dinsdag, augustus 21, 2012

My Son John (Leo McCarey, 1952) ****1/2


‘My Son John’ is een van de grote onbegrepen meesterwerken van de Amerikaanse filmgeschiedenis. Als we de standaard geschiedenisboekjes moeten geloven is dit een zeer bedenkelijk stukje schaamteloze anti-Communistische propaganda, waarbij de grote gevaren van Communistische infiltratie binnen Amerika probleemloos uit de doeken gedaan wordt. Hierbij wordt doorgaans verwezen naar twee dingen: het einde van de film en de achtergrond van regisseur Leo McCarey; om maar met het eerste te beginnen, de notoire speech op het einde windt er niet bepaald doekjes om en is een frontale aanval op het Communisme en dat is voor de meeste mensen helaas al genoeg om de film als geheel af te doen als anti-Communistische propaganda omdat voor velen het einde van een film bepalend is voor de film als geheel. Hiermee wordt echter alles wat voor het einde komt gemakshalve genegeerd, zodat alle gaten in een ideologie die de film als geheel benadrukt vrijwel volledig onder het vloerkleed worden geschoven. Waarom zou het immers zo zijn dat vijf minuten zwaarder zou wegen dan de overige twee uur?

Verder is het absoluut zo dat McCarey in zijn rechtse politieke overtuiging loodrecht achter Senator McCarthy en diens heksenjacht op de Communisten stond en hij een van de weinige Hollywood regisseurs was die actief meehielp om het Communisme te bestrijden. Het zou daarmee ook enigszins logisch zijn om een film als ‘My Son John’ te zien als louter anti-Communistisch omdat het zo duidelijk een persoonlijk project was voor McCarey die naast regisseur ook verantwoordelijk was voor het scenario. Wat hiermee echter over het hoofd gezien wordt is dat McCarey een diep tegenstrijdig figuur was op vrijwel ieder vlak; naast zijn duidelijk rechtse politieke visie was McCarey’s liefde voor alle personages in al zijn films zo sterk dat er een hele duidelijke humanistische rode draad door zijn oeuvre loopt die veel eerder aan de linkse kant van het politieke spectrum thuishoort. In dit opzicht heeft filmcriticus Robin Wood McCarey ooit wel eens expliciet vergeleken met Yasujiro Ozu omdat de gelijkenis veel dieper gaat dan enkel de ‘Make Way For Tomorrow’/’Tokyo Story’ link. Maar het grootste argument voor de problematische tegenstrijdigheid van ‘My Son John’ komt wellicht niet zozeer uit deze film zelf, maar uit McCarey’s onwaarschijnlijk briljante ‘Rally ‘Round the Flag, Boys’ (1959), de film die zonder twijfel de grootste frontale aanval op de fundamenten van de Amerikaanse samenleving van zijn tijd was. Want hoe moeten we dit rijmen met het zeer pro-Amerikaanse ‘My Son John’? Enkel het feit dat McCarey in een tijdsbestek van vijf jaar eerst de loftrompet afsteekt over Amerika om vervolgens exact hetzelfde land volledig onderuit te halen, zou genoeg moeten zijn om duidelijk te maken dat ‘My Son John’ absoluut niet zo eenzijdig is als de meeste mensen ons willen doen geloven. Het moge duidelijk zijn wat McCarey’s politieke visie is, maar die wringt nogal met zijn sociale visie.

Feit is namelijk dat de film een rechtstreekse weerspiegeling van zijn maker en dus diep tegenstrijdig is. Waar de meeste films juist harmonie proberen te promoten, daar wijst McCarey in de gehele film enkel op de gapende gaten die in de Amerikaanse ideologie zaten in de gehele Koude Oorlog. Wat dat betreft is het zo toepasselijk dat dit een van de eerste (misschien wel de eerste?) Amerikaanse films is waarin jump cuts gebruikt worden, enkele jaren voordat Godard het populair zou maken en zelfs nog voordat George Cukor het vanaf ‘A Star is Born’ (1954) met regelmaat in zijn films zou hanteren. Nu is dit geen bewuste esthetische keuze van McCarey, maar een praktische: acteur Robert Walker overleed nog voordat de film klaar was, waardoor McCarey zijn toevlucht moest zoeken in jump cuts om zijn film af te krijgen. Maar het is een van die gevallen waarin toeval en functie samenvalt, omdat de jump cuts op zichzelf zo’n waanzinnige metafoor worden voor de ideologische gaten waar McCarey zijn film op gebaseerd heeft. Er zijn weinig films namelijk die de paranoia van de Koude Oorlog zo goed weergeven en wat dit specifieke verhaal duidelijk maakt is het vernietigende effect wat die hele koude kermis had op normale gezinnen van Amerika. De film is hiermee dus niet eens zozeer een politieke parabel, maar feitelijk enkel een superieur melodrama (in de trant van Minnelli’s ‘Meet me in St. Louis’ of McCarey’s eigen ‘Make Way For Tomorrow’) waarbij de instabiliteit van het gezin onder de loep genomen wordt. Het is hierbij ook raadzaam om te bedenken dat de heksenjacht veel verder ging dan enkel de Communisten, want blinde rechtse kruisvaarders als McCarthy stoppen zelden bij een doel; het is iets dat in de geschiedenisboekjes altijd onderbelicht blijft, maar mensen als Robert J. Corber hebben er in de laatste jaren uitgebreid op gewezen dat bijvoorbeeld ook homo’s en lesbiennes net zo veel vervolgd werden als Communisten en onder de noemer ‘subversievellingen’ feitelijk alles wat on-Amerikaans was op een grote hoop gegooid werd (dit aspect komt sterk terug in een andere Robert Walker film, ‘Strangers on a Train’, een film die samen met ‘My Son John’ en ‘Rally ‘Round The Flag, Boys’ een werkelijk imposante triple bill zou opleveren). Waar het project dus voor McCarey wellicht begon vanuit een oprechte politieke overtuiging, transformeerde het uiteindelijk toch in een volledig humanistisch drama waarbij de kloof tussen generaties en mensen pijnlijk duidelijk gemaakt wordt.

 

Deze nadruk op gaten levert een subliem ongemakkelijke film op om te zien en de sensatie van het zien van ‘My Son John’ is zo ongeveer vergelijkbaar met het kijken naar een openhartoperatie. De vader zoon relatie staat uiteraard centraal in de film, zoals de titel al suggereert en Robert Walker is zijn gebruikelijke fascinerende combinatie van sinister en charmant, wat scherp contrasteert met de bijna clowneske recht-door-zeeheid van Dean Jagger als patriottistische vader. Middenin dit conflict staat moeder Helen Hayes die letterlijk verscheurd wordt door haar moederlijke en vaderlandse gevoelens in een hypermoderne tour de force performance; haar emotionele conflict ligt zo dicht aan de oppervlakte dat je het gevoel krijgt dat ze recht voor je ogen emotioneel verscheurd wordt op een wijze die hoogst ongebruikelijk is voor Klassiek Hollywood en praktisch zijn eerste herhaling pas weer vindt in de vergelijkbare performance van Gena Rowlands in Cassavetes’ ‘A Woman under the Influence’. En het is precies deze emotionele kwetsbaarheid die de film zo memorabel maakt en de mogelijk politiek problematische boodschap ver overstijgt.

Zoals uit de recensies al bleek, is de beeld- en geluidskwaliteit van de Olive blu-ray nu niet direct de meest imposante, maar het is ook verre van slecht. Het is duidelijk true to source allemaal en het is nu eenmaal niet anders dan dat de gebruikte print niet bepaald in perfecte conditie was. Het beeld is dus wat onrustig, maar gelukkig zijn de zwartwaarden behoorlijk stabiel en is het absoluut niet afleidend van de film, zeker als je weet hoe de TCM TV uitzending, die altijd de enige manier was om de film te zien, er uit ziet. Het geluid is misschien nog wel de grootste verbetering, want dat is nu tenminste grotendeels helder en goed verstaanbaar. Hoewel dus niet perfect, lijkt het me dat de zeldzaamheid en kwaliteit van deze film dusdanig is dat dit desalniettemin een essentiële release is en ik kan nu eindelijk mijn Leo McCarey double bill voor mijn maandelijkse filmavondjes in plannen!

Labels: