maandag, juni 18, 2007

Mon Oncle ****1/2

Regie: Jacques Tati (1958)

Jacques Tati mag gerust een anomalie binnen de Franse cinema genoemd worden. Een oeuvre van slechts een handjevol films en toch een gigantische kritische reputatie. Films die bijzonder radicaal en experimenteel zijn en toch groot succes hadden bij het grote publiek. Een man ook die nooit bij een stroming of groep gehoord heeft maar altijd zijn eigen gang ging; hij had niets weg van het poëtisch realisme van de jaren ’30, het humanisme van Jean Renoir, de befaamde Nouvelle Vague (Godard, Truffaut et al) of zelfs de literaire films waartegen de Nouvelle Vague regisseurs zich zo nadrukkelijk verzetten. Hij deed zijn ding en deed dat op onnavolgbare wijze met een bijzondere vorm van visuele humor die redelijk uniek te noemen is – David Lynch claimt Tati nog steeds in al zijn films te quoten.

Zijn films zijn in essentie plotloos; het zijn series van korte schetsen die losjes bijeengehouden worden door een thematische rode lijn. Tati toont ons dat er humor en schoonheid zit in de dagelijkse momenten van het leven. Hij observeert en becommentarieert de wereld waarin hij leeft met humor. ‘Mon Oncle’ is in wezen een soort generale repetitie voor wat zijn absolute meesterwerk zou worden, ‘Play Time’ (1967): veel van de experimenten van deze film zouden in die film namelijk tot hun logische eindpunt geduwd worden en bovendien is de positie van de mens in de moderne consumptiemaatschappij ook het grote thema van ‘Play Time’. Vroeg in de film visualiseert Tati het thema van ‘Mon Oncle’ met een shot waarin de afgebrokkelde muur en woeste plantengroei op de voorgrond in schril contrast staat met de hoge nieuwbouw die op de achtergrond te zien is. Op de voorgrond ouderwetse chaos, op de achtergrond nieuwerwetse precisie. Want chaos lijkt Tati gelijk te stellen aan gezelligheid en opgeruimdheid met ongezelligheid. De chaotische bohémienwereld waarin Monsieur Hulot leeft wordt gepresenteerd als gezellig en knus, een wereld waarin mensen nog echt durven te leven en deze wereld staat in schril contrast met de zakelijke wereld van zijn zwager en zus, een wereld waarin een school nog enkel te herkennen is aan het woord ‘Ecole’ op de gevel (het had net zo goed een fabriekshal kunnen zijn) en het enkel gaat om uiterlijk vertoon en de nieuwste snufjes. Deze gemoderniseerde wereld zou op zich nog kunnen werken als het een hermetisch gesloten wereld zou zijn – het gaat altijd pas mis op het moment dat deze kille en afstandelijke wereld geïnfiltreerd wordt door de chaotische oude wereld, in de vorm van het personage van Hulot en het zoontje. Kinderen lijken in de wereld van Tati sowieso de enige onschuldige figuren, de enigen gevrijwaard van de ellende van de wereld, hij presenteert het kinderdom als onschuldig en leuk. Het lijkt me in dit opzicht ook niet toevallig dat de titel van de film gezien is vanuit het perspectief van het kind, ondanks dat het kind verder een bijzonder kleine rol heeft. De kinderen zijn nog niet bedorven door de moderne maatschappij, lijkt Tati ons als boodschap te willen meegeven.

De slechte invloed van de moderne maatschappij op de mens en de daarmee gepaard gaande vervreemding en kilheid plaatst Tati midden in de traditie van de klassieke artcinema van de jaren ’50 en ’60. Want hoewel niet veel mensen hem direct zouden associëren met regisseurs als Ingmar Bergman, Michelangelo Antonioni of Federico Fellini, vermoedelijk vanwege Tati’s humor en relatieve toegankelijkheid, hoort hij daar wel degelijk in dat gezelschap thuis. Want er zit zonder meer een serieuze, maatschappijkritische kant aan Tati’s humoristische observaties van de moderne samenleving. Dat hij dit ook nog eens doet in een hoogst persoonlijke stijl maakt hem een auteur in de meest klassieke zin van het woord.

Een van de grootste vernieuwingen van Tati is wat we de bevrijding van het beeld kunnen noemen. Close-ups zijn bijzonder schaars in zijn films, Tati gaat vrijwel altijd voor de long en medium shots. Binnen het kader laat hij dan allerlei figuren afzonderlijk van elkaar bewegen, waardoor je als kijker constant het gehele scherm moet scannen met je ogen, want Tati is in staat om de belangrijkste actie in de hoeken van het scherm te plaatsen. Dit gaat dwars in tegen de klassieke stijl zoals we die uit Hollywood gewend zijn, waarin allereerst de belangrijke gebeurtenissen zich in het midden van het scherm bevinden en je als kijker middels montage gedwongen wordt om je aandacht op een specifiek aspect te vestigen. De standaard strategie is ongeveer als volgt: eerst een establishing shot, waardoor je als kijker weet wat de situatie van de scène is, waarna de rest van de scène zich ontvouwt in medium shots of close-ups die de kijker dwingen om de aandacht op een bepaald facet binnen de scène te richten. Doordat Tati meerdere dingen van een afstand toont, is de kijker vrij om te kijken waar hij wil, wat een democratisering van het klassieke beeld betekent omdat de aandacht van de kijker niet gedwongen wordt richting een bepaald aspect binnen het beeld.

Helemaal zonder manipulatie is Tati natuurlijk ook niet, maar deze manipulatie is meestal niet visueel (middels een cut), maar middels geluid. Tati is een bijzonder dankbare bron voor een studie naar apart gebruik van geluid in film, een gebied dat relatief gezien nog erg onontgonnen is. Waar in vrijwel alle films de geluidsband een louter ondersteunende rol speelt, neemt die bij Tati een bijna zelfstandige rol in. Want als Tati de aandacht van de kijker al probeert te sturen is het meestal middels geluid, bijvoorbeeld: een vrouw die lacht waardoor automatisch de aandacht van de kijker naar die persoon binnen het kader gaat, terwijl die persoon verder op geen enkele wijze op een visuele manier benadrukt wordt. Soms onthoudt hij de kijker de bron van het geluid waardoor nieuwsgierigheid ontstaat, bijvoorbeeld de running gag met het vogeltje wat tjilpt als Hulot een raam openzet. Op andere momenten wordt geluid een bijna zelfstandig fenomeen, zoals bijvoorbeeld het moment dat Hulot in de fabriek aan het werk gaat en het geluid van het blazende stoom een soort ritmische ademhaling wordt waardoor Hulot in slaap valt en het hele fabrieksproces in de soep loopt. Hoe Tati geluid ook gebruikt, het is nooit standaard en zonder dat veel mensen het in de gaten hebben haalt hij er allerlei vrij radicale experimenten mee uit. Probeer een Tati film eens zonder geluid te kijken en zie hoe weinig er van de film overblijft.

Ook na de tweede kijkbeurt van deze film kan ‘Mon Oncle’ niet in de schaduw staan van ‘Play Time’ wat mij betreft, maar zo gek is dat niet - ‘Play Time’ is een van de grootste kunstwerken van de 20e eeuw. Een bijzonder geslaagde en intrigerende film is ‘Mon Oncle’ echter zonder meer, een perfecte introductie ook voor mensen die Tati niet kennen.

Labels: