vrijdag, februari 08, 2008

Point Blank *****

Regie: John Boorman (1967)

Deze film is een clash van stijlen, een onzalig huwelijk tussen de Amerikaanse genrefilm en de Europese artfilm, zonder dat het onevenwichtig of geforceerd aanvoelt: het is een harmonieus samenzijn. De film wordt vaak geduid als een neo-noir, waardoor de compositorische nadruk op verticale en horizontale lijnen direct verklaard is; Paul Schrader haalt in zijn invloedrijke ‘Notes on film noir’ essay deze ‘preference for vertical lines or horizontal ones’ reeds aan en deze stilistische voorkeur geeft de verstikkende en slechte invloed die de grote stad op de protagonisten heeft weer – veel film noirs benadrukken hiermee niet alleen dat de personages gevangen zitten, maar ook expliciet dat ze gevangen zitten in de stad, aangezien de horizontale en verticale lijnen typisch zijn voor het stedelijke milieu, de natuur kent zulke strakke lijnen niet. In ‘Point Blank’ heeft deze nadruk op lijnen naar mijn mening nog een andere functie en dat is een soort visuele metafoor voor het personage van Lee Marvin, dat rechtlijnig, strak en direct op zijn doel afgaat. Als we de soms bijna abstracte en koude composities zien als metafoor voor het personage van Marvin, dan kan het kleurgebruik symbool staan voor de warmte die het personage van Angie Dickinson naar de film brengt. Het is bekend dat regisseur Boorman voor deze film bestaande locaties en decors in een bepaalde kleur liet verven, een manier van werken die sterk doet denken aan de Antonioni van ‘Red Desert’, waarin kleuren ook gebruikt worden op een wijze zoals een Expressionistische schilder zijn kleur gebruikt. De strakke composities worden middels dit expressieve kleurgebruik (dat vaak ook aan Minnelli doet denken) leven ingeblazen, hoewel ze soms ook de abstractheid van het beeld enkel versterken: als Marvin in een garage loopt zijn het de geel geschilderde zuilen bijvoorbeeld die de compositie zijn abstracte schwung geven. De geest van Alain Resnais waart ook zeker door de film, vooral dankzij het soms verbrijzelen van filmische tijd en ruimte en de wijze waarop herinnering/werkelijkheid/fantasie door elkaar heen lopen. Het is regelmatig geopperd dat de gehele film een grote fantasie van Walker is en dat hij dus aan het begin van de film wel gestorven is (net zoals bijvoorbeeld in Hitchcock’s ‘Vertigo’), waarmee zeker het soms verknipte en instabiele karakter van de film verklaard zou worden. Hoe het ook zij, de film leunt met deze ambiguïteit zonder meer stevig op de strategieën van de artfilm, terwijl het ook werkt als straightforward genrefilm. Een meesterwerk.

Labels: ,