Wise hier voor het eerst regisseren en het is maar moeilijk voor te stellen dat dit dezelfde man is die ons later zou vermoeien met de kitsch van ‘The Sound of Music’. De indrukwekkende cinematografie is van de hand van Nicholas Musuraca, die ook verantwoordelijk was voor onder meer ‘Cat People’ en ‘Out of the Past’. Met zijn karakteristieke belichting weet hij in iedere scène direct een bepaalde sfeer te scheppen, die meer zegt dan woorden ooit zouden kunnen.

Het scenario van Lewton’s beste scenarist Dewitt Bodeen (die naast deze ook verantwoordelijk was voor de overige twee beste films uit Lewton’s oeuvre, ‘Cat People’ en ‘The 7th Victim’) is een parel van economie en complexiteit: zelden werd zoveel gezegd in zo weinig tijd en met zoveel subtiliteit. Het is een prachtig portret van de onschuldigheid die we verliezen als we volwassen worden, van de wonderen die de kinderlijke fantasie ons biedt, waarmee de film natuurlijk een rechtstreekse voorloper is van dat meesterwerk van Charles Laughton: ‘Night of the Hunter’. Deze twee films hebben overigens wel meer gemeen, vooral dat beiden ontzettend ontypisch zijn voor de tijd en de cultuur waaruit ze komen, want in een Hollywood waar alles doorgaans met vier laagjes suiker bedekt wordt en enige vorm van donkerheid wordt gemaskeerd met sentimentaliteit zijn dit soort films een verademing – ‘Curse of the Cat People’ is niet voor niets de hemel in geprezen door niemand minder dan Manny Farber. Neem als voorbeeld enkel de onvergetelijke scène waarin het kerst is en Irena in de tuin een liedje zingt voor Amy. De sfeer binnen is er een van Capra-esque warmte, met vrolijke mensen die bij een warm haarvuur gezellige kerstliederen zingen rondom een piano; dat wordt prachtig gecontrasteerd met Amy en haar denkbeeldige vriendin, die buiten in de koude en sneeuw staat – de duisternis maakt letterlijk een inbreuk op de vrolijkheid (overigens is er een vergelijkbare scène te zien in Minnelli’s veelgeprezen musical uit hetzelfde jaar, ‘Meet me in St. Louis’, waarin Tootie de hoofden van de sneeuwmannen afslaat tijdens Thanksgiving).

Alexander Nemerov heeft deze scène overigens op indrukwekkende wijze geanalyseerd in zijn fascinerende boek over Lewton en hierin beargumenteert hij nogal overtuigend dat deze scène ook direct een verwijzing is naar de oorlog, want hoewel in geen enkele van Lewton’s films de oorlog ook maar genoemd wordt, speelt deze volgens Nemerov constant op de achtergrond mee. De idee achter deze scène zou dan zijn dat de kinderlijke fantasie als enige in staat is om stil te staan bij alle doden die in de oorlog gevallen zijn, terwijl de volwassenen hun ogen proberen te sluiten voor de gruwelijkheden, waarbij het iconische beeld van de volledig stilstaande Irena een moment van stilstaan bij de doden is.

Het geeft direct aan hoe bijzonder complex deze film is, een film die op prachtige wijze verbeeldt hoe het is om als kind emotioneel verwaarloosd of niet serieus genomen te worden. Het is een film van een ongelooflijk delicate schoonheid.

Labels: ,