zaterdag, januari 30, 2010

The Bitter Tea of General Yen (Frank Capra, 1933) ****1/2


Veel critici beschouwen deze film altijd als een anomalie in het oeuvre van Capra, omdat het duidelijk de meest ‘kunstzinnige’ van al zijn films is. Het is ook zonder twijfel zijn meest ‘kunstzinnige’, dat heeft Capra in interviews ook altijd toegegeven, maar het is in mijn ogen absoluut geen uitzondering, maar enkel een logische uitgroei van een bepaalde tendens die in al zijn films terugkomt.

Vrijwel direct bij het zien van de film dringt de vergelijking met het werk van Josef von Sternberg zich op en dat gaat verder dan wat oppervlakkige vergelijkingen. Natuurlijk is er hier de overeenkomst van de exotische locatie, ‘Bitter Tea’ kan zo op een double bill met ‘Shanghai Express’ en zijn er overduidelijke visuele parallellen: Capra’s extreme belichting en overdadig geornamenteerde mise-en-scène roepen direct het eigenzinnige Sternberg universum in gedachten. Hoewel het op het eerste oog wat pervers lijkt wellicht om iemand als Capra met Stermberg te vergelijken, valt dat eigenlijk reuze mee; sterker nog, je kunt Capra veel beter begrijpen door hem in de visionaire traditie van Sternberg te plaatsen, dan bijvoorbeeld in de pragmatische traditie van een Hawks of Lubitsch – twee regisseurs die op het eerste oog meer gemeen hebben met Capra. Maar keer op keer blijft Capra in zijn films terugkeren naar momenten van visionair transcendentalisme, waarin mensen zich tijdelijk terugtrekken uit hun sociale omgeving of context en zich concentreren op dromen, fantasieën of idealen.

Een van de vroegste en meest duidelijke voorbeelden hiervan is ‘Ladies of Leisure’ waarin alles draait om de confrontatie tussen de wereldlijke Barbara Stanwyck en de idealistische schilder van Ralph Graves. Helemaal aan het begin van die film trekt Graves zich terug van een feestje en gaat hij op het balkon staan – hij ontrekt zich tijdelijk aan zijn sociale realiteit om zich te verliezen in idealistische dagdromen en constant blijft Capra terugkeren naar dergelijke momenten waarin mensen uit ramen staren of in zichzelf gekeerd zijn – momenten die in puur narratief opzicht niets toevoegen aan het verhaal (het verhaal zelfs stopzetten in de meeste gevallen), maar die vaak de kern van zijn protagonisten kenmerken. Het zijn juist deze idealistische tendensen die in conflict komen met de sociale realiteit waardoor Capra’s oeuvre voortgestuwd wordt. In ‘Ladies of Leisure’ zit een fantastische scene die dat prachtig verbeeldt: Graves en Stanwyck zitten nu samen zwijgend op een balkon en hij kijkt naar boven (de sterren, het oneindige, het aardeoverstijgende), terwijl zij naar beneden (de sociale realiteit) kijkt. Het is een eenvoudige, maar effectieve metafoor, waarmee de clash tussen idealen en realiteit die zo centraal staat in Capra’s werk direct verbeeld wordt.

Om terug te keren naar Sternberg, hoewel er uiteraard ook duidelijke verschillen zijn, worden zowel Capra als Sternberg getypeerd door deze interesse in het rijk van de fantasie. Wat kort door de bocht zou je kunnen stellen dat waar Sternberg tevreden is met zijn vlucht in artificiële fantasieën en de menselijke verbeelding zelfs de hele raison d’etre van zijn films maakt, Capra die vlucht altijd probeert in te bedden in een sociale realiteit. Sternberg laat de illusies van zijn personages (bijna) altijd intact, iets wat bij Capra niet het geval is, hij zoekt altijd naar een realistische oplossing voor de transcendentale impulsen van zijn personages, het is voor Capra nooit genoeg om alleen te dromen. Dit verklaart ook meteen waarom Capra zo vaak moeite heeft om een goed einde te vinden voor zijn films en waarom zijn eindes zo vaak bekritiseerd worden als sentimenteel of goedkoop. Het is niets anders dan de tweestrijd die Capra’s werk zo sterk maakt, die het zijn briljante energie geeft, maar waardoor vaak oplossingen gevonden moeten worden voor problemen die in het dagelijkse leven eigenlijk helemaal geen oplossing kennen. Het persoonlijke verhaal van Capra is vaak verteld: de arme Italiaanse immigrant die zelf letterlijk een levensloop van rags to riches kende en dus zelf ook heilig geloofde in ‘The American Dream’ – met reden, want hij heeft zelf die droom realiteit gemaakt – Capra is vanuit een uitzichtloze situatie een van de meest bekende publieke figuren van zijn tijd geworden. Aan de ene kant zijn zijn films vaak een ontzettend kritische kijk op het fenomeen van deze Amerikaanse Droom, maar tegelijkertijd wilde hij het publiek wel altijd met een positieve boodschap de zaal uitsturen omdat hij persoonlijke wel een miraculeuze levensloop had doorwandeld en er dus heilig in geloofde. Al zo vroeg in de silent ‘That Certain Thing’ uit 1928 is dit heel goed te zien, aangezien daar de beide impulsen in Capra in bijna schematische vorm aanwezig zijn, waarbij het eerste deel van de film overeenkomt met Capra’s nadruk op crises, maar waarin hij in het tweede deel alles op wonderlijke (en sommigen zullen zeggen ‘sentimentele’) wijze oplost. In het eerste deel van de film trouwt een arm meisje met een zoon van een miljonair, waarmee ze dus denkt te kunnen ontsnappen aan haar armoedige verleden. Zijn vader echter wil niets van het huwelijk weten en onterft zijn zoon, waarmee het meisje dus weer terug is waar ze was – in armoede. Waar Capra de eerste helft vrij realistisch benaderde, betreedt hij in de tweede helft echt het terrein van het sprookje: het meisje en haar onterfde miljonair man zetten een broodjeszaak op, waarmee ze gaan concurreren met de miljonairsvader, die zijn rijkdom met een restaurantketen bij elkaar geschraapt heeft. Vader komt dit natuurlijk te weten en uiteindelijk eindigt alles natuurlijk allemaal helemaal goed, is iedereen blij met elkaar en eindigt iedereen rijk en gelukkig. Het is een curieus filmpje en het contrast tussen het eerste en tweede deel van de film is verre van succesvol, maar het illustreert wel perfect de twee tegenstrijdige tendensen die Capra’s complete oeuvre zal kenmerken. Naarmate zijn films steeds complexer worden, zal ook het conflict tussen deze twee tendensen en de oplossing die ervoor gevonden moet worden steeds toenemen in complexiteit.

Om weer helemaal terug te keren naar ‘The Bitter Tea of General Yen’, in plaats van deze film als een uitzondering te zien in Capra’s oeuvre, kunnen we dan nu begrijpen dat deze film juist volledig past binnen diens werk – het is enkel dat in deze film het visionaire aspect veel meer uitgewerkt is en de overhand gekregen heeft over het sociale aspect – zonder overigens dat sociale aspect uit het oog te verliezen. Het is dus de meest Sternbergiaanse van alle Capra films zonder echter de Capra feel te verliezen. Het is een voor die tijd nogal gewaagd verhaal over de (liefdes)relatie tussen de blanke Megan (gespeeld door Barbara Stanwyck, hier in haar laatste van haar eerste vier Capra films) en de Chinese generaal Yen. Yen ontvoert haar en dwingt haar min of meer verliefd op hem te worden. Hiervoor plaatst hij haar in zijn uiterst luxueuze paleis en probeert Yen voor haar een soort ultieme fantasiewereld te creëren. De tweede helft van de film speelt zich volledig af in vredige sereniteit van het paleis, wat in schril contrast staat met de eerste scènes van de film, die duidelijk laten zien dat China in de tijd van de film in een burgeroorlog verwikkeld is en waarin we door Capra middenin het geweld en ellende geplaatst worden. Yen probeert de fantasie op te wekken dat er helemaal geen oorlog meer is, maar dat dit niet helemaal succesvol is, wordt fantastisch duidelijk gemaakt in een van Capra’s meest wrange scènes: Megan wordt wakker in haar weelderige kamer, omdat ze geluiden hoort – het zijn de geluiden van gevangen die vlak buiten haar raam gefusilleerd worden; hoewel Yen probeert om een soort Shrangi-La te creëren, wordt deze illusie hier bruut doorgeprikt met de sociale realiteit – zelfs in deze meest transcendentale van al zijn films vergeet Capra de sociale realiteit niet.

Een van de mooiste scènes van de film speelt zich nog eerder af, namelijk als Stanwyck op de trein ontvoerd (hoewel ze dat nog niet beseft op dat moment) wordt door Yen en zijn maîtresse, Mah-Li. Er wordt niet gesproken in deze scene, maar Capra gebruikt een virtuoze montagesequentie om de blikken van de drie personages (Megan, Yen en Mah-Li) constant met elkaar te verbinden – stilte spreekt soms meer dan woorden, zeker in een film als ‘Bitter Tea’, een bijzonder ingetogen film die plot en actie bijna volledig inruilt voor introspectie en pure visie. De echte grootsheid van zijn latere films moet nog komen, maar ‘The Bitter Tea of General Yen’ is een van de meest volledig gerealiseerde vroege films van Capra.

Labels: