zaterdag, februari 07, 2009

Singin' in the Rain (Gene Kelly & Stanley Donen, 1952) *****


De directe aanleiding voor deze film was het liedje ‘Singin’ in the Rain’ uit ‘The Hollywood Revue of 1929’. Men besloot toen om een film te maken die een showcase zou zijn voor allerlei liedjes uit de beroemde Arthur Freed en Nacio Herb Brown catalogus, alle liedjes op twee na (het liedje ‘Make ‘em Laugh’ is gewoon schaamteloos gestolen van Cole Porter die het liedje ‘Be a Clown’ voor Minnelli’s ‘The Pirate’ schreef) zijn dan ook eerder (soms zelfs meermalen) te zien geweest in andere films – ook de openingsscène bijvoorbeeld is rechtstreeks gekopieerd uit ‘The Hollywood Revue of 1929’. Geïnspireerd door het titelliedje besloten scenarioschrijvers Comden & Green om de film in Hollywood zelf te situeren, op het moment dat de filmindustrie de overstap van silents naar talkies maakte. Deze periode is natuurlijk niet zomaar willekeurig gekozen, want het was exact in deze periode dat de filmmusical zelf ontstond, want het genre werd mogelijk gemaakt door de komst van geluid. De film is dus niet alleen een reflectie op zichzelf, maar ook op het genre waar het deel van uitmaakt en de viering van het genre en de songcatalogus was van meet af aan de reden om de film te maken, dus welke periode is beter dan de oorsprong van het genre?

De film is tegelijkertijd een parodie als een verheerlijking van de filmindustrie waar het zelf uit voort komt. Het meest duidelijk is dat moment waar Don voor het eerst in de studio komt en je op de achtergrond al die verschillende films naast elkaar opgenomen ziet worden, letterlijk als een lopende band en Cosmo het gehele verhaal van de nieuwe Lockwood film raden kan – ‘if you’ve seen one film, you’ve seen ‘em all’. Het bijzondere aan ‘Singin’ in the Rain’ is dat het de mystiek van Hollywood haarfijn blootlegt maar er toch in slaagt om zelf een perfecte Hollywoodfilm te zijn. Cruciaal in dit opzicht is ook de scène waarin Don zijn liefde verklaart voor Kathy Selden en daarvoor een leeg podium omtovert tot een ware studioset: de mechanismen van de film worden voor je ogen blootgelegd.

Een van de meest memorabele figuren in de film is uiteraard Lina Lamont, gespeeld door Jean Hagen, die symbool stond voor de vele bekende sterren uit de silent periode die de overgang naar talkies niet kon maken omdat hun stem niet goed genoeg was – een groot deel van Wilder’s ‘Sunset Boulevard’ gaat hier ook over. Hoewel de rol van Lina Lamont met perfectie gespeeld zou worden door Hagen, was ie oorspronkelijk niet voor haar bedoeld. De rol was namelijk speciaal geschreven voor Judy Holiday, die echter voor haar fenomenale rol in Cukor’s ‘Born Yesterday’ een Oscar won en een te grote ster geworden was om nog een bijrol te spelen. Het is grappig om te zien dat er nog een kleine knipoog naar Holiday zit door het trucje uit ‘Born Yesterday’ te herhalen om de stem van Lina zo lang mogelijk uit te stellen zodat de impact van de nare stem van Hagen groter wordt, net zoals Cukor dat met Holiday deed in ‘Born Yesterday’ (Whaaaat?’). Een van de centrale thema’s is, zoals eerder gezegd, het idee van illusie zoals de Hollywoodfilm dat creëren kan en dat komt tot culminatie in het plotlijntje dat Kathy Selden de stem van Lina Lamont dubt. Hier wordt gespeeld met het feit dat beeld en geluid in feite volledig gescheiden zijn, maar toch de illusie gewekt wordt van een saamhorig geheel, een illusie waar je in gelooft. De film promoot dus het idee dat je het verschil toch niet kunt horen en zien en dat enig idee van authenticiteit in Hollywood onmogelijk (of onwenselijk) is maar de film zelf ondermijnt dat idee weer door een ultiem delirische geste: de stem die Kathy Selden/Debbie Reynolds zogenaamd inzingt in plaats van Lina Lamont/Jean Hagen is in werkelijkheid echter ingezongen door Hagen zelf, die een prachtige stem had en haar gehele nare stem dus volledig acteert. Als je dit eenmaal weet kun je ook horen dat de stem die Reynolds zogenaamd is als ze ‘The Duelling Cavalier’ zingt, in werkelijkheid de stem is van Hagen, omdat de stem van Reynolds veel hoger en scheller klinkt. Maar de meeste mensen hebben dit helemaal niet in de gaten (ik ook niet de vele eerdere keren dat ik de film gezien had), waarmee dus mensen geloven in de illusie die geen illusie is. De goochelaar legt zijn truc uit, maar toch trap je in de truc.

En hiermee komen we op een cruciaal punt, dat ‘Singin’ in the Rain’ een gigantisch complexe, zelfreflexieve film is, een film die gaat over zichzelf en zijn eigen bestaan. De film is dan ook van grote invloed geweest op b.v. Fellini’s ‘Otto e Mezzo’, een van de meest geprezen meesterwerken van de 20e eeuw. Dat is geheel terecht, maar wat geheel niet terecht is, is dat ‘Otto e Mezzo’ gezien wordt als grootse kunst en ‘Singin’ in the Rain’ hoofdzakelijk als ‘slechts’ entertainment. Ik heb deze strikte scheiding tussen kunst en entertainment nooit begrepen en als er een film is die aantoont dat het een belachelijk onderscheid is, is het ‘Singin’ in the Rain’ wel, een film die even complex en gelaagd is als het grootste modernistische meesterwerk. En je zou bijna ook vergeten dat ‘Singin’ in the Rain’ ruim tien jaar eerder is dan die Fellini film, waarmee het dus zijn tijd ruim vooruit was. Als we het toch over termen als modernisme hebben zou je ‘Singin’ in the Rain’ zonder overdrijven misschien wel de eerste postmodernistische film kunnen noemen, omdat de film feitelijk vrijwel volledig bestaat uit quotes en gerecycled materiaal en speelt met zijn eigen bestaan. Daarnaast hebben mensen de film geclaimd als de allereerste massacamp film, omdat het de spot drijft met verouderde mechanismen en productiemethodes, net zoals de camp dat ook doet. Maar massacamp was een fenomeen dat pas vanaf de jaren ’70 ontstond, dus ook in dit opzicht was de film zijn tijd akelig ver vooruit.

Maar al deze kunstzinnige aspiraties ten spijt is ‘Singin’ in the Rain’ ook nog eens de perfecte musical, waar de liedjes, verhaal, decor en muziek een naadloos mozaïek vormen. Het is de climax van de MGM musical, de studio die bekend stond om zijn briljante musicals (de studio stond dan ook bekend als More Great Musicals). Het is een best-of van de musical die er in slaagde om nog beter te zijn dan alle afzonderlijke onderdelen waar het uit bestaat. Het is ook een film die zijn onmiskenbare complexiteit en genialiteit bijzonder vakkundig weet te verbergen en ook ‘gewoon’ werkt als vermakelijke en intens grappige musical. En dat is misschien nog wel het grootste compliment dat je deze film kunt maken. Een nagenoeg perfecte film die simpelweg niets minder kan krijgen dan de maximale score.

Labels: