The Philadelphia Story (Cukor, 1940) *****
Sommige films zijn goed omdat ze excelleren op een bepaald punt, andere films zijn goed omdat alle aspecten van het filmproces harmonieus samenwerken; ‘The Philadelphia Story’ behoort tot die tweede categorie. Het begint al met het scenario van veteraan Donald Ogden Stewart, niet voor niets jarenlang een van de meest gerespecteerde schrijvers binnen Hollywood, een scenario dat een schoolboekvoorbeeld is van alles wat goed was aan de klassieke Hollywoodperiode: efficiënt, aantrekkelijk en universeel. Binnen tien minuten is meteen duidelijk wat de situatie is, wat er komen gaat en ben je gezegend met een film vol sprankelende, direct herkenbare personages. Dat deze personages direct herkenbaar zijn ligt overigens niet alleen aan het scenario, want ook de casting afdeling had hier een dikke vinger in de pap: er zijn weinig films waarin de screen personality van de acteur zo’n sterke relatie heeft met het karakter wat ze ook daadwerkelijk spelen: Cary Grant is de charmante playboy, Jimmy Stewart de normale jongen en Katherine Hepburn het afstandelijke en licht onuitstaanbare wijf.
Zelfs de beroemde openingsscène speelt hier op in: Hepburn stond bekend als de vrouw die je leuk vond om te haten, dus op het moment dat Grant als eerste actie van de film haar tegen de grond mept doet hij exact wat vrijwel iedere bioscoopganger die in 1940 deze film voor het eerst zag had willen doen: Katherine Hepburn een klap verkopen. In mindere handen had deze casting strategie kunnen uitmonden in type casting, maar hier gebruikt men juist de bekendheid van de acteurs om in het begin van de film dit verwachtingspatroon te vervullen en het gaandeweg de film, als de personages complexer en completer worden, te problematiseren. Dit is de verdienste van zowel het scenario, dat een bijna perfecte balans weet te vinden tussen humor, drama, romantiek en psychologische diepgang als de geweldige acteurs, die unaniem een fantastische performance weten neer te zetten.
Mensen bekend met het oeuvre van regisseur George Cukor zullen hier niet vreemd van opkijken, want Cukor was een ware acteursregisseur die in vrijwel alle acteurs met wie hij werkte het beste naar boven wist te halen. Beste voorbeeld hiervan vind ik de enorme hoogten tot waar hij Judy Holliday wist te stuwen in de films die ze samen maakten, zoals ‘Born Yesterday’ en ‘It Should Happen to You’. Maar Cukor was niet alleen iemand die acteurs kon stimuleren, ook zijn visuele stijl draagt veel bij aan de kwaliteit van de performance van zijn acteurs. De meest belangrijke scènes in zijn films filmt Cukor namelijk steevast als lange medium two-shot, waarin de twee belangrijkste acteurs altijd alle ruimte krijgen om hun spel momentum te geven, net zoals acteurs in het theater ook in hun rol kunnen groeien omdat ze een continue performance geven – dit in tegenstelling tot de verknipte performance waar filmacteurs altijd mee moeten worstelen.
Dat Cukor de gebruikelijke shot-reverse-shot methode van Hollywood grotendeels vervangt door lange takes waarin de camera de acteurs observeert heeft nog een bijkomend voordeel omdat het een stilistische keuze is die de thematiek van zijn films rechtstreeks ondersteunt: vrijwel al zijn films staan in het teken van de ‘battle of the sexes’ en het zijn juist de scènes van twisten tussen man en vrouw die de kern van zijn films vormen. Door ze op deze manier te filmen creëert hij als het ware een filmische ruimte, een filmische arena waarin de twee seksen met elkaar strijden (een van de meest abstracte uitingen van deze strategie komt voor in Cukor’s ‘Adam’s Rib’, waarin hij de camera opstelt in een slaapkamer en Spencer Tracy en Katherine Hepburn het beeld in en uit laten lopen waarbij er hele periodes geen persoon in beeld is, een erg on-Hollywoodiaanse scène). ‘The Phildelphia Story’ kent hier enkele fraaie voorbeelden van maar een van de mooiste vond ik het moment waarop Stewart en Hepburn in badjas staan en Grant erbij komt. Eerst gebruikt Cukor two-shots van Hepburn en Stewart, vervolgens zien we enkele lange two-shots van Hepburn en Grant, afgewisseld met one-shots van Stewart, totdat Stewart weg gaat en we lange two-shots van Hepburn en Grant krijgen, afgewisseld met close-ups van Hepburn en Grant. Op puur visuele wijze geeft Cukor commentaar op de relatie tussen de personages: eerst is er aantrekkingskracht tussen Hepburn en Stewart en wordt deze ‘relatie’ verstoord door Grant. Daarna echter is Stewart te veel in de scène (Stewart alleen in one-shots en Hepburn/Grant samen in two-shots) en besluit hij weg te gaan. Op het einde van de scène zien we Hepburn en Grant zowel samen als alleen wat zowel de aantrekkingskracht als de afstoting tussen hen reflecteert.
Films waarin stijl en inhoud harmonieus hand in hand gaan belichamen in mijn ogen het hoogste wat in film (en in kunst in het algemeen) bereikt kan worden en ‘The Philadelphia Story’ doet dit op voorbeeldige wijze.
Labels: George Cukor
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home