zaterdag, augustus 13, 2011

Super 8 (J.J. Abrams, 2011) ****1/2


In 2006 schreef ik over het waanzinnige maar om voor mij onduidelijke redenen niet bijzonder hoog aangeschreven ‘Mission Impossible III’: “Vergeet Spielberg/Lucas: de opvolger J.J. Abrams is opgestaan”. Dat werd destijds niet helemaal serieus genomen, maar nu vijf jaar later wordt die stelling dan eindelijk bekrachtigd, nu Abrams letterlijk in de voetsporen van de meester getreden is met zijn hommage aan Spielberg onder het uitvoerend oog van Spielberg zelf. Toen ik de eerste beelden van de trailer van ‘Super 8’ in de bioscoop langs zag komen, was het eerste wat me te binnen schoot: ‘Spielberg in de jaren ’70’, aangezien ieder shot dezelfde sfeer ademde (toegegeven, het Amblin logo was een duidelijke hint in de goede richting). Het is een nogal stevige nalatenschap die Abrams op zich genomen heeft, maar aangezien schandalig getalenteerde mensen meestal zelf ook weten dat ze schandalig getalenteerd zijn, wist Abrams vermoedelijk zelf ook wel, dat hij in staat zou zijn om zich van de taak te kwijten. Waarvan akte.

Om ‘Super 8’ een visueel meesterwerk te noemen is bijna een understatement, maar het moet toch even gezegd worden. Met zijn warme kleuren, zeer dynamische camerabewegingen, ultiem gebruik van lichtbronnen en trouwe gebruik van het traditionele continuïteitssysteem, ademt de film, zoals eerder gezegd, in ieder shot dezelfde sfeer uit die Spielberg in ‘Close Encounters of the Third Kind’ wist te bereiken. Ook de locatie van small-town America en de onderlinge relaties tussen haar bewoners en de overheid komen rechtstreeks uit die film. Toch is de film wat mij betreft niet zozeer een ode aan ‘Close Encounters’ of een specifieke film, maar meer een bepaald gevoel of een sfeer – die van een spannend jongensboek. Al direct vanaf het begin heb je het gevoel naar een film te zitten kijken die je al honderd keer eerder hebt gezien, ‘Super 8’ is waarschijnlijk de meest bekende film die nooit eerder gemaakt is. Zonder dat je er echt je vinger op kunt leggen, straalt alles zoveel herkenbaarheid uit, dat als Abrams Alice tegen Joe laat zeggen ‘I know I don’t know you at all, even though I’ve got the feeling I’ve known you forever’ (of iets in die trant), je heel sterk het gevoel krijgt dat Abrams daar vrij letterlijk zijn eigen film aan het beschrijven is.

Een groot deel van die herkenbaarheid waar je je vinger niet op kunt leggen, komt vermoedelijk door het feit dat ‘Super 8’ door en door een genrefilm is, zonder overigens zelf een duidelijk genre te hebben. Mensen die ‘originaliteit’ zo belangrijk vinden (een concept wat in mijn ogen op geen enkele wijze een plaats kan hebben in filmkritiek, maar dat is een andere discussie), kunnen beter ‘Inception’ gaan kijken, want origineel is ‘Super 8’ nergens. En dat bedoel ik geenszins als kritiek, maar juist als compliment. Niet alleen is het gebrek aan originaliteit logisch gezien het feit dat de film een hommage is aan vervlogen tijden, maar ook omdat Abrams godzijdank heel goed lijkt te begrijpen dat genrefilms (die per definitie niet origineel zijn) het kloppend hart vormen van de filmindustrie. Jean Renoir heeft op het einde van zijn carrière ooit gezegd dat hetgeen hij het meest betreurde, was dat hij zo weinig genrefilms gemaakt heeft. Waar het in genrefilms om draait is juist de combinatie van herkenbare elementen, clichés en genreconventies die je meteen het gevoel geven dat je met een oude vriend te maken hebt. Slashers of musicals zijn juist zo leuk, niet ondanks dat ze allemaal hetzelfde zijn, maar juist OMDAT ze allemaal hetzelfde zijn. Vergelijk het met een stamkroeg, dat is zo leuk omdat het allemaal zo herkenbaar en hetzelfde is iedere week. Omdat structuren en elementen in genrefilms altijd terugkeren, geven ze filmmakers een waanzinnig stevig fundament waar op gebouwd kan worden. Immers, als het fundament er al ligt, kun je al je energie steken in de rest van het gebouw, in plaats van de je iedere keer het wiel opnieuw moet uitvinden waar al zoveel tijd en energie in gaat zitten. Of om het kort te zeggen: tegenover ieder uniek en ‘origineel’ meesterwerk staan minstens vijf genremeesterwerken.

Dat ‘Super 8’ in alles een genrefilm is, wordt extra duidelijk gemaakt door de super 8 amateurfilm die er door de kinderen wordt opgenomen, een film die als film-in-een-film parallel loopt aan de hoofdfilm. Dat dit meer is dan slechts een achtergrond wordt al direct duidelijk aangezien het de titel van de film is en volgens mij heeft deze super 8 film twee duidelijke functies. Aan de ene kant wordt hiermee duidelijk gemaakt hoe ‘Super 8’ een genrefilm is zonder duidelijk genre: wat in de super 8 film van de kinderen namelijk begint als een duidelijk (sub)genre (de zombiefilm), daar wordt er zonder probleem overgeschakeld naar een compleet ander genre (de rampenfilm) als de hele situatie met de trein en de militairen zich ontwikkelt. Abrams maakt hiermee dus duidelijk dat zijn eigen film op dezelfde manier ook niet binnen een duidelijk paradigma valt en dat alle genrefilms onderling verbonden zijn: het is een grote soep of vijver waar je uit kunt vissen. ‘Super 8’ kent derhalve elementen uit zoveel verschillende genres (science fiction, horror, rampenfilm, actie, melodrama, coming of age) dat het moeilijk te zeggen is wat de overheersende hand heeft. Maar het is juist het punt van de film dat er geen overheersende hand hoeft te zijn en dat een film als ‘Super 8’ dus eerder een soort overkoepelende ode is aan het fenomeen genrefilm dan aan een specifiek genre.

De tweede functie die de film-in-de-film heeft, is om te verduidelijken dat ‘Super 8’ niet alleen een ode is aan genrefilms, maar ook een hommage is aan een specifiek moment in de filmgeschiedenis. Toen Spielberg namelijk in 1975 met ‘Jaws’ kwam en George Lucas in 1977 ‘Star Wars’ op de wereld losliet, had dat een nogal bepalende invloed op de ontwikkeling van de filmgeschiedenis: het fenomeen van de zomerblockbuster was geboren, een fenomeen wat tot vandaag de dag nog steeds dominant is en waarmee ‘Super 8’ dus feitelijk een hommage is aan zijn eigen ontstaansgeschiedenis. Niet alleen waren ‘Jaws’ en ‘Star Wars’ waanzinnige commerciële successen, maar de Spielberg film was ook de eerste film waar ooit reclame voor op TV gemaakt werd en de Lucas franchise introduceerde het fenomeen van filmmerchandise. Er werd hiermee dus een soort larger than life film gecreëerd die in de markt gezet werd als een soort must-see. Uiteraard bestonden dit soort films al langer (‘Gone with the Wind etc.), maar niet alleen werd het nu de dominante vorm van film maken, het was voor studio’s ook een economisch veiligere manier om hun centen te investeren, aangezien een op maat gemaakte must-see film veel meer kans op financieel succes had dan de riskante auteursfilms die de jaren ’70 domineerden. Dus na het floppen van ‘Heaven’s Gate’ en de daarmee gepaard gaande ondergang van United Artists, werd de zomerblockbuster het format voor de toekomst. In plaats van (bij wijze van spreken) tien films van 10 miljoen, werd nu een film van 100 miljoen gemaakt omdat, als zo’n megafilm eenmaal een succes was, de opbrengst vele malen groter was dan tien kleine films samen ooit konden opbrengen.

Echter, om het financieel succes van zo’n megafilm te garanderen, moest een dergelijke film uiteraard wel een zo groot mogelijk publiek aanspreken en daarom kwamen zowel Spielberg als Lucas met min of meer dezelfde oplossing: het opwaarderen van B-films. Voor ‘Jaws’ en ‘Star Wars’ waren de grootste budgetten van films vrijwel altijd voor prestigieuze films en moesten de meeste genrefilms zien rond te komen met het budget van een B-film. Uitzonderingen zijn er natuurlijk altijd, maar zelfs Hitchcock kreeg voor zijn niet-respectabele ‘Psycho’ gewoon een ‘nee’ te horen van Paramount en moest die film uit eigen zak financieren als een soort veredelde B-film. Genrefilms waren economisch vreselijk belangrijk voor Hollywood, maar werden tegelijkertijd wel vrijwel altijd gedegradeerd tot het B-film rijk – prestigieuze genres als Westerns en musicals daargelaten uiteraard. Maar de minder respectabele genres, zoals science fiction en horror waren vrijwel altijd een low budget affaire, tot halverwege de jaren ’70 dus. Want ineens bleek dat zelfs deze genres met hoge production values, sterren en een degelijk scenario (exact de dingen waar Charles Kaznyk de hele tijd om zeurt voor zijn super 8 filmpje) omgetoverd konden worden tot respectabel en zelfs economisch waanzinnig succesvol entertainment. En geef dit alles nog een lichtelijk kunstzinnige touch en je hebt de ideale blockbuster: wat is ‘Star Wars’ immers behalve een hommage aan goedkope serials en de samoeraifilms van Kurosawa?

Deze ontwikkeling heeft echter een groot nadeel gehad en dat is wat filmtheoretici meestal de terugkeer van de ‘Cinema of Attractions’ noemen. Hiermee wordt verwezen naar de absolute beginperiode van film, toen verhaal en personages nog niet hun intrede hadden gedaan en het ook niet gemist werd omdat mensen al zo onder de indruk waren van het fenomeen van bewegend beeld. Deze nadruk op spektakel is, zo gaat de gedachtegang meestal, ten koste gegaan van de nadruk op personages en hun emoties. Met andere woorden: de Hollywood film is van een scenario en mens-gedreven film overgegaan in een spektakel en special effects gedreven film, waarmee alle vooruitgang die in de loop van de geschiedenis geboekt is inzake narrativiteit min of meer verloren is gegaan – we zijn nu meer terug bij af zeg maar. Nu zit er zeker meer dan een kern van waarheid in deze gedachtegang, hoewel de ‘cinema of attractions’ meer dan zijn bestaansrecht heeft, iets wat enkel door een meesterwerk als de derde ‘Transformers’ wordt bevestigd – het is gewoon een andere manier van aanpak dan, laten we zeggen, ‘Casablanca’.

Om nu naar ‘Super 8’ terug te keren, lijkt het me duidelijk dat de film een rechtstreekse reactie is op de gedachte dat spektakelgedreven films per definitie moeten inleveren op narratief vlak en geen emotionele inhoud kunnen hebben. Want een film als ‘Super 8’ draait juist vreselijk slim (en dapper) de zaken om: het lijkt in eerste instantie een spektakelgedreven film te zijn, maar is in werkelijkheid puur een karaktergedreven film. Mensen die de film gaan kijken vanwege de actie en spektakel, komen namelijk bedrogen uit: op wat verdwaalde actie na, is het grotendeels afwezig (hoewel de actiescènes die er zijn fantastisch zijn). Geen lange achtervolgingen of compleet verwoeste steden voor Abrams en Spielberg, maar juist een sterke nadruk op persoonlijke relaties. En dan niet van het idiote bakvis geneuzel waar je in ‘Harry Potter’ iedere keer mee wordt lastig gevallen, maar oprechte en eerlijke gevoelens van waanzinnig geschreven personages. Abrams gebruikt het conflict enkel als katalysator om daarmee een situatie te creëren waarin mensen onder de invloed van een crisis gedwongen zijn om hun emoties onder ogen te komen en dichter naar elkaar toe kunnen groeien. De situatie is daarmee in principe volledig inwisselbaar en had ook net zo goed een brandende wolkenkrabber of een zondvloed kunnen zijn, waarmee de genreloosheid van deze ultieme genrefilm extra versterkt wordt. Sterker nog, uiteindelijk is er helemaal niet eens sprake van een dreiging die met kracht en geweld overwonnen moet worden: het draait allemaal om een lieflijke Roswell alien die niets anders wil dan in een soort grote Tiffany lamp terug naar huis vliegen. Het was voor Spielberg in 1977 al gewaagd om vredelievende buitenaardse wezens te gebruiken, maar voor Abrams anno 2011 is het bijna nog dapperder, aangezien tegenwoordig vrijwel iedere film draait om ellende, horror en verwoesting. Dat het einde in eerste instantie wellicht aanvoelt als een anticlimax is niet meer dan logisch, aangezien ‘Super 8’ uiteindelijk een hele andere film is dan de film je aanvankelijk doet geloven.

Labels: ,