donderdag, januari 18, 2007

Who’s That Knocking at my Door ***1/2

Regie: Martin Scorsese (1968)

De debuutfilm van Martin Scorsese zou je een blauwdruk kunnen noemen van zijn complete oeuvre, want in deze film zijn de invloeden overduidelijk zichtbaar, maar toch is het ook duidelijk een Scorsese film. Het is eigenlijk gewoon Scorsese die Godard probeert te imiteren, maar toch had hij hier al voldoende eigen smoel om er zijn eigen ding van te maken en dit zou hij zijn hele carrière doen: allerlei verschillende invloeden filteren en zichtbaar maken vervormd door zijn eigen spiegels. Helaas voelt de film enigszins aan als iets te geforceerd: Scorsese wil iets té veel laten zien, de stijl is iets té nadrukkelijk aanwezig, hij is hier iets té veel die gepassioneerde filmstudent die de wereld wil laten zien wat ie kan. Maar dat maakt eigenlijk ook weer niet uit omdat de man zo’n natuurtalent is; de manier waarop hij iets in beeld brengt voelt altijd zo volledig natuurlijk aan, zo filmisch bovenal. Neem nu de scène in het begin waarin Keitel met het grietje over de Westerns praat (op zich is de hele scène Scorsese’s kritiek op de traditionele critici die de Western een minderwaardig genre vonden, een moment dat extra resonantie krijgt als je bekend bent met de geschiedenis van de Amerikaanse filmkritiek): eerst filmt hij het grootste gedeelte in een lange take waarbij de camera langzaam van de ene persoon naar de andere beweegt, om vervolgens het einde van de scène ineens vanuit allerlei verschillende kunstzinnige standpunten te laten zien. Het zijn allerlei verschillende invloeden (Italiaans Neorealisme, Franse Nouvelle Vague, Klassiek Hollywood) binnen een scène, verschillende invloeden op Scorsese, hier teruggebracht in een scène.

Twee andere typische Scorsese elementen zijn hier ook al op zijn plaats: het milieu en muziek. De film is gesitueerd in New York met Italiaans-Amerikaanse mensen, lichtelijk crimineel en worstelend met hun geloof, exact het milieu dus waarin Scorsese opgegroeid is. Ook het gebruik van popmuziek is hier al meteen aanwezig, iets wat niet meer zou verdwijnen uit zijn films (op een enkele uitzondering na) en de wijze waarop hij geluid en beeld soms laat versmelten verraden ook al zijn immense talent. Neem nu die fenomenale vrijscène met ‘The End’ van The Doors: het is een prachtig huwelijk van beeld en geluid, maar het is ook allemaal iets té, vooral omdat het niet direct een functie in het verhaal heeft, het lijkt er enkel inzitten als uitlaatklep voor de vele ideeën van Scorsese. Een film als deze doet je dan ook beseffen hoe prachtig uitgebalanceerd zijn latere films zouden zijn, omdat hij daar al zijn geniale visuele invallen inpast in het verhaal en ze dus een functie hebben. Hier is het soms nog experimenteren voor het experimenteren.

Nee, de film haalt het niet bij ‘A Bout de Souffle’, wat wel Scorsese’s voornaamste inspiratiebron en doel leek, maar dat is ook geen ramp aangezien er vermoedelijk niet vijf debuutfilms op te noemen zijn die even briljant en invloedrijk zijn als die van Godard. Maar ‘Who’s That Knocking at my Door’ is een direct herkenbaar, zelfverzekerd en uiterst gedreven werk van een van de grootste talenten die de Amerikaanse filmindustrie ooit heeft voortgebracht en voor auteurminded kijkers is dit verplichte kost.

Labels: