maandag, juni 11, 2007

The Night of the Hunter *****

Regie: Charles Laughton (1955)

Ongeveer een jaar geleden zag ik deze film voor het eerst maar een DVD’tje kijken op een zonnige woensdagmiddag is toch van een geheel andere orde dan dit meesterwerk in prachtig gerestaureerde print op groot doek zien. Want destijds vond ik het een bijzonder krachtige film, maar ook niet direct meer dan dat. Nu had ik vanaf de eerste minuut dat speciale gevoel dat alleen de allergrootste kunstwerken bij me kunnen oproepen. De film is een modern sprookje en hoewel sprookjes vaak een nogal duistere ondertoon hebben is die ondertoon hier inkt en inktzwart – de film is net zo cynisch als de personages die Laughton zo goed kon spelen. Contrast en tegenstrijdige emoties die constant naast elkaar op het scherm te zien zijn, dicteren de toon van deze film; het is tegelijkertijd realistisch als volkomen onrealistisch, een soort van tekenfilmrealisme. Kijk enkel naar de wijze waarop Laughton bijzonder realistisch, documentaireachtig in beeld gebrachte decors (zoals de gevangenissequenties) vermengt met overduidelijk artificiële decors – het meest duidelijk te zien in de scènes waarin de kinderen ontsnappen. Een mooiere manier om de harde realiteit van de volwassen wereld te contrasteren met de verzonnen en gedroomde onschuldige kinderwereld in beeld te brengen is er nauwelijks denkbaar; het thema van de kinderlijke onschuld in een verharde en verkilde maatschappij is zelden zo mooi en met zoveel affectie weergegeven. Laughton is niet bepaald Disney en in de wereld van ‘The Night of the Hunter’ krijgen kinderen niet meer de kans om in een hermetisch gesloten droomwereld op te kunnen groeien – ze worden direct blootgesteld aan de smerige wereld. En de manier waarop Laugthon samen met Stanley Cortez werkt met schaduwen en composities om een heerlijk onstabiele wereld te creëren is meer film noir dan de meeste film noirs – dit is nachtmerrie en fijne droom ineen. Want net zoals regen en zonneschijn tegelijkertijd een mooie regenboog als resultaat hebben, leveren de tegenstrijdige elementen in deze film een volstrekt hypnotiserende film op, een hypnose die je pas echt in de bioscoop kunt ondergaan.

Shelly Winters is werkelijk perfect gecast als naïef gansje, de rol lijkt haar op het lijf geschreven, terwijl ook Lilian Gish een bijzonder sterke rol neerzet. Maar het draait natuurlijk allemaal om Robert Mitchum. Toen ik de film vorig jaar zag had ik hem in slechts enkele rollen gezien en kon ik niet zoveel met zijn screen persona, maar sindsdien ben ik intens van hem gaan houden. De wijze waarop hij non-acteert en enkel met een sigaret in zijn mond aanwezig is in veel film noirs is een nogal andere benadering dan hij hier tentoonspreidt – de meest curieuze mengeling van overacting en simpelweg angstaanjagende aanwezigheid. Dat een man van zijn status het aandurft om zo’n rol te spelen is opmerkelijk, want zijn vrouwenhatende en kinderen mishandelende predikant is een van de meest verachtelijke personages ooit in de Amerikaanse film. Het is niet echt verwonderlijk dat deze film destijds volstrekt flopte waarmee het meteen de eerste en laatste regiepoging van Charles Laughton werd; de film is zo volstrekt uniek en zo intern tegenstrijdig dat zelfs vandaag de dag veel mensen niet weten wat ze ermee aan moeten – er is zo goed als geen vergelijkingsmateriaal voor deze film, geen context waarin we het plaatsen kunnen. Er zijn inmiddels gelukkig redelijk wat mensen die ‘The Night of the Hunter’ de beste Amerikaanse film aller tijden noemen. Dat soort accolades zijn altijd moeilijk te toetsen, maar dat het een onnavolgbaar meesterwerk is staat voor mij inmiddels als een paal boven water.