zaterdag, februari 25, 2006

Stephen Dwoskin

Stephen Dwoskin was op het afgelopen Filmfestival Rotterdam filmmaker in focus, maar ironisch genoeg heb ik toen geen film van hem gezien. Daarom maar nu op DVD.

Take Me (1969; 28 min.). De film is geschoten in groezelig zwart-wit en we zien een vrouw voor een camera zo eens het beeld in en uitlopen. Toen vreesde ik even: oh nee, we gaan toch niet een half uur naar een wandelende griet kijken. Maar heel langzaam, maar heel zeker begon deze film me ontzettend te grijpen, waarbij de invloed van ‘Anamnesis’ van onze eigen Frans Zwartjes heel duidelijk aanwezig is. Na een poos gaan de kleertjes uit en zien we steeds meer verf op het lichaam verschijnen, iets wat duidelijk afkomstig is uit de happenings van deze tijd. Dwoskin wordt vaak vergeleken met een entomoloog en dat is vrij logisch, want waar een entomoloog insecten onder de loep neemt, daar doet Dwoskin hetzelfde met het menselijk lichaam. De camera zit dicht op de huid van de vrouw en examineert ieder plekje van haar lichaam. Hoewel dit soort films ontzettend gemakkelijk abstract worden (zet een camera maar zo dicht mogelijk op iemand lichaam en je hebt geen idee meer op welk gedeelte van het lichaam je je bevindt), maar Dwoskin weet dit te voorkomen; natuurlijk zitten er redelijk wat abstracte shots in, maar het leeuwendeel van de film zie je duidelijk bij welk deel van het lichaam we zitten. Het is dan ook een fascinerende dissectie van het menselijk lichaam. De soundtrack is perfect, van de hand van Ron Geesin (die mensen kunnen kennen van zijn samenwerking met Pink Floyd op ‘Atom Heart Mother’): een zacht neuriënde vrouw met dissonante feedback eronder, wat het geheel de juiste dromerige kwaliteit geeft. Experimenteel ongezinde mensen zullen denken: wat ligt dat wijf daar raar te kronkelen op de vloer met wat verf op haar lijf. Mensen die avant-garde film een warm hart toedragen zullen onherroepelijk door deze film gegrepen worden. Deze film gaat een bespottelijk directe relatie met de kijker aan, een relatie die louter in avant-garde cinema zo direct kan worden. Het is enkel een vrouw, een camera en de kijker die als voyeur deelgenoot wordt aan dit spectaculaire schouwspel.

Dirty (1971; 12 min.). Twee vrouwen drinken eerst wat uit een champagnefles en beginnen vervolgens wat met elkaar te vrijen. Het geheel is gefilmd in zwaar gemanipuleerde grijstonen en speelt heftig met slowmotions en freezeframes. Een shot leek mij een directe ode aan het befaamde shot van het begin van ‘Hiroshima mon Amour’, hier mooi gebruikt. De muziek van de befaamde componist Gavin Bryars bestaat geheel uit laag, rommelend, onweersachtig gedreun. Net voor het moment dat het pornografisch dreigt te worden als de camera praktisch op de venusheuvel staat en de hand van de ene vrouw er overheen wrijft, vindt Dwoskin het welletjes geweest en eindigt de film. Zeer intrigerend.

Girl (1975; 28 min.). Een statisch shot van een naakte vrouw die op een rood tapijt wat ongewennig met haar voetjes staat te schuifelen. En dat 28 minuten lang (oké, er zijn twee zooms). Ik ben bereid om overal wat in te zien, maar ik heb geen idee wat hier nu de bedoeling van was.

Dad (2003; 14 min.). Deze film is niet zozeer een ode aan Dwoskin’s eigen vader (hoewel de film wel aan hem is opgedragen), maar veeleer een ode aan het idee van vaderschap in zijn algemeenheid. Ook hier weer een extreem spel met close-ups, freezeframes en slowmotion, resulterend in een zeer ontroerend, bijna elegisch, werkstukje. De muziek (geen idee van wie) was werkelijk prachtig en paste perfect bij het geheel. Een sterk staaltje emotioneel betrokken avant-garde cinema. Ik moest bijna een traantje wegpinken in ieder geval.

Grandpère’pear (2003; 5 min.). Geen idee wat dit zeggen wilde, maar het was in ieder geval leuk gefilmd weer, met mooie muziek.

Dear Frances (im memoriam) (2003; 18 min.). Zoals de titel al aangeeft is dit een memoriaal voor een zekere Frances in een soort van visuele dagboekvorm. Mooi.

Labels: ,